ECLI:NL:RBROT:2011:BR0763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/731254-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Asscheman-Versluis
  • mr. Van Nijen
  • mr. Blagrove
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koster veroordeeld voor ontucht met jonge meisjes

Op 14 juni 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een koster die beschuldigd werd van ontucht met meerdere jonge meisjes. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 31 mei 2011. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met meisjes onder de zestien jaar, waarbij hij zijn positie als koster misbruikte. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde ook schadevergoedingsmaatregelen op aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hadden geleden door de daden van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen tot bedragen van € 1.500,- en € 1.200,-. De rechtbank benadrukte dat de gedragingen van de verdachte een grove inbreuk op de integriteit van de slachtoffers vormden en dat er een passende reactie op deze feiten noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/731254-10
Datum uitspraak: 14 juni 2011
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte],
raadsvrouw mr. C. Van Oort, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Loman heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met
aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar
met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen
van de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat de verdachte zich
psychologisch laat onderzoeken door Palier te Rotterdam en dat hij zich zal houden aan het
daaruit volgende plan van aanpak dat hetzij door Palier, hetzij door een gelijksoortige
(forensische-) GGZ-instelling zal worden uitgevoerd.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 september 2010 te Rotterdam meermalen, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] [geboortedatum slachtoffer 1] buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het betasten van en/of wrijven over de (blote) billen van die [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode van 3 januari 2008 tot en met 27 juni 2008 te Rotterdam meermalen, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] [geboortedatum slachtoffer 2] buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van en/of wrijven over de borst(en) en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in de periode van 4 januari 2009 tot en met 12 september 2010 te Rotterdam meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] [geboortedatum slachtoffer 3], buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het - betasten van en/of wrijven over de (blote) billen en vaginavan die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 3] omarmen en die [slachtoffer 3] (vervolgens) (met kracht) tegen zijn,
verdachtes, kruis of lichaam aan drukken en aangedrukt houden;
4.
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 januari 2008 te Rotterdam meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 4] [geboortedatum slachtoffer 4] buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- betasten van en/of wrijven over de borst(en) en het
bovenlichaam van die [slachtoffer 4] en
- betasten van en/of wrijven over de (blote) billen van die [slachtoffer 4]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte zowel voorafgaand als tijdens de verhoren door de politie geen bijstand heeft gehad van een advocaat. Bovendien was de verdachte volledig in de war waardoor de verhoren grotendeels langs hem heen zijn gegaan. Mede gelet op zijn leeftijd en de ernst van de verdenking kunnen de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
Dit verweer wordt verworpen om de volgende redenen.
Door de Hoge Raad is beslist dat de aangehouden verdachte vóór de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens in het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken (HR 30 juni 2009 LJN BH3079, bevestigd in o.m. HR 21 december 2010, LJN BO3408).
Uit het proces-verbaal van de voorgeleiding van de verdachte in verband met zijn inverzekeringstelling (proces-verbaal nummer [nummer]) blijkt dat advocaat M. Theunessen de verdachte voorafgaand aan de inverzekeringstelling heeft gesproken. De inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden op 9 november 2010 te 13:04 uur. Het eerste politieverhoor van de verdachte heeft plaatsgevonden op dezelfde dag om 13:45 uur. Dit verhoor heeft dus plaatsgevonden vlak nadat de verdachte met mr. Theunessen had gesproken, zodat de verdachte zijn consultatierecht in voldoende mate heeft kunnen realiseren.
Uit de rechtspraak van het EHRM kan volgens de Hoge Raad niet worden afgeleid dat de verdachte recht heeft op de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor. De persoon van de verdachte en de ernst van de feiten maken dat in dit geval niet anders.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat de verdachte volledig in de war was tijdens de politieverhoren, te meer nu de verdachte na zijn verhoor op 10 november 2010 na het nalezen van zijn verklaring heeft aangegeven dat zijn verklaring goed is verwoord, op één punt na waar hij vervolgens nog een aanvulling op heeft gegeven. Daar komt nog bij dat de verklaringen van de verdachte vrij gedetailleerd zijn en spontaan zijn afgelegd.
De verklaringen zoals deze door de verdachte bij de politie zijn afgelegd kunnen dan ook gebruikt worden voor het bewijs.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1 tot en met 4:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de kerk waar hij als koster werkzaam was ontuchtige handelingen gepleegd bij een aantal zeer jonge meisjes. Bewezen is dat de eerste keer dat de verdachte zich hieraan schuldig maakte ongeveer 6 jaar voor zijn arrestatie was. De ontuchtige handelingen bestonden onder meer uit het betasten van de blote billen en blote vagina’s van de meisjes en uit het aanraken van hun borsten. Deze handelingen staan niet op zichzelf, aangezien de verdachte behalve bij de in de bewezenverklaring genoemde meisjes ook met andere kinderen omging op een wijze die niet passend is tussen een volwassene en kinderen.
