ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
341635 - HA ZA 09-3098
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verzekeringszaak met betrekking tot risicowijziging en dekking

In deze zaak vordert eiser, een verzekeringnemer, dat Allianz SCHADEVERZEKERINGEN N.V. haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst nakomt en schadevergoeding betaalt voor schade aan zijn woning. De schade vond plaats in de periode van 30 juni 2009 tot 13 juli 2009, na een eerdere schadevergoeding die was uitgekeerd voor een schadegeval in december 2008 - januari 2009. Allianz heeft de schadevergoeding geweigerd, stellende dat de dekking was beperkt door een risicowijziging, omdat het pand leegstond en niet meer als woning werd gebruikt. Eiser betwist deze claim en stelt dat hij niet op de hoogte was van de wijziging in de dekking.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder dagvaardingen, conclusies van antwoord en repliek, en pleidooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mededeling van Allianz over de beperking van de dekking niet rechtstreeks aan eiser is gedaan, wat betekent dat de oorspronkelijke dekkingsomvang nog van toepassing was ten tijde van de schade. De rechtbank heeft ook overwogen dat de uitsluiting van dekking voor schade door leegstand niet van toepassing is, omdat eiser voldoende bewijs heeft geleverd dat het pand niet leegstond.

De rechtbank heeft Allianz toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat het pand leegstond en dat er geen slot op de deur was, wat zou kunnen wijzen op roekeloosheid van eiser. De rechtbank heeft benadrukt dat de verzekerde verantwoordelijk is voor het begrijpen van de polisvoorwaarden en dat Allianz niet verplicht was om eiser expliciet te wijzen op de gevolgen van de risicowijziging. De zaak is complex en de rechtbank zal verder moeten oordelen na de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 341635 / HA ZA 09-3098
Vonnis van 25 mei 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.J. van Ommeren,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 19 oktober 2009 en het herstelexploot d.d. 21 oktober 2009;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de rolbeschikking d.d. 16 juni 2010, waarbij de rolrechter pleidooi heeft toegestaan;
- het schriftelijk pleidooi aan de zijde van [eiser];
- het schriftelijk pleidooi aan de zijde van Allianz;
- het schriftelijk pleidooi (dupliek) aan de zijde van Allianz.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
[eiser] heeft als verzekeringnemer (tevens verzekerde) met een aantal verzekeraars, onder wie Allianz, een verzekeringsovereenkomst (hierna: "de overeenkomst" of "de polis") gesloten met betrekking tot het - toendertijd aan [eiser] toebehorende - pand aan de [adres] (hierna "het pand").
Aon Nederland (hierna "Aon") heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de overeenkomst.
De overeenkomst bevat onder andere de volgende bepalingen:
"9 Uitsluitingen
9.1 Niet gedekt is schade:
(...)
9.1.2 door diefstal of poging daartoe, vandalisme en rellen, relletjes of opstootjes, zolang het woonhuis geheel of gedeeltelijk is gekraakt of het woonhuis geheel of gedeeltelijk leegstaat dan weI, voor een aaneengesloten periode die (naar verwachting) langer dan twee maanden duurt, niet meer in gebruik is;
(...).";
en
"18 Wijziging van het risico
18.1 Kennisgeving risicowijziging
18.1.1 Verzekeringnemer is verplicht zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden, schriftelijk aan verzekeraars kennis te geven van:
- wijziging van gebruik, bouwaard of dakbedekking van het woonhuis, zoals op het polisblad of laatst afgegeven polisaanhangsel omschreven;
- het feit dat het woonhuis geheel of grotendeels leeg komt te staan en/of buiten gebruik is gedurende een aaneengesloten periode die (naar verwachting) langer dan twee maanden zal duren en/of geheel of gedeeltelijk is gekraakt,
tenzij verzekeringnemer aannemelijk maakt dat hij van het optreden van een van de genoemde wijzigingen niet op de hoogte was en dat redelijkerwijs ook niet kon zijn.
