vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 364289 / HA ZA 10-3010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL WEB LOGISTICS (EUROPE) B.V.,
gevestigd te Hoogvliet, Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. Wilke,
de besloten vennootschap naar Belgisch recht
BUCO IMPORT BVBA,
gevestigd te Hove, België,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.W. Vermunt.
Partijen zullen hierna RWL en Buco genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 januari 2011
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties
- het proces-verbaal van comparitie van 6 april 2011.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op heden, omdat de rechtbank niet is gebleken dat partijen een regeling hebben getroffen.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de producties waarop beroep is gedaan, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1. RWL is een expediteur in de zin van artikel 8:60 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Buco is een importeur van goederen uit het Verre Oosten. RWL heeft expeditiewerkzaamheden verricht ten behoeve van Buco.
2.2. Op 12 december 2008 heeft RWL een offerte gestuurd aan Buco. Deze offerte had betrekking op het doen vervoeren van goederen van Shanghai naar Rotterdam. Deze offerte is door Buco geaccepteerd. RWL heeft de expeditiewerkzaamheden waarop deze offerte zag uitgevoerd.
2.3. RWL heeft op 4 februari 2009 een e-mail aan Buco verzonden. Deze e-mail is door Buco ontvangen. Bij ‘subject’ van deze e-mail staat vermeld ‘aanvullende informatie, kosten indicatie imports’. In deze e-mail biedt RWL haar diensten aan als expediteur op het gebied van import uit het Verre Oosten, douaneafhandeling in Nederland, in-, op- en uitslag in Nederland en leveringen in de Benelux. In de e-mail staat verder onder ander het volgende.
Ondanks onze goede en plezierige samenwerking in de afgelopen jaren lijkt het ons verstandig ons nogmaals aan u voor te stellen, en u een duidelijk beeld te verschaffen waar Royal Web Logistics en de Royal Logistics Group voor staan en wat wij u op logistiek gebied kunnen bieden.
Import vanuit Verre Oosten (China/Hongkong/Taiwan)
(…)
Containers verscheept via onze eigen diensten:
Vanaf aankomst Rotterdam tot en met FOT magazijn RWLE indiceren wij Eur. 755 per 40 ft. Per 20ft Eur.655.
Containers verscheept via derden, zijnde niet via onze eigen diensten:
Vanaf aankomst Rotterdam tot en met FOT magazijn RWLE indiceren wij Eur. 815 per 40 ft. Per 20 ft Eur.715.
(…)
De gebruikelijk lokale kosten te Rotterdam zijn inbegrepen in onze tarieven, met uitzondering van: extra kosten wegens instructie van autoriteiten, scankosten, demurrage en /of detention, borgstelling, interventies door agenturen wegens verschepingen die niet via onze eigen dienst verlopen, stijging van brandstoffen etc.
De door ons gebruikte magazijnen zijn modern (bouwjaar 2004) en zijn uitgerust met hedendaagse hulpmiddelen voor adequate goederenbehandeling.
Inrij- en palletstellingen zijn beschikbaar, er is voldoende ruimte voor zgn. bulkopslag en activiteiten als inslagcontrole, orderpicking, her- en ompakken behoren tot de dagelijkse praktijk.
(…)
Onze huidige kostenstructuur voor inslag, opslag en uitslag is klantspecifiek ontworpen, speciaal voor Buco Import bvba, waarbij duidelijkheid, redelijkheid en transparantie sleutelwoorden zijn.
De kenmerken van onze Buco Import bvba vriendelijke kostenstructuur zijn namelijk:
-opslagkosten per colli: geen kosten voor u zgn halve pallets of minder, geen extra m2 en dergelijke dwaalsporen. Eenvoudig controleerbaar, geen discussie over hoeveelheden pallets in opslag etc. Kortom: duidelijkheid.
-peildatum voor opslag: iedere zondag. Consequentie: bij uitslag in eenzelfde week geen opslagkosten! Kortom redelijkheid.