De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het natuurlijk overwicht dat hij als oudere man en koster van de kerk had op de jonge meisjes. De verdachte heeft zich hierbij slechts laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en heeft geen rekening gehouden met de psychische gevolgen die dergelijke ontuchtige handelingen bij de jeugdige slachtoffers kunnen veroorzaken. De gedragingen van de verdachte hebben ook gevoelens van angst en vernedering bij de slachtoffers veroorzaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Tevens heeft hij ook voor veel onrust gezorgd bij de ouders van de slachtoffers en bij de rest van de kerkelijke gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Daarbij is betrokken dat de verdachte door niet te willen meewerken aan gedragsdeskundig onderzoek geen inzicht heeft willen verstrekken in de oorzaak van zijn handelen. Hij heeft op de zitting, gelet op zijn ontkennende houding, ook geen berouw getoond voor wat hij heeft gedaan.
Aan de andere kant is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 november 2010 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Voorts is gelet op de leeftijd van de verdachte, die thans 77 jaar oud is, op het feit dat hij zijn baan als koster kwijt is geraakt en voorts dat hij niet meer welkom is in de kerkgemeenschap waarvan hij deel uitmaakte.
Verder blijkt uit het reclasseringsrapport d.d. 18 januari 2011 dat op grond van de resultaten van de RISc-en Static99-analyse die van de verdachte zijn afgenomen en het feit dat hij thans niet actief is binnen zijn kerkelijke gemeenschap het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering. Hierbij wordt het geïndiceerd geacht dat de verdachte zich psychologisch zal laten onderzoeken ten einde duidelijkheid te verkrijgen welke behandeling hij nodig heeft.
Dit advies van de reclassering zal worden gevolgd, aangezien dit er toe kan bijdragen dat de kans op recidive in de toekomst kan worden voorkomen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
vordering van [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wettelijk vertegenwoordiger [moeder benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats benadeelde partij 1], terzake van feit 4. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. komt die schade voor vergoeding in aanmerking. Die vergoeding zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,-. De vordering van de benadeelde partij zal daarom, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
vordering van [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wettelijk vertegenwoordiger [vader benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats benadeelde partij 2], terzake van feit 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade komt die schade voor vergoeding in aanmerking. Die vergoeding zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.200,-, zodat de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
vordering van [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3], wettelijk vertegenwoordiger [moeder benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats benadeelde partij 3], terzake van feit 1. De benadeelde partij heeft geen schadevergoeding gevorderd.
Nu de benadeelde partij geen bedrag aan schade heeft gevorderd zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden:
- dat de veroordeelde zich psychologisch zal laten onderzoeken door Palier te Rotterdam en zich voorts zal houden aan het daaruit volgende plan van aanpak dat hetzij door Palier, hetzij door een gelijksoortige (forensische-) GGZ-instelling zal worden uitgevoerd.
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: eenduizend vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats benadeelde partij 1], te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.500,- (zegge: een duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech¬tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 1.200,- (zegge: eenduizend tweehonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [benadeelde partij 2] wonende te [woonplaats benadeelde partij 2], te betalen);
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.200,- (zegge: een duizend tweehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Van Nijen en Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2011.
Bijlage bij vonnis van 14 juni 2011:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 september 2010 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] [geboortedatum slachtoffer 1] buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens) betasten van en/of wrijven over de (ontblote) billen en/of vagina, althans het onderlichaam, van die [slachtoffer 1];
(art. 247 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2008 tot en met 27 juni 2008 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] [geboortedatum slachtoffer 2], buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens)
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) borst(en) en/of het
(boven)lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] omarmen en/of (vervolgens) (met kracht) tegen zijn, verdachtes,
kruis en/of lichaam aan drukken en/of aangedrukt houden;
(art. 247 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2009 tot en met 12 september 2010 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] [geboortedatum slachtoffer 3], buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens)
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) billen en/of vagina, althans
het (onder)lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] omarmen en/of die [slachtoffer 3] (vervolgens) (met kracht) tegen zijn,
verdachtes, kruis en/of lichaam aan drukken en/of aangedrukt houden;
(art. 247 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 januari 2008 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 4] [geboortedatum slachtoffer 4] buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (telkens)
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) borst(en) en/of het
(boven)lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] omarmen en/of (vervolgens) (met kracht) tegen zijn, verdachtes,
kruis en/of lichaam aan drukken en/of aangedrukt houden en/of
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) billen en/of vagina, althans
het (onder)lichaam, van die [slachtoffer 4];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)