18.1.2 De verzekering van het woonhuis geeft van het tijdstip af dat zich een van de onder art. 18.1.1 genoemde gevallen voordoet uitsluitend dekking tegen beschadiging of verlies door:
- brand;
- ontploffing;
- blikseminslag;
- luchtvaartuigen;
- storm.
18.2 Invloed van een risicowijziging op premie en voorwaarden
Na ontvangst van een kennisgeving van wijziging van het op het polisblad of laatst afgegeven polisaanhangsel omschreven risico hebben verzekeraars, onverminderd het in art. 18.1.2 en 18.3 bepaalde, het recht:
- de verzekering binnen 30 dagen op te zeggen, mits daarbij een termijn van ten minste 14 dagen in acht wordt genomen, of:
- verzekeringnemer een herziening van de premie of voorwaarden voor te stellen.
18 .3 Verzuim van een risicowijziging kennis te geven
18.3.1 Indien verzekeringnemer van een risicowijziging genoemd onder art, 18.1.1 verzekeraars niet tijdig kennis geeft, vervalt elk recht op schadevergoeding 2 maanden na die wijziging, tenzij verzekeraars ook na die kennisgeving de verzekering zouden hebben voortgezet.
18.3.2 Indien verzekeraars de verzekering slechts tegen een hogere premie of op bijzondere voorwaarden zouden hebben voortgezet, vindt uitkering plaats met inachtneming van deze bijzondere voorwaarden •en in verhouding van de in de polis vermelde premie tot de nieuwe door verzekeraars voorgestelde premie";
en
"19 Mededelingen
Alle mededelingen die verzekerde en verzekeraars aan elkaar dienen of wensen te doen gelden eveneens als gedaan zodra deze ter kennis van Aon zijn gebracht
Mededelingen aan verzekeringnemer kunnen door Aon rechtsgeldig worden gedaan aan het bij haar laatstbekende adres van verzekeringnemer."
[eiser] heeft de volledige premie voor het verzekeringsjaar 2009 voldaan.
Door de verzekeraars van het pand is eerder een uitkering gedaan onder de overeenkomst naar aanleiding van schade in het pand in de periode december 2008 - januari 2009 (hierna: "de eerste schade").
[eiser] heeft op of omstreeks 14 juli 2009 vergoeding onder de overeenkomst geclaimd voor schade als gevolg van vernieling en diefstal aan het pand in de periode 30 juni 2009 tot 13 juli 2009 (hierna: "de tweede schade").
Op 16 september 2009 heeft expert [X] (hierna: "[X]") in opdracht van Allianz de tweede schade opgenomen. Hij heeft hiervan op 21 september 2009 schriftelijk verslag uitgebracht aan Allianz.
Allianz heeft uitkering voor de tweede schade geweigerd.
Het pand is op last van de hypotheekhouder, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ELQ Portefeuille I B.V. (hierna: "ELQ") op 29 september 2009 geveild (die veiling hierna: "de veiling") .
De vordering
[eiser] vordert - verkort weergegeven -
(i) voor recht te verklaren dat Allianz jegens [eiser] gehouden is om haar verplichtingen uit de overeenkomst na te komen in volle dekkingsomvang;
(ii) Allianz te veroordelen aan [eiser] te betalen een nader te begroten bedrag aan materiële schadevergoeding, op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente over de uiteindelijke schade vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
(iii) Allianz te veroordelen in de proceskosten.
[eiser] heeft daartoe, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Allianz is jegens [eiser] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst door te weigeren de tweede schade te voldoen. Allianz is op basis van de overeenkomst verplicht schade aan opstal en inboedel die [eiser] door diefstal en vernielingen heeft geleden te vergoeden, alsmede de schadebeperkende maatregelen die [eiser] heeft moeten treffen, te betalen.
De vorderingen dienen te worden gespecificeerd door deskundige schade-experts. Om die reden is verwijzing naar de schadestaatprocedure aangewezen.
Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Allianz heeft daartoe - verkort weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ten tijde van het zich voordoen van de tweede schade dekte de overeenkomst schade als gevolg van diefstal en vernieling niet langer. Die beperking van de dekking is Aon medegedeeld op 21 april 2009, welke mededeling op basis van artikel 19 van de overeenkomst heeft te gelden als te zijn gedaan aan [eiser].
De tweede schade is niet gedekt op basis van artikel 9.1.2 van de overeenkomst; het pand stond ten tijde van het ontstaan van die schade geheel of gedeeltelijk leeg, of was voor een aaneengesloten periode die langer duurde dan twee maanden, niet meer in gebruik.
[eiser] heeft verzuimd tijdig kennis te geven van een risicowijziging als bedoeld in art.18.1.1. van de overeenkomst waardoor elk recht op schadevergoeding krachtens de overeenkomst vervallen is.
Voor zowel de opstal als de inboedel geldt dat schade als gevolg van vandalisme (vernieling) alleen gedekt is wanneer vandalisme gepleegd wordt door iemand die wederrechtelijk de woning is binnengedrongen. Het staat niet vast dat vandalen het pand wederrechtelijk zijn binnengedrongen.
[eiser] heeft nagelaten de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om schade aan zijn woning te voorkomen, hetgeen in de gegeven omstandigheden met zich meebrengt dat de schade die [eiser] bij Allianz claimt, door roekeloosheid van [eiser] is veroorzaakt. Dit betekent dat [eiser] geen vorderingsrecht jegens Allianz heeft. Dit zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Allianz doet een beroep op artikel 7:952 BW en 6:248 lid 2 BW.
Er is geen sprake van schade aan de inboedel of diefstal van inboedel.
[eiser] is niet ontvankelijk in zijn vordering Allianz te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De beoordeling
Beperking polisdekking
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de in 4.2 genoemde mededeling van beperking van de dekking effect heeft gesorteerd. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Zij heeft daartoe het volgende overwogen.
Allianz stelt de betreffende mededeling gedaan te hebben aan de [eiser] vertegenwoordigende assurantiemakelaar Aon, die dat op haar beurt heeft bericht aan de [eiser] vertegenwoordigende assurantietussenpersoon de Rabobank, die vervolgens op haar beurt bij brief van 21 april 2009 (overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord; hierna: "de Rabobank brief") [eiser] daarvan op de hoogte heeft gesteld.
[eiser] heeft aangevoerd de Rabobank brief niet te hebben ontvangen en heeft betoogd dat de gevolgen van het niet ontvangen voor rekening van Allianz moeten komen. Allianz neemt ten aanzien van de Rabobank brief het standpunt in dat de stelling van [eiser] dat die brief hem niet heeft bereikt, Allianz niet regardeert, althans niet tot gevolg heeft dat Allianz zich jegens [eiser] niet zou kunnen beroepen op de beperking van de dekking. Dit omdat op basis van artikel 19 van de overeenkomst mededelingen van de verzekeraars aan [eiser] gelden als aan de laatste gedaan wanneer deze ter kennis van Aon zijn gebracht.
De rechtbank begrijpt Allianz zo, tevens in aanmerking nemend dat Allianz in de conclusie van dupliek haar stellingen op dit punt als "in feite slechts ten overvloede" kwalificeert, dat zij geen beroep doet op de door de Rabobank gestuurde brief als zelfstandige oorzaak van de beperking van de dekking, en zich ten aanzien van haar stelling dat de beperking [eiser] is medegedeeld uitsluitend beroept op artikel 19 van de overeenkomst. Bespreking van de Rabobank brief en het al dan niet ontvangen zijn daarvan alsmede van de in dat verband door [eiser] overigens aangevoerde stellingen, kan daarmee achterwege blijven.