-voorraadbeheer en rapportage: wekelijks per doos per product/artikel. Kortom: transparant.
-inslag/uitslag: inslag van goederen en het laden daarvan Free On Truck zijn inbegrepen in de kosten bij inslag. Kortom: klantvriendelijk!
Zijn extra dienstem hierop noodzakelijk? Slechts dan worden aanvullende kosten door ons in rekening gebracht!
Kostenindicatie Bewaarloon:
Eur. 0,89 per m3 per week, te berekenen en te herleiden per colli, peildag ’s zondags
Kostenindicatie voorraadbeheer:
Inbegrepen in onze dienstverlening
Kostenindicatie Inslag/Uitslag:
Voor FCL/Containers zie onderdeel “Containers af kaai halen”, de kosten zijn daar reeds inbegrepen.
Kostenindicatie van diensten en extra diensten:
(…)
Op basis van onze faciliteiten, software en werkwijze is het voor ons mogelijk iedere opdracht welke wij dagelijks voor 12.00 uur ontvangen, klaar te stomen voor levering de volgende werkdag tussen 08.00 en 17.00 uur in de gehele Benelux tegen standaard tarieven.
(…)
En… Zoals u in het verleden heeft ervaren met ons, in overleg is veel mogelijk, dus indien er orders zijn die later beschikbaar zijn gekomen voor uitlevering of die speciale aandacht nodig hebben, vraag ons beslist naar de mogelijkheden.
(…)
De wens (doelstelling) van Royal Web Logistics als uw logistieke partner
Gebaseerd op onze uitstekende relatie ingegeven door wederzijds vertrouwen en toewijding, alsmede onze werkwijze en service is het onderbrengen van al uw logistieke activiteiten en voorraadbeheer bij Royal Web Logistics de juiste stap, teneinde optimaal te profiteren van kennis en kunde.
Te denken valt aan een exclusief partnership gebaseerd op de bereidheid tot investering en uitwisseling van informatie.
Wij zijn er klaar voor, Buco Import bvba ook?
Wij hopen dat bovenvermelde opstelling ons de gelegenheid geeft naar een uitbreiding van onze succesvolle samenwerking toe te kunnen werken.”
2.4. RWL heeft ook na februari 2009 expeditiewerkzaamheden voor Buco verricht. Ter zake van deze werkzaamheden heeft RWL vanaf september 2009 facturen aan Buco gezonden. Buco heeft een aantal van deze facturen betwist en onbetaald gelaten.
2.5. RWL heeft nadat Buco een aantal facturen niet had voldaan, geweigerd goederen van Buco uit te leveren zich daarbij beroepend op haar retentierecht. In juni 2010 heeft Buco een bedrag van € 6.075,03 betaald aan RWL, waarna RWL een deel van de goederen heeft vrijgegeven. In december 2010 heeft RWL nadat Buco ter zekerheid een bedrag van € 10.000,- had overgemaakt naar de derdengeldrekening (van de advocaat van RWL) de resterende goederen vrijgegeven.
3. De vordering in conventie
3.1. De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Buco te veroordelen om aan RWL te betalen een bedrag van € 7.820,08 vermeerderd met de wettelijke handelsrente en een bedrag van € 768,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Buco in de proceskosten waaronder de nakosten begrepen. RWL verzoekt tevens het te wijzen vonnis te waarmerken als een Europese Executoriale Titel (EET) als bedoeld in artikel 6 eerste lid van EG-verordening 805/2004 (hierna: EET-verordening).
