ECLI:NL:RBROT:2011:BR6515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
342163 /HA ZA 09-3196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen binnenschepen en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, betreft het een aanvaring tussen twee binnenschepen op 11 maart 2006. De eiser, Amsterdam Barge Service B.V., vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, ABS, naar aanleiding van de schade die was ontstaan door de aanvaring. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 16 juni 2010 de eiser opgedragen te bewijzen dat de schade was veroorzaakt door de aanvaring en dat de kosten van de reparatie € 4.841,- bedroegen. Tijdens de bewijslevering zijn getuigen gehoord en zijn verschillende producties overgelegd, waaronder rapporten van experts en facturen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvaring plaatsvond toen de duwboot, bestuurd door een getuige, met een snelheid van 8 tot 10 km per uur in aanraking kwam met de stuurboordzijde van het schip van de eiser. De schade werd vastgesteld door een scheepswerktuigkundig expert, die ook foto's maakte van de schade. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de reparatie, die door de eiser waren gemaakt, redelijk waren, gezien het feit dat het om een nieuw schip ging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met verklaringen van getuigen en de overgelegde stukken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagde partij veroordeeld om aan de eiser een bedrag van € 6.505,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2011 door mr. J. van Zelm van Eldik.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 342163 /HA ZA 09-3196
Uitspraak: 24 augustus 2011
VONNIS in de za[eiser]:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr J.C. van Zuethem,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMSTERDAM BARGE SERVICE B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat: mr M.J. van Dam.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "ABS".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het in deze zaak gewezen vonnis van 16 juni 2010 met de daaraan ten grondslag liggende
stukken;
- processen-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 9 november 2010 en 1 maart 2011;
- conclusie na enquête van [eiser], met producties;
- antwoordconclusie na enquête van ABS.
1.2 Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1 Aan [eiser] was bij het vonnis van 16 juni 2010 opgedragen te bewijzen:
(a) dat door de aanraking tussen [de duwboot] en [het schip] de gestelde schade is ontstaan,
(b) dat de kosten van de reparatie van deze schade € 4.841,- hebben bedragen,
(c) dat de reparatiekosten en de expertisekosten zijn betaald door Assutrans en Esa en dat deze daardoor gerechtigd waren de kosten te verhalen op ABS.
2.2 Als getuige zijn gehoord: [persoon 1], scheepswerktuigkundig expert en [persoon 2], adviseur en consultant.
De rechter voor wie (een deel van) de getuigen zijn gehoord is niet langer werkzaam in de sector civiel van de rechtbank.
2.3 Bij de beoordeling van de eerste twee punten van de bewijslevering betrekt de rechtbank, behalve de twee getuigenverklaringen, ook de verklaringen die zijn afgelegd bij de comparitie van partijen door [persoon 3], directeur van ABS en door [eiser] en voorts een aantal overgelegde producties, in het bijzonder het rapport van expertise opgesteld door [persoon 1] van [bedrijf 1], de door [persoon 1] op respectievelijk 13 en 15 maart 2006 gemaakte foto's, een faxbericht d.d. 13 maart 2006 van [persoon 1] aan de eigenaren van de duwboot [de duwboot] p/a [bedrijf 2] t.a.v. [persoon 4], een schriftelijke verklaring van [eiser] en de factuur van Veka Handelsonderneming B.V.
ad € 4.841,- exclusief BTW.
2.4 Op grond daarvan, een en ander in onderling verband bezien en in samenhang met hetgeen door partijen over en weer naar voren is gebracht, kan het navolgende worden overwogen.
2.4.1 Op de vroege ochtend van zaterdag 11 maart 2006 is de duwboot [de duwboot] (I) met een duwhoorn in aanraking gekomen met de stuurboordzijde van de over bakboord afgemeer[het schip].
De [de duwboot] werd bestuurd door [persoon 2], die [de duwboot] wilde afmeren achter [het schip]. Naar zeggen van [persoon 2] vond in het besturingssysteem van [de duwboot] een elektrische storing plaats toen [de duwboot] op een afstand was van ongeveer 15 m en toen [de duwboot] met een snelheid voer van ongeveer 8 tot 10 km per uur; daardoor ging het roer dwars naar stuurboord en raakte [de duwboot] met het rubber op de stuurboord duwhoorn [het schip] ongeveer midscheeps.
