ECLI:NL:RBROT:2011:BR2189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
382010 / HA RK 11-153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • [naam rechter 1]
  • [naam rechter 2]
  • [naam rechter 3]
  • [naam rechter 4]
  • [naam rechter 5]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en niet-ontvankelijkheid van vervolgverzoeken

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 juli 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen de rechters van de wrakingskamer. Verzoekster had eerder een wrakingsverzoek ingediend tegen een kantonrechter, en na afwijzing daarvan heeft zij opnieuw geprobeerd de rechters van de wrakingskamer te wraken. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoekster geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor partijdigheid van de rechters konden onderbouwen. De enkele omstandigheid dat de rechters eerder een verzoek van verzoekster hadden afgewezen, was onvoldoende om te concluderen dat zij niet-onafhankelijk of partijdig waren. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank besloot ook dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekster op dezelfde of soortgelijke gronden niet meer in behandeling zullen worden genomen, gezien de herhaalde en ongegronde verzoeken van verzoekster. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 18 juli 2011
Zaaknummer: 382010
Rekestnummer: HA RK 11-153
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2], in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en lid van de wrakingskamer van de rechtbank te Rotterdam bij de behandeling van de zaak met nummer 381484/HA 11-139.
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij vonnis d.d. 12 mei 2011 is door de kantonrechter [naam kantonrechter] in de zaak van de VvE van het appartementsgebouw aan de [adres] tegen [naam verzoekster], verzoekster, met zaaknummer 1229592\CV EXPL 11-21878 een comparitie van partijen bepaald. Na verscheidende brieven aan de rechtbank onder andere gericht aan de president van de rechtbank en aan de voorzitter van de sector Kanton, wraakt verzoekster bij brief van 21 juni 2011 [naam kantonrechter] omdat deze volgens verzoekster ondanks nietigheid van het tussenvonnis de comparitie van partijen doorzet.
Bij brief van 22 juni 2011 wordt verzoekster door de secretaris van de wrakingskamer schriftelijk op de hoogte gesteld dat haar wrakingsverzoek op 18 juli 2011 om 10.00 uur behandeld zal worden door de rechtbank, samengesteld uit [naam rechter 1], [naam rechter 2] en [naam rechter 3]. Bij brief d.d. 27 juni wraakt verzoekster [naam rechter 1] en [naam rechter 2]. Bij brief van 29 juni 2011 wordt verzoekster door de secretaris van de wrakingskamer schriftelijk op de hoogte gesteld dat laatstgenoemd wrakingsverzoek op 18 juli 2011 om 9.00 uur behandeld zal worden door de rechtbank, samengesteld uit [naam rechter 4], [naam rechter 5] en [naam rechter 3].
Bij brief d.d. 4 juli 2011 wraakt verzoekster de rechters van de onderhavige wrakingskamer, te weten [namen rechters 3, 4 en 5].