3.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft RWL aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
a. De e-mail van 4 februari 2009 kwalificeert juridisch als een offerte. Buco heeft naar aanleiding van deze offerte medio 2009 telefonisch contact gezocht met RWL om haar als expediteur in te schakelen. RWL heeft deze opdracht telefonisch aanvaard en uitgevoerd. RWL heeft van Buco nooit een voorbehoud ontvangen met betrekking tot de in de offerte van 4 februari 2009 genoemde prijzen. Uit de offerte van 12 december 2008 en de offerte van 4 februari 2009 blijkt het bestaan van een expeditieovereenkomst tussen RWL en Buco.
b. Op de tussen RWL en Buco tot stand gekomen overeenkomst zijn de Nederlandse Expeditievoorwaarden (hierna: Fenex-condities) van toepassing. Onderaan de offerte van 12 december 2008 en onderaan de facturen van RWL staat dat de Fenex-condities van toepassing zijn. Buco heeft de offerte geaccepteerd en de facturen behouden en nimmer geprotesteerd tegen de vermelding van de Fenex-condities op de facturen. Hieruit blijkt dat Buco de toepasselijkheid van de Fenex-condities heeft aanvaard. Terhandstelling van de algemene voorwaarden was in dit geval niet vereist omdat Buco een Belgische onderneming is en omdat de Fenex-condities eenvoudig op internet zijn te vinden.
c. De door Buco onbetaald gelaten facturen hebben betrekking op vrachtkostenverhoging, opslagkosten, een foutrit, een weekendlevering en overige transportkosten. Deze kosten dienen voor rekening te komen van Buco. Met betrekking tot de opslagkosten heeft RWL gefactureerd conform de door Buco geaccepteerde offerte van 4 februari 2009. Voor zover er geen prijs is overeengekomen is Buco met betrekking tot de opslag een redelijk loon als bedoeld in artikel 7:405 BW verschuldigd.
4. Het verweer in conventie
4.1. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen van RWL, met veroordeling van RWL in de proceskosten. Buco heeft daartoe het volgende aangevoerd:
a. De e-mail van 4 februari 2009 kan niet worden gekwalificeerd als een offerte. De e-mail bevat niet meer dan een wervende omschrijving van de diensten die RWL aanbiedt. Buco heeft deze “offerte” dan ook niet aanvaard. Voor elke handeling vroeg Buco opnieuw een prijsopgave en gaf zij indien akkoord steeds expliciet opdracht aan RWL.
b. De Fenex-condities zijn niet overeengekomen tussen partijen. De Fenex-condities zijn daarnaast niet op voorhand verstrekt aan RWL. Buco is niet bekend met de inhoud van deze voorwaarden. Voorts zijn de Fenex-condities niet van toepassing, omdat RWL geen lid is van de Fenex. Indien de rechtbank van oordeel is dat de Fenex-condities wel van toepassing zijn, dan gelden zij alleen voor het vervoer van Azië naar Rotterdam en niet voor de opslag.
c. De factuur betreffende de vrachtprijsverhoging (factuur 210074) zou door RWL worden gecrediteerd omdat de goederen van Buco ten tijde van de vrachtkostenverhoging al aan boord waren en Buco geen mogelijkheid meer had om de opdracht in te trekken.
d. Buco is geen kosten voor opslag verschuldigd omdat partijen geen opslag zijn overeengekomen. Buco heeft geen opdracht gegeven voor opslag. Voor zover er wel opslag van goederen noodzakelijk was, waren de kosten hiervoor begrepen in de tussen partijen overeengekomen all-in prijs. Buco heeft tevens direct geprotesteerd tegen de in rekening gebrachte opslagkosten.
e. Buco is niet akkoord met factuur 291561 omdat deze factuur betrekking heeft op een door toedoen van RWL fout uitgevoerde rit. Buco had aan RWL opdracht gegeven om te leveren op 30 oktober 2009. In plaats daarvan leverde RWL op 29 oktober 2009 en trof een gesloten deur.
f. Factuur 291569 betreft een ten onrechte in het weekend uitgevoerde rit. Buco had aan RWL opdracht gegeven om te leveren op 4 december 2009. RWL leverde echter op 5 december 2009.
g. Factuur 210569 wordt betwist omdat deze factuur betrekking heeft op een foutieve levering; RWL heeft de verkeerde goederen geleverd.
h. Factuur 291570 wordt betwist omdat deze factuur ziet op kosten van een zending die Buco zelf heeft geleverd aan een klant.