[eiser] en [persoon 2] hebben vervolgens over de reling naar de stuurboordzijde van [het schip] gekeken. Daar waren zwarte vegen te zien waar de duwhoorn [het schip] had geraakt.
[persoon 2] herkende de verticale zwarte streep die te zien is op drie foto's van [persoon 1] (1234, 1235 en 1236 d.d. 13 maart 2006) als de streep die hij toen heeft gezien. [persoon 2] kon toen eigenlijk niet zien of er een deuk was of niet.
[eiser] heeft verklaard dat er boven de waterlijn duidelijk een deuk zichtbaar was; het was geen grote deuk.
[persoon 2] heeft zijn telefoonnummer, zijn naam en de naam van de verzekeraar van [de duwboot] achtergelaten. [eiser] heeft de aanvaring gemeld bij zijn verzekeraar.
De [het schip] was een net nieuw gebouwd schip. Na te zijn gedoopt is [het schip] naar de werf van Veka in Werkendam gevaren.
2.4.2 Op maandag 13 maart 2006 heeft [persoon 1] - in opdracht van Assutrans International N.V. (hierna: Assutrans) namens de verzekeraars van [het schip] - dit schip op de werf van Veka geïnspecteerd.
Hij stelde volgens zijn verklaring vast dat de stuurboord huidbeplating bij zijtank 8 over de gehele hoogte en met name de bovenste en onderste bergplaat waren ingezet en dat de langsspanten ter plaatse waren geplooid. Het schip had een lichte inzetting, een lichte deuk. Hij heeft foto's gemaakt van de verticale streep op de huid, die naar zijn mening is veroorzaakt door schuring met rubber, en ook van de ruimte achter de huidbeplating. Volgens [persoon 1] kon deze schade redelijkerwijs het gevolg zijn van een aanraking met een duwhoorn.
[eiser] heeft verklaard dat op maandag op de werf een mangat is geopend en dat aan de binnenzijde van de huid schade te zien was: de verf was afgebladderd en een spant was krom.
2.4.3 [persoon 1] heeft op 13 maart 2006 de hiervoor genoemde fax gestuurd aan
[bedrijf 2], t.a.v. [persoon 4]. Daarin werden belanghebbenden bij [de duwboot] aansprakelijk gesteld voor de schade en daarin stond dat hij gaarne zou vernemen welke expert namens de geadresseerden zou optreden. Als onbetwist kan worden aangenomen dat [bedrijf 2] de verzekeringstussenpersoon was van de verzekeraar van [de duwboot] en dat [persoon 4] optrad voor [bedrijf 2].
[persoon 1] heeft verklaard dat hij op 14 maart 2006 heeft gesproken met [persoon 4], dat hij hem een schadebedrag heeft genoemd en dat [persoon 4] aangaf akkoord te gaan met opname van de schade alleen door [persoon 1], wat betekende dat hij geen expert wilde benoemen en ook zou instemmen met de hoogte van de door [persoon 1] vastgestelde schade.
Namens de belanghebbenden bij [de duwboot] is geen expert aangesteld.
2.4.4 In het rapport van [persoon 1] zijn de werkzaamheden vermeld die werden verricht om de vastgestelde schade te herstellen, o.m. het losbranden en gedeeltelijk vernieuwen van een bergplaat en een slijtplaat, het rechten van huidbeplating en het schilderen van gerepareerd en vernieuwd staalwerk.
[persoon 1] heeft de werkzaamheden besproken met de werf en heeft daarvoor op 14 maart 2006 van de werf een offerte gekregen ten bedrage van € 4.841,-. Op 15 maart 2006 is men begonnen met de reparatiewerkzaamheden. [persoon 1] heeft dat gezien en heeft foto's gemaakt.
[persoon 1] heeft in zijn rapport de kosten van de reparatie begroot op € 4.841,- (excl. BTW). Dienovereenkomstig heeft Veka dat bedrag gefactureerd aan [eiser].
[persoon 1] heeft verklaard dat hij de schade op 13 maart 2006 schatte op ongeveer € 3.000,-; het verschil tussen dat bedrag en het in zijn rapport genoemde bedrag is naar zijn zeggen veroorzaakt door het feit dat de schipper van [het schip] het schilderwerk heeft laten uitvoeren door een schildersbedrijf en niet zelf heeft gedaan zoals ook wel gebruikelijk is.