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
1. de dagvaarding d.d. 4 april 2011 van de VvE [adres] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde;
2. de schriftelijke reactie d.d. 4 april 2011 van verzoekster op de dagvaarding;
3. het tussenvonnis van kantonrechter [naam kantonrechter] d.d. 12 mei 2011;
4. de brief d.d. 26 mei 2011 van verzoekster aan de rechtbank;
5. de brief d.d. 8 juni 2011 van verzoekster aan de rechtbank;
6. de brief d.d. 9 juni 2011 van verzoekster aan de rechtbank;
7. de brief d.d. 10 juni 2011 van de gemachtigde van de VvE [adres] aan de rechtbank;
8. de brief d.d. 21 juni 2011 van verzoekster aan de rechtbank, met daarin het verzoek tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter];
9. de oproeping d.d. 22 juni 2011 van verzoekster voor de zitting van de wrakingskamer op 18 juli 2011 te 10.00 uur voor de behandeling van haar verzoek tot wraking van [naam kantonrechter];
10. de beschikking van de rechtbank van 24 juni 2011, gewezen op het verzoek van verzoekster tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter 2] (in de procedure tussen [naam] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde), door de wrakingskamer, samengesteld als volgt: [naam rechter 1], [naam rechter 6] en [na[naam rechter 2];
11. het onderhavige verzoek tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2], gedateerd en ingekomen op 27 juni 2011, met als bijlage een brief van 27 juni 2011 van verzoekster aan de president en de directeur bedrijfsvoering van de rechtbank;
12. de genoemde oproeping d.d. 29 juni 2011 van verzoekster voor de zitting van de wrakingskamer op 18 juli 2011 te 09.00 uur voor de behandeling van het verzoek tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2];
13. de brief van de secretaris van de wrakingskamer d.d. 29 juni 2011 aan verzoekster;
14. de schriftelijke reactie d.d. 4 juli 2011 van [naam rechter 2] op het wrakingsverzoek;
15. de brief d.d. 4 juli 2011 van verzoekster aan de rechtbank, met daarin het verzoek tot wraking van [namen rechters 3, 4 en 5];
16. de brief van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoekster d.d. 5 juli 2011;
17. de brief d.d. 6 juli 2011 van verzoekster Bos aan de president, de directeur bedrijfsvoering en de wrakingskamer;
18. de schriftelijke reactie d.d. 8 juli 2011 van [naam rechter 1] op het wrakingsverzoek;
19. de brief van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoekster d.d. 8 juli 2011;
20. de oproeping d.d. 11 juli 2011 van verzoekster voor de zitting van de wrakingskamer op 18 juli 2011 te 09.00 uur waarin verzoekster de gelegenheid wordt geboden haar wraking van [namen rechters 3, 4 en 5] toe te lichten.
Het verzoek tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2] is behandeld op de terechtzitting van de wrakingskamer van 18 juli 2011, 9.00 uur.
Verzoekster is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
2. Het wrakingsincident
2.1.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak niet geschorst wegens het verzoek van verzoekster tot wraking van [namen rechters 3, 4 en 5], gedaan bij brief van 4 juli 2011, omdat de rechtbank dat verzoek c.q. die verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.2.
Ingevolge artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam worden wrakingsverzoeken die zijn gericht tegen de wrakingskamer niet in behandeling genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 vermelde eisen. In paragraaf 4 is vermeld dat een wrakingsverzoek gemotiveerd dient te zijn ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft. In onderdeel 4.3 is vermeld dat de wrakingskamer de mogelijkheid heeft om kennelijk niet-ontvankelijke verzoeken tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling te laten.
Er is onder meer sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk wrakingsverzoek indien verzoeker geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die het vermoeden zouden kunnen wettigen dat de betrokken rechters in de wrakingskamer ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig of onafhankelijk zijn of die anderszins aanleiding zouden kunnen geven tot de conclusie dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden
2.3.
Verzoekster voert in haar brief van 4 juli 2011 geen andere feiten of omstandigheden aan dan de volgende. Er is sprake van het plegen van rechtsweigering. Voorts blijkt uit de tijdsplanning van de wrakingskamer vooringenomenheid ten aanzien van haar wrakingsverzoek. De rechters van de onderhavige wrakingskamer hebben getoond dat zij niet onafhankelijk jegens verzoekster en zelfs strafrechtelijk vervolgbaar handelen. De rechtbank moet "schoongeblazen" worden en pas daarna kan correct recht gesproken worden, aldus verzoekster.
De enkele omstandigheid dat er voor de behandeling van de wrakingsverzoeken ten aanzien van [naam rechter 1] en [naam rechter 2], zoals gebruikelijk, een half uur is ingepland en dat die zitting gepland is voorafgaande aan de behandeling van het wrakingsverzoek van [naam kantonrechter], vormt naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanwijzing van vooringenomenheid en evenmin van de schijn daarvan.
Voor zover het wrakingsverzoek gegrond is op rechtsweigering, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is omdat het verzoek op 4 juli 2011 is gedaan toen het nog behandeld moest worden, respectievelijk toen daarop nog beslist moest worden.
