[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: F.H.M. Bazuin te Rotterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
• het exploot van dagvaarding van 2 februari 2011 met producties;
• de aantekeningen van het mondelinge antwoord met producties;
• het tussenvonnis d.d. 3 maart 2011 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• de akte overlegging van stukken aan de zijde van[eiseres];
• het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d.24 maart 2011.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 [eiseres] is in Nederland de grootste leverancier van studieboeken en andere educatieve informatiedragers.
2.2 [gedaagde] heeft bij [eiseres] voor zijn eindexamen HAVO in het schooljaar 2008/2009 studieboeken gehuurd en diende de boeken voor 1 augustus 2009 in te leveren.
2.3 Partijen zijn in de toepasselijke voorwaarden het volgende overeengekomen:
“artikel 7.13: Indien de huurder niet (volledig) aan zijn verplichtingen op grond van artikel 7.12 voldoet, is huurder verplicht de leermiddelen van [eiseres] te kopen. De koopprijs is in dat geval gelijk aan het verschil tussen de huurprijs en de verkoopprijs van een nieuw leermiddel, vermeerderd met een boete van € 5 70 (de kantonrechter leest dit als € 5,70 gezien de strekking van de bepaling) Indien het gehele pakket niet is ingeleverd bedraagt de boete € 25,- Zodra de huurder voormelde bedragen heeft betaald, zijn de boeken eigendom geworden van de huurder. [eiseres] heeft in aanvulling op het voorgaande het recht om volledige schadevergoeding van de huurder te vorderen.
Artikel 7.14 Een huurder die leermiddelen na 1 augustus 2009 inlevert, dient de in 7.13 vermelde koopplicht na te komen. In aanvulling daarop geldt dat inlevering na 1 augustus 2009 geldt als een aanbod van de huurder tot verkoop van boeken. [eiseres] zal de ingeleverde leermiddelen taxeren op de door [eiseres] ten behoeve van leerlingen gebruikelijke wijze. Het bedrag dat [eiseres] als waarde voor de boeken vaststelt zal [eiseres] in mindering laten strekken op het door de huurder te betalen bedrag zoals bedoeld in artikel 7.13. Het kan ook zijn dat [eiseres] de waarde op nul vaststelt, bijvoorbeeld omdat het boek is beschadigd of omdat [eiseres] geen behoefte heeft aan verwerving van het boek. [eiseres] retourneert ingeleverde boeken niet, ook niet als de getaxeerde waarde nihil is, tenzij de boeken worden ingeleverd op de in 7.23 en 7.24 omschreven wijze.”
2.4 Op school is een inleverdag georganiseerd op 8 juli 2009 van 9.00 uur tot 15.00 uur. De school heeft de mogelijkheid geboden een inleverformulier te downloden op de inleverdag.
2.5 Op 23 augustus 2009 heeft [eiseres] [gedaagde] een factuur gezonden voor een totaalbedrag van € 309,29 in verband met de niet ingeleverde boeken.
2.6 De boeken zijn geretourneerd in de derde week van september 2009.
2.7 Op 25 september 2009 heeft [gedaagde] een gespecificeerde creditnota ontvangen voor een bedrag van € 65,88 in verband met “ingeleverde artikelen” en op 21 oktober 2009 uit coulance voor een bedrag van € 25,00 administratiekosten.
2.8 Op 9 en 23 september 2009 en 7 oktober 2009, 26 november 2009, 6 januari 2010 zijn [gedaagde] aanmaningen gezonden.
2.9 De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] een sommatie gezonden op 9 februari 2010. Op 22 februari en 12 maart 2010 heeft de gemachtigde gereageerd op correspondentie van [gedaagde].
3. De vordering
3.1 [eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen het bedrag van € 118,41 aan hoofdsom, € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten en € 37,15 aan verschenen rente.
3.2 Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag dat zij uit hoofde van de door haar geleden schade wegens niet tijdige inlevering van de door [gedaagde] gehuurde boeken op grond van artikel 7.13 van de overeengekomen algemene voorwaarden een bedrag van € 218,41 heeft te vorderen.
3.3 In de overeengekomen voorwaarden is onder artikel 3.1 opgenomen dat bestellingen van leermiddelen door leerlingen die jonger zijn dan 18 jaar worden geacht te zijn gedaan met toestemming van ouders, voogden of verzorgers.
3.4 Indien [gedaagde] niet in de gelegenheid is geweest om de boeken op school in te leveren, had hij deze gratis aan [eiseres] kunnen retourneren. Een inleverformulier is hem in juni 2009 toegezonden.
