ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7583
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig procederen zonder procesvolmacht in civiele rechtszaak
In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2011, hebben eisers, [eiser 1] en de besloten vennootschap [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, mr. P.W. Tubbergen, wegens onrechtmatig handelen. De kern van de zaak draait om de vraag of gedaagde zonder geldige procesvolmacht heeft geprocedeerd namens CPSC, hetgeen door eisers wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het ontbreken van een procesvolmacht bij eisers ligt. Tijdens de procedure zijn verschillende stukken en correspondentie overgelegd, waaronder e-mails en processtukken, die de stellingen van beide partijen ondersteunen.
Eisers hebben gesteld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de CPSC procedures te voeren zonder deugdelijke volmacht, en dat deze procedures kansloos waren. Gedaagde heeft dit betwist en aangevoerd dat hij handelde in het belang van zijn cliënt. De rechtbank oordeelt dat, hoewel een advocaat in beginsel de belangen van zijn cliënt behartigt, hij zich moet vergewissen van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van eisers dat de procedures kansloos waren, niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft ook overwogen dat het enkele feit dat CPSC in het ongelijk is gesteld, niet betekent dat de procedures kansloos waren.
De rechtbank heeft eisers toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat gedaagde zonder geldige volmacht heeft gehandeld. De beslissing over de vordering is aangehouden tot na de bewijslevering. De rechtbank heeft verder bepaald dat, indien eisers getuigen willen voorbrengen, dit zal plaatsvinden in het gebouw van de rechtbank voor de rechter mr. Hofmeijer-Rutten. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 april 2011.