Ten aanzien van artikel 19 van de overeenkomst heeft Allianz aangevoerd dat op basis van dat artikel mededelingen van de verzekeraars aan [eiser] gelden als aan [eiser] gedaan wanneer de mededelingen ter kennis van Aon zijn gebracht. [eiser] heeft betoogd dat deze bepaling zo bezwarend is dat zij terzijde moet worden gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar vaste jurisprudentie is een bepaling die de omvang van de dekking bepaalt niet een bepaling waarop de wettelijke regeling aangaande algemene voorwaarden van toepassing is. De bepaling van artikel 19 kan echter niet als zodanig worden aangemerkt en dient, als onderdeel van de standaard verzekeringsvoorwaarden waarover in beginsel niet pleegt te worden onderhandeld door partijen, te worden getoetst aan de wettelijke regeling ten aanzien van algemene voorwaarden. Bij de beoordeling van de vraag of de betreffende bepaling onredelijk bezwarend moet worden geacht moet mede in aanmerking worden genomen hetgeen in de branche gebruikelijk is. In dat verband is de jurisprudentie van de Raad van Toezicht Verzekeringen richtinggevend. Weliswaar is de toets die deze Raad aanlegt een andere, met name of de goede naam van het verzekeringswezen wordt geschaad, maar in dat kader zijn de branche-opvattingen bij uitstek relevant. De Raad heeft ten aanzien van bepalingen als de onderhavige beslist dat een mededeling aan een assurantietussenpersoon onvoldoende is in het geval het een belangrijke mededeling betreft (RvT 21 mei 2001, nr 2001/29 Med). In dat geval moet de mededeling (ook) rechtstreeks aan de verzekerde worden gezonden.
De rechtbank oordeelt dat de betreffende mededeling, gezien haar verstrekkende gevolgen, als een belangrijke mededeling in de door de Raad bedoelde zin moet worden gekwalificeerd; deze hield immers een aanzienlijke beperking van de dekkingsomvang in. Dat betekent, dat Allianz de mededeling rechtstreeks naar [eiser] had moeten sturen. Vast staat, dat dit niet is gebeurd. Daargelaten kan worden wat de positie zou zijn als [eiser] de mededeling toch, ondanks, die omissie, tijdig had ontvangen, want die ontvangst is gemotiveerd betwist.
Het vorenstaande brengt mee, dat de mededeling buiten beschouwing moet worden gelaten.
De oorspronkelijke dekkingsomvang bestond dus nog ten tijde van de tweede schade.
Artikel 9.1.2
Vervolgens komt de vraag aan de orde of Allianz terecht een beroep heeft gedaan op de uitsluiting genoemd in artikel 9.1.2 van de polis op de grond, dat sprake was van leegstand als in die bepaling bedoeld. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake was van leegstand of niet in gebruik zijn van het pand. Nu het een uitsluiting betreft ligt, gelet op de gemotiveerde betwisting, de bewijslast bij Allianz.
Anders dan Allianz meent heeft zij het bewijs van haar stelling niet, ook niet voorshands, geleverd.
De rechtbank stelt voorop, dat het begrip "leegstand" door een redelijk verzekeringnemer, en dus door [eiser], gelet op de omstandigheid dat uitsluitingen eng geïnterpreteerd worden, zo moest worden begrepen dat het zag op het ontruimd hebben van (een gedeelte van) de woning waarbij de bewoners met medeneming van hun inboedel en goederen zijn vertrokken en voorlopig niet voornemens zijn terug te keren. Een periode wordt daarin niet gespecificeerd.
Daarnaast wordt aan leegstand in de uitsluiting gelijk gesteld de situatie dat het pand voor een aaneengesloten periode van (naar verwachting) meer dan twee maanden niet in gebruik is. In verband met dat laatste is van belang, dat het tot een normaal bewoningspatroon behoort om zo nu en dan -bijvoorbeeld in verband met vakantie- de woning met het gehele gezin te verlaten en enige weken niet terug te komen. Een dergelijk tijdelijk verlaten van de woning -met achterlating van diverse goederen en het voornemen om terug te keren- valt pas onder deze uitsluiting als het langer duurt dan twee maanden. Bovendien moet het dan gaan om de gehele woning, nu het "geheel of gedeeltelijk" dat bij kraken en leegstand is toegevoegd hier ontbreekt.