4.2. Buco betwist de verschuldigdheid van factuur 210720 ad € 108,30 niet, maar wenst deze te verrekenen met haar vordering in reconventie.
4.3. Buco betwist tevens de door RWL gevorderde buitengerechtelijke kosten.
5. De vordering in reconventie
5.1. Buco vordert – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad RWL te veroordelen:
I. tot betaling aan Buco van de door Buco geleden schade als gevolg van het niet kunnen beschikken over haar handelsvoorraad, nader op te maken bij staat, blijkens de door Buco ter comparitie gegeven toelichting vooralsnog begroot op € 2.415,17 plus € 1.653,-;
II. tot betaling aan Buco van € 10.835,63 ter zake van schadevergoeding als gevolg van het ontbreken van goederen van Buco;
III. tot terugbetaling van € 129,94;
op het totaal toe te wijzen bedrag dient het bedrag van € 108,30 ter zake van factuur 210720 in mindering te worden gebracht en het totaal toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente, een en ander met veroordeling van RWL in de proceskosten.
5.2. Buco baseert haar vordering op de volgende stellingen.
a. RWL heeft ten onrechte een beroep gedaan op haar retentierecht. Buco heeft hierdoor schade geleden, omdat zij van 20 mei 2010 tot 10 december 2010 niet kon beschikken over haar handelsvoorraad.
b. Nadat de goederen op 10 december 2010 werden vrijgegeven bleken goederen ter waarde van € 10.835,63 te ontbreken.
c. Buco vordert terugbetaling van € 25,-, omdat zij de factuur met nummer 291572 ad € 25,- abusievelijk tweemaal heeft voldaan. Daarnaast heeft Buco de facturen met nummers 211131 en 211150 beide ad € 52,47 onder protest voldaan, omdat deze facturen opslagkosten betreffen. Buco vordert van RWL terugbetaling van voornoemde twee factuurbedragen.
6. Het verweer in reconventie
6.1. Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van de vorderingen van RWL, met veroordeling van Buco in de proceskosten. RWL heeft daartoe het volgende aangevoerd:
i. Indien Buco schade heeft geleden ten gevolge van het door RWL uitgeoefende retentierecht dan is dat aan Buco zelf te wijten, omdat zij niet voortvarend de facturen heeft betaald, dan wel niet tijdig financiële zekerheid heeft gesteld.
ii. RWL doet een beroep op artikel 11 lid 4 Fenex-condities, waarin is bepaald dat “de expediteur niet aansprakelijk is voor gederfde winst, gevolgschade en immateriële schade”.
iii. RWL heeft alle aan Buco toebehorende goederen afgegeven. De door Buco overgelegde lijst met ontbrekende goederen is niet actueel. Er staan goederen op waarvan Buco heeft bevestigd dat deze goederen niet langer ontbreken.
7. De beoordeling
in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid
7.1. Nu Buco is gevestigd in België, heeft deze zaak een internationaal karakter en dient allereerst de vraag beantwoord te worden of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
Reeds omdat Buco in de onderhavige procedure in conventie is verschenen en
de rechtsmacht van deze rechtbank niet heeft betwist, is deze rechtbank bevoegd op grond van een stilzwijgende forumkeuze ex artikel 24 EEX-Vo (Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (juncto (bijvoorbeeld) art. 109 of art. 110 Rv) kennis te nemen van de onderhavige door RWL tegen Buco in conventie ingestelde vorderingen. De internationale bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de door Buco in reconventie ingestelde vorderingen vloeit in ieder geval voort uit artikel 6 sub 3 EEX-Vo.
