Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/3933 WW44-T1
Uitspraak in het geding tussen
De stichting Stichting tot behoud van negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap, gevestigd te Linne (gemeente Maasgouw), eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 10 mei 2010 heeft verweerder een bouwvergunning verleend aan KST B.V. voor het oprichten van een horecapaviljoen met kantoor en een ponton aan de Westerkade tegenover huisnummer 1 te Rotterdam.
Bij besluit van 25 augustus heeft verweerder het door L.W. Dubbelaar (hierna: Dubbelaar) beweerdelijk namens eiseres gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft Dubbelaar namens eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2011. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door Dubbelaar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Çevik.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiseres de gelegenheid te reageren op een ter zitting overgelegde uitspraak. Bij brief van 7 april 2011 heeft eiseres gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. De rechtbank heeft bij brief van 25 mei 2011 het onderzoek gesloten.
2 Overwegingen
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten, stelt eiseres zich ten doel:
a. in de breedst mogelijke kring een herwaardering van en een beter begrip voor de voortbrengselen van de negtiende- en twintigste-eeuwse Nederlandse cultuur te kweken en het duurzaam behoud van die verworvenheden te realiseren;
b. het beschermen van monumenten uit de negentiende en twintigste eeuw in de breedste zin van het woord. Onder beschermen wordt ook verstaan het namens de stichting starten van procedures ingevolge de Monumentenwet 1988, enige provinciale of gemeentelijke monumenten/erfgoedverordening, bestemmingsplanprocedures, het indienen van zienswijzen en inspraakreacties en het instellen van bezwaar en beroep in bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures hoe ook genaamd, het indienen van een verzoek tot plaatsen van monumentale onroerende goederen uit de negentiende- en twintigste eeuw op de gemeentelijke, provinciale of rijksmonumentenlijst of het in bezwaar en beroep gaan tegen sloop- of wijzigingsvergunningen van gemeentelijke-, provinciale- en rijksmonumenten;
c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden en/of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ambtshalve ligt ter toetsing voor of eiseres werkzaamheden verricht die kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Eiseres is in 2009 opgericht. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat, anders dan aan de orde bij de vereniging het Cuypersgenootschap, de werkzaamheden van eiseres bestaan uit het voeren van juridische procedures. Andere werkzaamheden verricht zij niet.
Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008, LJN BF3912).
Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat eiseres het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang krachtens haar statutaire doelstelling én blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Eiseres kan niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Het bezwaar was reeds daarom niet-ontvankelijk.
Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat de machtiging van eiseres aan Dubbelaar onvoldoende was. Aan die vraag komt de rechtbank verder niet toe nu de conclusie is dat verweerder het bezwaar, zij het op andere gronden, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 30 juni 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.