Verzoekster heeft geen enkel feit of omstandigheid aangevoerd waaruit de door haar gestelde niet-onafhankelijkheid of strafrechtelijke vervolgbaarheid van de rechters zou blijken. Evenmin heeft verzoekster enig feit of omstandigheid aangevoerd waarop haar stelling dat de rechtbank "schoongeblazen" moet worden is gebaseerd.
Om vorenstaande redenen acht de rechtbank verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek gericht tegen de leden van de rechtbank, die deze beschikking geven.
3. De gronden van het wrakingsverzoek en het verweer daartegen
3.1.
Ter onderbouwing van haar verzoek tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2] d.d. 27 juni 2011 heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Er is sprake van rechtsweigering van de rechters [naam rechter 1] en [naam rechter 2]. Voorts stelt verzoekster dat deze rechters hebben getoond dat zij niet-onafhankelijk jegens haar zijn en zelfs strafrechtelijk vervolgbaar handelen. Verzoekster verwijst daarbij naar de beschikking van de meervoudige kamer voor wrakingszaken d.d. 24 juni 2011 waarvan [naam rechter 1] en [naam rechter 2] deel uit maakten en waarbij het wrakingsverzoek gericht tegen de kantonrechter [naam kantonrechter 2] is afgewezen.
3.2.
De rechters [naam rechter 1] en [naam rechter 2] hebben niet in de wraking berust. Voornoemde rechters bestrijden deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van hen kan opleveren.
4. De beoordeling
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
Voor zover het wrakingsverzoek gegrond is op rechtsweigering, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat het verzoek bij brief van 27 juni 2011 is gedaan toen het nog behandeld moest worden, respectievelijk toen daarop nog beslist moest worden.
4.3.1.
Aan de (enige) door verzoekster aangevoerde omstandigheid dat [naam rechter 1] en [naam rechter 2] deel uitmaakten van de kamer die over verzoeksters verzoek tot wraking van [naam kantonrechter 2] oordeelde, valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat deze rechters - subjectief - niet-onafhankelijk of niet-onpartijdig zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek ten aanzien van [naam kantonrechter].
Ook overigens is voor zodanig oordeel in de processtukken of bij het onderzoek ter terechtzitting geen grond gebleken.
4.3.2.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren of niet-onpartijdig zijn of niet-onafhankelijk zijn - objectief - gerechtvaardigd is.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
De enkele omstandigheid dat [naam rechter 1] en [naam rechter 2] zich eerder hebben gebogen over een wrakingsverzoek van verzoekster en dat verzoek toen niet hebben toegewezen, vormt geen reden om te concluderen tot (de schijn van) niet-onpartijdigheid, niet-onafhankelijkheid of vooringenomenheid van de gewraakte rechters ten aanzien van het - van dat eerdere wrakingsverzoek los staande, want een andere procedure betreffende - verzoek tot wraking ten aanzien van [naam kantonrechter].
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden aangaande de rechters [naam rechter 1] en/of [naam rechter 2] die de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid schade zouden kunnen doen lijden.
De conclusie moet dan ook zijn dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
In het vorenoverwogene, met name de omstandigheden dat verzoekster zonder enige behoorlijke grond aan te voeren na eerst ten aanzien van [naam kantonrechter] een wrakingsverzoek en vervolgens het onderhavige wrakingsverzoek ten aanzien van [naam rechter 1] en [naam rechter 2] te hebben ingediend, ook ten aanzien van deze wrakingskamer een verzoek tot wraking te hebben ingediend, vindt de rechtbank aanleiding te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekster die op dezelfde of soortgelijke gronden als in de onderhavige zaak en in het onderhavige wrakingsincident zijn gesteld, niet meer in behandeling zullen worden genomen.
5. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter 1] en [naam rechter 2];
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster dat op dezelfde of soortgelijke gronden als in de onderhavige zaak en in het onderhavige wrakingsincident zijn gesteld, niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 18 juli 2011 door [namen rechters 3, 4 en 5].
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2011 in tegenwoordigheid van mr. Versloot, griffier.