Toepasselijk recht
7.2. Partijen hebben ter comparitie verklaard dat zowel op de vordering in conventie als op de vordering in reconventie Nederlands recht van toepassing is zodat de rechtbank bij de beoordeling daarvan uit zal gaan.
7.3. Tijdens de comparitie is – op verzoek van partijen – bepaald dat eerst vonnis zal worden gewezen in conventie en dat de beslissing in reconventie vooralsnog wordt aangehouden. De rechtbank zal daarom nu eerst de vorderingen in conventie beoordelen.
7.4. RWL vordert betaling van in totaal zevenentwintig facturen ter zake van werkzaamheden die zij voor Buco zou hebben verricht. Buco betwist – behoudens factuur 210720 ad € 108,30 – dat zij die factuurbedragen is verschuldigd. De facturen en bijbehorende verweren hebben betrekking op vijf onderwerpen. De betreffende facturen zijn hierna per onderwerp gegroepeerd. De rechtbank zal de vordering en de verweren bespreken aan de hand van deze indeling.
Factuur met betrekking tot de vrachtprijsverhoging
210074 ad € 501,71
Facturen met betrekking tot de opslagkosten
210218 ad € 524,70
210293 ad € 518,76
210564 ad € 752,40
210572 ad € 930,60
210705 ad € 214,83
210706 ad € 340,56
210721 ad € 170,28
210828 ad € 170,28
210829 ad € 170,28
210876 ad € 170,28
210935 ad € 170,28
211097 ad € 52,47
211098 ad € 52,47
211175 ad € 104,94
211177 ad € 52,47
211201 ad € 52,47
211294 ad € 104,94
291810 ad € 552,42
291811 ad € 735,57
291812 ad € 715,77
Facturen met betrekking tot de transportkosten
210569 ad € 108,30
291570 ad € 275,-
Factuur met betrekking tot een foutrit
291561 ad € 85,-
Factuur met betrekking tot een weekendlevering
291569 ad € 210,-
Vrachtprijsverhoging
7.5. Factuur 210074 heeft betrekking op een door RWL bij Buco in rekening gebrachte vrachtprijsverhoging. RWL hanteerde op een bepaald vervoertraject aanvankelijk een prijs van $ 3262,- per 40 ft container. Dit tarief was volgens RWL geldig tot 14 januari 2010. Bij e-mail van 29 december 2009 heeft RWL aan Buco medegedeeld dat er een prijsverhoging (general rating increase) zou plaatsvinden. Bij e-mail van 21 januari 2010 heeft RWL aan Buco medegedeeld dat de definitieve prijsverhoging per 40ft container $ 600,- bedroeg.
7.6. De vrachtprijsverhoging dient volgens RWL voor rekening te komen van Buco nu in artikel 2 van de Fenex-condities het volgende is bepaald.
“Alle aangeboden en overeengekomen prijzen zijn gebaseerd op de tarieven, lonen, kosten van sociale maatregelen en/of wetten, vracht- en koersnoteringen, die gelden ten tijde van het aanbieden, respectievelijk het aangaan der overeenkomst. Bij wijziging van één of meer dezer factoren worden ook de aangeboden of overeengekomen prijzen dienovereenkomstig en tot het moment van wijziging met terugwerkende kracht gewijzigd. De expediteur dient de wijzigingen te kunnen aantonen.”
Daarnaast stelt RWL dat Buco had kunnen anticiperen op de vrachtprijsverhoging en ervoor had kunnen kiezen om een andere partij in te schakelen.
7.7. Nu RWL haar vordering baseert op de Fenex-condities, waarvan de toepasselijkheid door Buco wordt betwist, is de vraag allereerst of de Fenex-condities tussen partijen van toepassing zijn.
7.8. Tussen partijen staat vast dat er geen schriftelijke overeenkomst is gesloten tussen RWL en Buco met betrekking tot de door RWL te verrichten werkzaamheden. Niet gesteld of gebleken is dat de toepasselijkheid van de Fenex-condities op de door RWL te verrichten werkzaamheden bijzonderlijk is bedongen en aanvaard.