Als Allianz het begrip leegstand dan wel niet-gebruik anders had willen omschrijven had zij daarvoor de gelegenheid, nu de redactie van de polisbepalingen (eenzijdig) door verzekeraars is geschied. Nu zij dat niet heeft gedaan mocht [eiser] van voormelde betekenis uitgaan.
5.9 De vraag is vervolgens of thans reeds voldoende vast staat, dat sprake was van leegstand dan wel niet-gebruikt als hiervoor bedoeld.
5.9.1 Allianz heeft zich beroepen op het proces-verbaal van [eiser]' aangifte bij de politie naar aanleiding van de eerste schade, de rapporten van de door Allianz ingeschakelde expert [X] (hierna: "[X]") en de bij de conclusie van antwoord overgelegde foto's
In het proces-verbaal van aangifte bij de politie (productie 4 bij de conclusie van antwoord) is opgenomen dat [eiser] heeft verklaard: "Op 14 december 2008 ben ik nog in het pand geweest. Alles was toen nog in orde. Ik was even wezen kijken, want ik woonde er al niet meer. Ik ben in april 2008 vertrokken naar Amstelveen."
[eiser] heeft volgens Allianz naar aanleiding van de eerste schade aan [X] verklaard dat het voornemen bestond om het pand te renoveren en daarna terug te keren. Daarbij is, zo stelt Allianz, de verwachting uitgesproken dat het pand in de - toen - komende maanden niet bewoond zou worden. In zijn verslag naar aanleiding van de tweede schade heeft [X] aangegeven dat hij met twee personen heeft gesproken die hem onder andere vertelden dat het pand volgens hen vanaf het najaar van 2008 niet meer werd bewoond. In hetzelfde rapport meldt [X] dat hij van mening is dat het pand, gezien het aangetroffen schadebeeld en de indruk van het pand, tussen februari 2009 en september 2009 niet bewoond is geweest.
Allianz heeft twee fotoreportages overgelegd, die genoemde indrukken, waarnemingen en conclusies van [X], zo stelt Allianz, bevestigen; één genomen vlak na de eerste schade en één genomen bij het bezoek van [X] aan het pand in september 2009.
2 [eiser] stelt - samengevat - dat hij weliswaar niet steeds in de woning verbleef, omdat hij in verband met een medische behandeling veel elders moest zijn, en dat hij dat ook aan de politie heeft verteld, doch dat de inboedel in de woning aanwezig is gebleven en dat hij gedurende de hele periode nog enkele vertrekken in gebruik heeft gehad waarnaar hij steeds terugkeerde; hij is nooit langer dan drie weken aaneengesloten afwezig geweest. Het pand diende opgeknapt en hersteld te worden, daarmee was hij doende.
1 Ten aanzien van het proces- verbaal van de aangifte van de eerste schade overweegt de rechtbank dat de uitleg die daaraan gegeven wordt door [eiser] overeenkomt met zijn verklaring in het schadeformulier naar aanleiding van de eerste schade. Nu bovendien een eventuele leegstand of niet gebruik ten tijde van de eerste schade niet zonder meer met zich meebrengt dat het pand ook ten tijde van de tweede schade leegstond of niet gebruikt werd, toont ook het proces-verbaal die leegstand of dat niet gebruik niet aan.
5.10.2 De rechtbank constateert dat het pand op beide fotoreportages een verwaarloosde indruk maakt. De foto's bevestigen echter niet dat het pand in het geheel niet in gebruik was. Op basis van het fotomateriaal kan ook niet worden vastgesteld dat het huis geheel of gedeeltelijk leeg stond op het moment van de tweede schade. In tegendeel, het lijkt duidelijk dat tenminste een deel van de inboedel nog aanwezig was. Daarbij moet bovendien in aanmerking worden genomen dat de betreffende expertise van [X], inclusief de fotoreportage, geruime tijd na de tweede schade heeft plaatsgevonden, zodat niet valt uit te sluiten - zoals ook door [eiser] is aangevoerd - dat de foto's niet de situatie weergeven zoals die vlak na de schade was.