De huurboeken dienen echter wel voor 1 augustus 2009 ingeleverd te zijn. Wanneer boeken na 1 augustus 2009 alsnog bij [eiseres] worden ingeleverd, worden deze automatisch verwerkt als zijnde ter verkoop aangeboden boeken. Dit betekent dat de boeken wanneer deze waarde voor [eiseres] hebben, bindend worden getaxeerd tot 25% van de nieuwprijs. Deze waarde is echter afhankelijk van een aantal factoren. Zo is het belangrijk of er vraag naar een bepaald boek is. Tevens is de voorraad en de staat waarin het boek wordt ingeleverd van belang. Ziet een boek er goed uit, maar is er geen vraag naar dan heeft het boek zeer waarschijnlijk geen dagwaarde.
3.5 [gedaagde] heeft ruim een jaar van de boeken gebruik kunnen maken.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - aangevoerd.
4.1 Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst was [gedaagde] nog minderjarig en in juridische zin dus handelingsonbekwaam. Ook is de dagvaarding ten onrechte aan hem gericht en niet aan zijn wettelijke vertegenwoordigers.
4.2 Het verschil van mening richt zich thans nog op de omvang van de door [eiseres] geleden schade. De getaxeerde waarde bedraagt slechts een fractie van het schadebedrag. De reële schade is minder. [gedaagde] moet een nieuwprijs betalen waarvoor nieuwe boeken kunnen worden aangeschaft. Die nieuwe boeken gaan weer in de verhuur en dat beperkt de schade van [eiseres]. Reden waarom [gedaagde] van het totaal nog verschuldigde bedrag ongeveer de helft: € 100,00 heeft voldaan.
4.3 [gedaagde] beroept zich op een vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 9 december 2010, LJN: BO5678. In die uitspraak is de grondslag aan de vordering ontvallen omdat de kantonrechter het in artikel 7.14 van de algemene voorwaarden vervatte beding voor vernietiging in aanmerking liet komen. Het beding dat de ingeleverde boeken bindend door [eiseres] worden getaxeerd is naar het oordeel van de kantonrechter te Utrecht aan te merken als een belemmering van het instellen van een rechtsvordering althans een beperking van de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen.
5. De beoordeling van de vordering
5.1 [gedaagde] mocht naar het oordeel van de kantonrechter, ondanks zijn minderjarige leeftijd destijds, op grond van het bepaalde in artikel 1:234 BW onderhavige overeenkomst aangaan. Een minderjarige is, mits hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten voorzover de wet niet anders bepaalt. De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten.
5.2 De kantonrechter leest in het verweer van [gedaagde] een beroep op de onredelijk bezwarendheid van de door [eiseres] gebruikte en tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Ten aanzien van dit verweer overweegt de kantonrechter als volgt.
5.3 [gedaagde] heeft zich bij het aangaan van de overeenkomst verplicht om de boeken voor
1 augustus 2009 in te leveren. Tussen partijen is niet in geschil dat hij de boeken niet tijdig heeft ingeleverd zodat hij hiermee tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en verkeert hij in verzuim.
5.4 [eiseres] heeft hierdoor schade geleden en heeft op grond van de wet recht op schadevergoeding. Zij maakt aanspraak op een vergoeding van deze schade zoals omschreven in artikel 7.13 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden.
5.5 Naar het oordeel van de kantonrechter dient artikel 7.13 van de overeengekomen voorwaarden mede opgevat te worden als een boetebeding als bedoeld in artikel 6:91 BW. Zowel bedoeld als een fixatie bij voorbaat van de verschuldigde schadevergoeding bij tekortschieten (indien de boeken niet of niet op tijd worden ingeleverd) als ook als een soort strafbeding bedoeld als boete of prikkel tot nakoming van deze verplichting tot inleveren.
5.6 Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of het onderhavige beding, waarover niet is onderhandeld, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk verstoort.
5.7 Het beroep op de uitspraak van de kantonrechter te Utrecht gaat niet op, alleen al omdat de voorwaarden waar in die procedure een beroep op werd gedaan anders geredigeerd lijken te zijn dan onderhavige algemene voorwaarden waar specifiek een beroep op wordt gedaan. Het beding in onderhavige procedure kan naar het oordeel van de kantonrechter hoe dan ook niet worden geschaard onder het onredelijk bezwarende beding als genoemd in artikel 6:236 aanhef en onder n BW. Geen sprake is van een beslechting van een geschil door een ander dan hetzij de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, hetzij een of meer arbiters.
5.8 De kantonrechter stelt vast dat het beding waar in onderhavige procedure een beroep op wordt gedaan als zodanig niet voorkomt op de zogenaamde grijze of zwarte lijst (artikel 6:236 en 6:237 BW), zodat toetsing van de vernietigbaarheid van het onderhavige beding dient plaats te vinden via de open norm van artikel 6:233 sub a BW. Daarbij neemt de kantonrechter eveneens in aanmerking de indicatieve lijst van mogelijk oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten bij de Richtlijn 93/13/EEG, de onevenredige schadevergoeding bij het niet nakomen van verbintenissen staat vermeld onder e.