7.9. Uit de stelling van RWL dat alle opdrachten van Buco naar aanleiding van de door RWL als offerte beschouwde e-mail van 4 februari 2009 zijn verstrekt, leidt de rechtbank af dat de offerte van 12 december 2008 alleen zag op het vervoer van één zending goederen van Shanghai naar Rotterdam en losstaat van de volgens RWL door aanvaarding van de e-mail van 4 februari 2009 tot stand gekomen expeditieovereenkomst en de werkzaamheden waarvan in de onderhavige zaak betaling wordt gevorderd. De verwijzing naar de Fenex-condities onderaan de offerte van 12 december 2008 kan derhalve niet leiden tot toepasselijkheid van deze voorwaarden op een mogelijk later tot stand gekomen overeenkomst.
7.10. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de e-mail van 4 februari 2009 niet kwalificeert als aanbod in de zin van artikel 6:217 BW. Niet voldaan is aan het vereiste dat de e-mail de elementen bevat die voldoende bepaalbaar maken welke verbintenissen uit de tussen partijen te sluiten overeenkomst voortvloeien. Uit de tekst van de e-mail en de wijze van formuleren leidt de rechtbank af dat e-mail een uitnodiging is voor Buco om in onderhandeling te treden met RWL over een mogelijke samenwerking in algemene zin en niet is toegespitst op een bepaalde zending goederen of een bepaalde periode. RWL somt op welke diensten zij kan aanbieden en wat de mogelijkheden zijn. Dit betekent dat er door –
de RWL gestelde en door Buco betwiste – aanvaarding van de e-mail van 4 februari 2009 geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen op een ander moment overeenstemming hebben bereikt over hun samenwerking en dat daarmee een expeditieovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, moet het ervoor worden gehouden dat Buco voor iedere zending goederen afzonderlijk opdracht gaf aan RWL om expeditiewerkzaamheden te verrichten. Dit wordt ondersteund door de stelling van Buco dat zij voordat zij opdracht gaf aan RWL per e-mail een prijsopgave voor die specifieke zending vroeg aan RWL en dat Buco, indien zij akkoord ging met de prijs, zij opdracht gaf aan RWL om de goederen naar Nederland te vervoeren, in te klaren en binnen dertig dagen door te voeren naar België of naar de klant.
7.11. De vraag is derhalve of de toepasselijkheid van de Fenex-condities is overeengekomen op het de door Buco aan RWL verstrekte opdracht tot het verrichten van expeditiewerkzaamheden waarop de gevorderde vrachtprijsverhoging betrekking heeft. Een verwijzing naar algemene voorwaarden op facturen waartegen niet is geprotesteerd kan onder omstandigheden leiden tot toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden. In dit geval beroept RWL zich op facturen die betrekking hebben op de periode vanaf september 2009 (productie 12 van de zijde van Buco). Gezien het korte tijdsverloop tot aan het moment van de opdracht op of omstreeks 20 januari 2010, het gering aantal facturen dat voorafgaand daaraan is verzonden en het feit dat Buco deze facturen betwist, kan uit de verwijzing op deze facturen niet (zonder meer) de toepasselijkheid van de Fenex-condities op de opdracht tot het verrichten van (expeditie)werkzaamheden in januari 2010 worden afgeleid.
7.12. Nu ook geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat Fenex-condities van toepassing zijn, luidt de conclusie dat de voorwaarden niet van toepassing zijn op de werkzaamheden waarvoor RWL betaling van de vrachtprijsverhoging vordert. Voor zover RWL de vordering tot betaling van de vrachtprijsverhoging op de Fenex-condities heeft gebaseerd dient deze te worden afgewezen.