5.10.3 De indrukken van [X] en de mededelingen die hem zouden zijn gedaan door niet behoorlijk te identificeren anderen leggen slechts zeer beperkt gewicht in de schaal, mede in aanmerking nemende het tijdsverloop tussen de tweede schade en het bezoek van [X].
Het bovenstaande afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het leegstaan dan wel niet in gebruik zijn van het pand ten tijde van de tweede schade voorshands niet is komen vast te staan.
Allianz zal daarom worden toegelaten tot het bewijs op dat punt.
Indien Allianz slaagt in dit bewijs, zal de vordering van [eiser] worden afgewezen op basis van de uitsluiting van artikel 9.1.2 van de overeenkomst.
Zorgplicht
Het voorgaande oordeel wordt niet anders naar aanleiding van de visie van [eiser] omtrent de zorgplicht; hij heeft aangevoerd dat Allianz danwel Aon de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden door [eiser] er niet op te wijzen dat de dekking onder de overeenkomst zou kunnen worden beperkt dan wel vervallen als gevolg van het niet meer permanent bewonen.
De rechtbank volgt [eiser] in zoverre dat er onder omstandigheden een zorgplicht in het verzekeringsrecht kan bestaan inhoudende dat de verzekerde moet worden gewezen op de gevolgen van een wijziging in de situatie van verzekerde of het verzekerde voor de dekking onder de polis.
De rechtbank oordeelt dat een dergelijke zorgplicht in de onderhavige zaak ten aanzien van Allianz niet aanwezig is. Allianz was niet gehouden [eiser] uitdrukkelijk op artikel 9.1.2 van de overeenkomst te wijzen. De in dat artikel opgenomen uitsluitingen zijn voldoende duidelijk en ook niet ongebruikelijk, zodat niet kan worden gesteld dat [eiser]--die jurist is- die niet kon begrijpen en/of daarop niet bedacht had kunnen zijn. Op de verzekerde rust een eigen verantwoordelijkheid om kennis te nemen van de polisvoorwaarden, althans om zich daarover te doen voorlichten indien en voor zover hij deze onvoldoende begrijpelijk acht.
Voor zover [eiser] stelt dat deze zorgplicht op Aon rust, merkt de rechtbank op dat Aon geen partij is in de onderhavige procedure, en - anders dan [eiser] lijkt te stellen - Aon als assurantietussenpersoon niet Allianz tegenover [eiser] vertegenwoordigt.
Voor zover hij meent dat Aon tekort geschoten is kan [eiser] haar daaromtrent desgewenst (in rechte) aanspreken, maar dat is voor dit geschil zonder belang.
Voor het geval Allianz niet slaagt in het onder 5.11 bedoelde bewijs wordt reeds thans het volgende overwogen.
Artikel 18
Allianz heeft zich tevens beroepen op artikel 18.3 van de overeenkomst. [eiser] heeft betwist dat er sprake was van een in dat artikel genoemde risicowijziging.
Allianz betoogt dat [eiser] verplicht was binnen twee maanden aan Allianz mede te delen dat hij verhuisd was en/of dat het pand niet meer als woning in gebruik was en dat het pand (grotendeels) leeg kwam te staan. De rechtbank merkt op dat de verplichting een verhuizing mee te delen op zichzelf niet volgt uit artikel 18, maar dat voorzover met die verhuizing het pand geheel of grotendeels leeg komt te staan of buiten gebruik raakt, dit wel onder artikel 18 valt. Een zelfstandige grond voor het niet uitkeren van de tweede schade levert dit echter niet op; de eis van het melden van een risicowijziging dient er immers toe, verzekeraars daarvan op de hoogte te stellen. Indien verzekeraars reeds op de hoogte zijn kunnen zij het enkele uitblijven van de mededeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan de verzekeringnemer tegenwerpen. Nu Allianz heeft aangevoerd dat zij de beperking van de dekking onder de verzekering om redenen van leegstand dan wel niet bewoning in april 2009 aan [eiser] heeft medegedeeld, kan zij niet tegelijkertijd met vrucht betogen daarvan niet op de hoogte te zijn geweest.
Dit verweer van Allianz wordt dus verworpen.