5.9 Naar het oordeel van de kantonrechter is in casu geen sprake van een overmatige of onevenwichtige schadevergoeding. Het moge zo zijn dat [eiseres] op basis van de voorwaarden eenzijdig de schade vaststelt, maar de “spelregels” zijn nauwkeurig omschreven in de algemene voorwaarden en de uitkomst leidt niet tot een onaanvaardbaar resultaat.
5.10 Bij de beoordeling of dit beding onredelijk bezwarend is moet worden gelet op de verhouding tussen partijen, in het bijzonder de min of meer sterke onderhandelingspositie van een der partijen, de hoogte van de schadevergoeding, maar ook op de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
5.11 [gedaagde] heeft na zijn eindexamen tot 1 augustus 2009 de tijd gehad om de boeken in te leveren. Dit kon op school op een vastgestelde dag maar hij had de boeken ook retour kunnen zenden. Algemeen bekend is dat schoolboeken gedurende een bepaald studiejaar worden gehuurd en dat deze voor het nieuwe studiejaar aanvangt ingeleverd moeten worden.
5.12 Uit de algemene voorwaarden had [gedaagde] op kunnen maken wat de hoogte van de sanctie ongeveer zou zij indien hij de boeken niet op tijd zou inleveren. De strekking van het beding moet hem duidelijk zijn geweest.
5.13 Dat de omvang van de schade van [eiseres] ongeveer overeenkomt met de nieuwprijs van de boeken verminderd met de reeds door [gedaagde] betaalde huurprijs en de door [eiseres] vermelde taxatieprijs is niet onaannemelijk. Evenmin is onaannemelijk dat de boeken niet meer kunnen worden uitgeleend voor het komende schooljaar en schoolboeken snel verouderen.
5.14 Uiteindelijk wordt [gedaagde] een bedrag in rekening gebracht van € 218,41. In de kring van deze partijen wordt voorts als een feit van algemene bekendheid verondersteld dat ouders van schoolgaande kinderen in december 2008 een tegemoetkoming van € 316,00 van de overheid hebben ontvangen (voor huur van schoolboeken). Tegen deze achtergrond houdt de kantonrechter het er voor dat een dergelijk bedrag aan huur voor onderhavige schoolboeken is betaald en voor komend jaar (gedeeltelijk) betaald diende te worden. Onder die omstandigheden acht de kantonrechter een door [eiseres] gevorderde schade van
€ 218,41 niet overmatig of onevenwichtig.
5.15 Het verweer dat de mogelijke huur van de door [eiseres] van het schadebedrag nieuw aangeschafte boeken niet is verdisconteerd in de gefixeerde schadebepaling wordt gepasseerd. Voor zover hier “winst” mee wordt gemaakt, acht de kantonrechter dat niet onredelijk omdat [eiseres] niet alleen schade heeft voor de aanschafkosten van de boeken maar ook schade lijdt voor overige kosten en gederfde winst. Hoe dan ook, [gedaagde] heeft op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de door hem ingeleverde boeken een aanzienlijk hogere waarde vertegenwoordigden dan de waarde die door [eiseres] op basis van het overeengekomen artikel 7.13 is toegekend.
5.16 Kortom de kantonrechter overweegt dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om aan te tonen dat in zijn geval de door hem te betalen vergoeding berekend naar de uitgangspunten van het overeengekomen artikel 7.13 van de algemene voorwaarden een onevenredig hoge vergoeding voor het door [eiseres] geleden verlies en gederfde winst oplevert. Dat brengt met zich dat de vordering in hoofdsom voor een bedrag van € 218,41 vermindert met het reeds betaalde bedrag van € 100,00 zal worden toegewezen.
5.17 Tegen de gevorderde rente ad € 37,15 en buitengerechtelijke kosten is geen verweer gevoerd. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat meer buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dan ter inleiding en voorbereiding van het geding. Er heeft immers correspondentie plaats gevonden over en weer. De buitengerechtelijke kosten zullen derhalve worden toegewezen voor een bedrag ad € 37,00 in overeenstemming met het rapport Voorwerk II.
5.18 [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
6. De beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling tegen kwijting aan [eiseres] van een bedrag om aan [eiseres] te betalen € 192,56 vermeerderd met 1 % rente per maand over een bedrag van € 118,41 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 189,31 aan verschotten en € 60,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres];
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2011 in aanwezigheid van de griffier.