7.13. De rechtbank volgt RWL evenmin in de stelling dat de vrachtprijsverhoging voor rekening van Buco dient te komen omdat Buco ervoor had kunnen kiezen om met een andere partij in zee te gaan als zij de verhoging niet had willen betalen. Vast staat dat RWL Buco pas bij e-mail van 21 januari 2010 heeft ingelicht over de uiteindelijke verhoging en tevens dat de goederen al op 20 januari 2010 aan boord waren gegaan. Dat de verhoging al eerder was aangekondigd maakt dit niet anders nu RWL pas op 21 januari 2010 duidelijkheid heeft gegeven over het bedrag waarmee de prijs werd verhoogd.
De rechtbank zal de vordering tot betaling van het bedrag van € 501,71 (factuur 210074) derhalve te zijner tijd afwijzen.
Opslagkosten
7.14. Tussen partijen is komen vast te staan dat Buco nooit expliciet opdracht aan RWL heeft gegeven om goederen op te slaan. Echter, zo stelt RWL, de goederen moesten wel worden opgeslagen omdat Buco geen instructies gaf de goederen door te voeren. De rechtbank begrijpt het standpunt van RWL zo, dat Buco de gevorderde opslagkosten verschuldigd is, omdat RWL die kosten in de e-mail van 4 februari 2009 heeft geoffreerd en Buco de ontvangst van die e-mail heeft bevestigd in haar brief van 2 maart 2010. In die brief schrijft Buco volgens RWL dat zij kosten voor opslag wil betalen voor toekomstige partijen, maar niet de kosten zoals door RWL vermeldt in de e-mail van 4 februari 2009.
7.15. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 7.10 overwogen kwalificeert de e-mail van 4 februari 2009 niet als aanbod in de zin van artikel 6:217 BW. Om die reden alleen al kan de e-mail van 4 februari 2009 geen grondslag bieden voor de gevorderde opslagkosten. Niet gebleken is dat er op enig moment aanvaarding van een aanbod heeft plaatsgevonden door Buco met betrekking tot het in rekening brengen van kosten voor opslag. Indien, zoals RWL stelt, er een noodzaak was de goederen op te slaan en hiervoor (extra) kosten in rekening te brengen vanwege het ontbreken van instructies van de zijde van Buco, dan had RWL hierover contact op dienen te nemen met Buco en haar hierover dienen in te lichten. Nu zij dit heeft verzuimd kan niet (zonder meer) worden geconcludeerd dat Buco (stilzwijgend) heeft ingestemd met het feit dat zij aan RWL een vergoeding voor de opslag was verschuldigd. Een en ander geldt te meer nu RWL aanvankelijk geen kosten voor opslag in rekening heeft gebracht bij Buco.
7.16. Een beroep op artikel 7:405 BW waarin is bepaald dat “indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, de opdrachtgever hem loon verschuldigd is” kan RWL evenmin baten. Dit artikel veronderstelt immers het bestaan van een overeenkomst van opdracht tussen partijen. Nu hiervoor reeds is gebleken dat Buco geen opdracht tot het opslaan van goederen heeft verstrekt, expliciet noch impliciet, was er geen sprake van een overeenkomst tot opslag en kan RWL geen aanspraak maken op redelijk loon op grond van artikel 7:405 BW.
Uit het voorgaande volgt dat het gevorderde bedrag dat betrekking heeft op opslagkosten, in totaal € 6.531,77, te zijner tijd zal worden afgewezen.
Transportkosten
7.17. Ten aanzien van de facturen met nummer 210569 en nummer 291570 heeft Buco uiteengezet waarom zij geen betaling is verschuldigd voor de transporten waarop deze facturen betrekking hebben. Hierop is door RWL niet meer gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat RWL dit deel van haar vordering in het licht van het door Buco gevoerde verweer, onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank deze vordering, in totaal een bedrag van € 383,30, te zijner tijd zal afwijzen.