Wederrechtelijk binnendringen
Allianz heeft aangevoerd dat op basis van de overeenkomst wederrechtelijk binnendringen geldt als voorwaarde voor dekking van schade door vandalisme, zowel aan de opstal, als aan de inboedel, en betwist dat er bij het tweede schadegeval sprake was van wederrechtelijk binnendringen. Ter onderbouwing van die betwisting heeft Allianz aangevoerd dat [eiser] na het eerste schadegeval geen voorzieningen heeft getroffen of laten treffen om de serredeur te kunnen afsluiten voor indringers.
De rechtbank overweegt dat in de afwezigheid van een definitie van de term "wederrechtelijk binnendringen" in de overeenkomst, voor de uitleg daarvan moet worden uitgegaan van hetgeen men in het maatschappelijk verkeer onder die term verstaat. Die uitleg brengt met zich mee dat het, bij een huis voor particuliere bewoning als het onderhavige, gaat om het binnendringen zonder toestemming van de gerechtigden/bewoners. Het zonder toestemming binnendringen van een woonhuis door een deur te openen is wederrechtelijk, zonder dat nodig is dat de deur waardoor men naar binnen gaat afgesloten is met een slot. De rechtbank wijst in dit verband ook op de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht die genoemde term bezigen, zoals artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk). Voor overtreding van die bepaling is braak niet noodzakelijk.
Mede in aanmerking genomen dat de polisbepaling van de zijde van verzekeraars is geredigeerd is dus, ook als juist is wat Allianz stelt, geen sprake van het niet voldaan zijn aan een dekkingsvoorwaarde.
Ook dit verweer wordt dus verworpen. De door [X] in zijn rapport aan Allianz (opgenomen als productie 5 bij de conclusie van antwoord) geciteerde brief van [X] aan [eiser] doet daar niet aan af.
Roekeloosheid
Allianz heeft voorts aangevoerd dat de tweede schade niet vergoed hoeft te worden, nu deze schade is veroorzaakt door roekeloos handelen van [eiser]. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Allianz aangevoerd dat [eiser] geen enkele voorzorgsmaatregel heeft getroffen om schade aan en in de woning te voorkomen.
Voorop gesteld moet worden dat er voor het niet vergoeden van schade vanwege roekeloosheid (artikel 7:952 BW) sprake moet zijn van grove schuld bij de verzekerde. Nalatig of onzorgvuldig gedrag is in beginsel geen reden om uitkering te weigeren; voor schade ten gevolge van dergelijke gedragingen zijn verzekeringen onder andere bedoeld. Een verzekerde moet geacht worden zich tevens te hebben willen verzekeren tegen een moment van onachtzaamheid; het feit dat een deur niet op slot is brengt dus niet zonder meer met zich dat de schade niet vergoed hoeft te worden.
Anders is het echter, indien een woonhuis überhaupt geen slot op de deur heeft, hetgeen Allianz ten aanzien van de serredeur van het pand heeft gesteld. In aanmerking genomen dat [eiser] heeft verklaard dat er antieke meubelen in het pand stonden en dat hij geregeld een, twee of drie weken niet in het huis woonde, zou de afwezigheid van een slot (daaronder begrepen elke wijze van afsluiting die opening -zonder sleutel o.i.d- van buitenaf verhindert) op een deur die (indirect) toegang gaf tot de vertrekken waar dat antiek stond opgesteld, moeten worden opgevat als roekeloos en dus grove schuld meebrengen.
De bewijslast van de afwezigheid van het slot ligt, op basis van de hoofdregel van artikel 150 Rv, bij Allianz. De rechtbank zal Allianz opdragen dit bewijs te leveren. Indien Allianz slaagt in dat bewijs, is zij niet gehouden de schade als gevolg van de gestelde diefstal en schade aan de inboedel en binnenzijde van het pand te vergoeden.
Redelijkheid en billijkheid
Ten aanzien van het beroep van Allianz op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW) begrijpt de rechtbank Allianz zo, dat zij haar beroep daarop baseert op de gestelde roekeloosheid van [eiser]. De rechtbank ziet, hetgeen hierboven in 5.24 tot en met 5.26 overwogen in aanmerking nemend, geen aanleiding de verplichtingen van Allianz onder de overeenkomst te beperken op basis van redelijkheid en billijkheid indien Allianz niet slaagt in het haar onder 5.26 opgedragen bewijs.
Risicoverdeling
Als Allianz niet slaagt in (één van) de bewijsopdrachten is de onder i gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar, in die zin dat de verzekering dan dekking biedt en dat Allianz haar uitkeringsverplichting moet nakomen.
5.27.1 Allianz heeft echter terecht aangevoerd dat zij slechts voor haar aandeel van 22,5% is aan te spreken en niet voor het geheel. [eiser] heeft dit betwist met de primaire stelling dat Allianz de overige verzekeraars vertegenwoordigde en de subsidiaire stelling dat Allianz daarvan de schijn opwekte. [eiser] onderbouwt deze stellingen onder andere met een citaat uit de brief van mr. Drion van 4 september 2009 (overgelegd als productie bij de conclusie van repliek).
5.27.2 De rechtbank volgt [eiser] in zijn stelling dat hij uit genoemde brief mocht afleiden dat Allianz de overige verzekeraars in het contact met [eiser] vertegenwoordigde in die zin dat Allianz als "leader" optrad. [eiser] mocht dus verwachten dat de andere verzekeraars zich zouden aansluiten bij het standpunt van Allianz. Hieruit volgt echter niet dat Allianz daarmee ook volledig aansprakelijk is voor de schade (voor zover deze voor vergoeding in aanmerking komt). De polis vermeldt uitdrukkelijk de namen van de verschillende verzekeraars. Zoals Allianz terecht opmerkt had [eiser], indien hij alle verzekeraars had willen aanspreken, ieder van hen moeten dagvaarden. Een veroordeling in deze procedure zal dus slechts betrekking hebben op het aandeel van Allianz. (Het voorgaande laat overigens onverlet dat het in de rede ligt dat de andere verzekeraars, in geval van een dergelijke veroordeling van de leader, op eerste aanvraag zullen betalen)
5.27.3 Het meest subsidiaire argument van [eiser], luidende dat voor het geval er geen sprake is van (de schijn van) vertegenwoordiging, Allianz de overige verzekeraars in vrijwaring zal dienen op te roepen, treft op mutatis mutandis dezelfde gronden geen doel.
Schade
Voorshands is voldoende aannemelijk dat sprake is van enige schade. Op de (wijze van vaststelling van de) hoogte van de schade zal na de bewijslevering worden ingegaan. Daarbij wordt wel opgemerkt dat, mede gelet op de omstandigheid dat art. 612 Rv e.v. in beginsel niet van toepassing is op een vordering tot nakoming van een schadeverzekeringsovereenkomst als hier aan de orde enerzijds en niet valt in te zien waarom [eiser] niet in staat zou zijn in dit geding zijn schade te begroten, (eventueel nadat in deze procedure een deskundigenbericht is uitgebracht) anderzijds, de rechtbank in beginsel in dit geding de schade zal vaststellen.
De beslissing
De rechtbank
Alvorens verder te beslissen:
laat Allianz toe tot het bewijs:
a. dat er zich op de serredeur van het pand geen slot bevond in de periode 30 juni 2009 tot 13 juli 2009;
b. dat het pand in de periode 30 juni 2009 tot 13 juli 2009 geheel of gedeeltelijk leegstond, dan wel voor een aaneengesloten periode die (naar verwachting) langer dan twee maanden zou duren, niet meer in gebruik was;
bepaalt dat indien Allianz dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter
mr. P.F.G.T.Hofmeijer-Rutten;
bepaalt dat de advocaat van Allianz binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen, en bepaalt dat de advocaten van partijen binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank opgave moeten doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan hun zijde in de maanden augustus tot en met november 2011, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.
106/2221
341635 / HA ZA 09-3098
25 mei 2011