Foutrit
7.18. RWL stelt dat zij op 2 november 2009 in opdracht van Buco goederen heeft vervoerd, maar dat het door Buco opgegeven adres gesloten bleek. Buco stelt dat partijen zijn overeengekomen dat RWL de goederen op 30 oktober 2009 zou leveren. De rechtbank constateert dat de stelling van Buco wordt ondersteund door de door Buco overgelegde leveringsbon waarop als afleveringsdatum 30 oktober 2009 staat vermeld. Nu een nadere toelichting of reactie hierop door RWL ontbreekt, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen waren overeengekomen dat RWL de goederen diende af te leveren op 30 oktober 2009. Hiermee is komen vast te staan dat RWL de goederen op een andere datum dan was overeengekomen heeft afgeleverd De hierdoor ontstane extra kosten dienen voor rekening van RWL te komen. Hieruit volgt dat dit deel van de vordering, een bedrag van € 85,-, te zijner tijd zal worden afgewezen.
Weekendlevering
7.19. RWL stelt dat zij goederen heeft afgeleverd in het weekend en dat dit tot hogere transportkosten heeft geleid die voor rekening van Buco dienen te komen. Buco betwist dat zij opdracht heeft gegeven om de goederen in het weekend te leveren en wijst in dit kader op een door haar overgelegde leveringsbon, waarop als leveringsdatum 4 december 2009 staat vermeld, zijnde een doordeweekse dag. Nu RWL niet heeft gesteld, noch is gebleken dat partijen anders zijn overeengekomen dan hetgeen op de leveringsbon is vermeld, neemt de rechtbank aan dat partijen waren overeengekomen dat RWL de goederen diende af te leveren op een doordeweekse dag, te weten op 4 december 2009. Dit betekent dat de extra kosten die zijn ontstaan door de goederen in het weekend af te leveren voor rekening van RWL dienen te komen. Dit deel van de vordering, het bedrag van € 210,-, zal te zijner tijd worden afgewezen.
7.20. Buco heeft gesteld factuur 210720 te willen verrekenen met het gevorderde in reconventie. Of het bedrag van € 108,30 zal worden toegewezen is derhalve afhankelijk van de beoordeling van de vordering en het gevoerde verweer in reconventie. De rechtbank zal de beslissing op dit punt aanhouden tot hierover in reconventie is geoordeeld.
7.21. Het door RWL gedane bewijsaanbod wordt door de rechtbank gepasseerd nu dit zoals blijkt uit het voorgaande niet tot een ander oordeel kan leiden.
7.22. RWL heeft gevorderd het in deze zaak te wijzen vonnis te waarmerken als EET als bedoeld in de EET-Verordening. De EET is bedoeld voor niet betwiste schuldvorderingen die opeisbaar zijn. Een schuldvordering wordt conform artikel 3 van de EET-verordening niet betwist als de schuldenaar uitdrukkelijk met de vordering heeft ingestemd door deze te erkennen in een schikking die door het gerecht is goedgekeurd of de schuldenaar zich niet in de procedure overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften heeft verweerd. Nu aan deze criteria niet is voldaan, zal de rechtbank de vordering tot waarmerking als EET te zijner tijd afwijzen.
7.23. De rechtbank zal in afwachting van de beoordeling van de vordering in reconventie iedere verdere beslissing aanhouden.
7.24. Zoals reeds ter comparitie is besproken zal Buco in de gelegenheid worden gesteld de door haar ter comparitie gegeven toelichting op haar vordering in reconventie (nader) uiteen te zetten en haar eis overeenkomstig te wijzigen. RWL zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij akte te reageren en tevens om te reageren op de door Buco bij brief van 21 en 22 maart 2011 in het geding gebrachte bijlagen.
7.25. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
8.1. houdt iedere verdere beslissing aan;
8.2. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 13 juli 2011 voor het nemen van een akte van de zijde van Buco zoals vermeld onder rechtsoverweging 7.24.;
8.3. houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van der Kuil en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2011.(