Op de factuur van Veka staat een bedrag van € 1.432,- voor schilderkosten.
[persoon 2] heeft verklaard dat hij op de volgende vrijdag (17 maart 2006) op de werf naar [het schip] is gaan kijken en dat de reparaties toen al waren verricht en er geen schade meer te zien was, ook niet in de zijtank, waar kennelijk was geschilderd maar waar hij geen reparaties heeft gezien; als er aanvaringsschade is geweest aan [het schip], is volgens hem een reparatie aan de huidplaten, bergplaten en langsspanten niet onlogisch; hij vindt € 5.000,- aan schade echter schromelijk overdreven.
2.5 De rechtbank acht op basis van het vorenstaande bewezen dat door de aanvaring op 11 maart 2006 van de duwhoorn van [de duwboot] met de stuurboordzijde van [het schip] de schade is ontstaan die op 13 maart 2006 is vastgesteld door [persoon 1] en tevens dat de reparatiekosten daarvan € 4.841,- (excl. BTW) bedroegen. Niet blijkt dat deze kosten onredelijk hoog waren. Zeker nu het om een nieuw schip ging, kon [eiser] verlangen dat het benodigde schilderwerk door een professioneel bedrijf werd uitgevoerd.
[persoon 1] heeft tijdig contact gehad met de belanghebbenden bij [de duwboot] in de persoon van [persoon 4] van [bedrijf 2], waarvan de naam naar valt aan te nemen na de aanvaring door [persoon 2] aan [eiser] was opgegeven. [persoon 4] is uitgenodigd om een expert aan te stellen doch heeft daarvan afgezien.
2.6 Bij de beoordeling van het derde punt van de bewijslevering houdt de rechtbank verder nog rekening met de verklaring op de comparitie van [persoon 5] namens Assutrans en met een aantal producties, in het bijzonder twee bevestigingen van lastgeving van respectievelijk Assutrans en Esa EuroShip Assekuradeurgesellschaft mbH & Co. KG (hierna: Esa) en kopieën van bankafschriften en van een overzicht van Assutrans betreffende [eiser].
2.7 Op grond daarvan, een en ander in onderling verband bezien en in samenhang met hetgeen door partijen over en weer naar voren is gebracht, kan het navolgende worden overwogen.
2.7.1 [bedrijf 1] heeft ter zake van de schadeopname aan boord van [het schip] en het rapport € 896,- in rekening gebracht aan Afbouwverzekeraars van [het schip] c/o Assutrans.
Van de bankrekening van Assutrans is op of omstreeks 26 april 2006 € 896,- overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] met referentie [het schip]/[de duwboot].
[persoon 1] heeft bevestigd dat de rekening voor zijn expertise is betaald door Assutrans.
[persoon 5] heeft verklaard dat er voor [het schip] een afbouwpolis was afgesloten en dat de expertisekosten zoals gewoonlijk verhaalbaar waren bij verzekeraars.
Volgens [eiser] heeft Assutrans de expertisekosten betaald voor de betrokken cascoverzekeraars, te weten Esa, die aan [eiser] last heeft verstrekt tot het incasseren. Dat laatste wordt bevestigd door de overgelegde lastgeving van Esa die handelde als of namens de cascoverzekeraars van [het schip].
Ook Assutrans heeft aan [eiser] last gegeven met betrekking tot het incasseren van de aanvaringsschade aan de kant van [het schip] (expertisekosten, cascoschade, buitengerechtelijke kosten), door Assutrans op grond van een verzekeringsovereenkomst vergoed.
2.7.2 Veka heeft ter zake van de reparatie van de schade van [het schip] € 4.841,-
exclusief BTW ofwel € 5.760,79 inclusief BTW in rekening gebracht aan [eiser].
Volgens [eiser] - in een enigszins gewijzigde stellingname - heeft Assutrans de reparatienota betaald, waarbij Assutrans het reparatiebedrag slechts heeft voorgeschoten en heeft Assutrans dat bedrag later doorbelast aan [eiser].
[persoon 5] heeft verklaard dat bij de voor [het schip] afgesloten afbouwpolis een vrijstelling gold van € 15.000,- en dat de verzekeringsmakelaar heeft besloten om de herstelkosten
voor te schieten.
Van een bankrekening van KBC Bank NV is op of omstreeks 19 maart 2007 € 5.760,97 overgemaakt naar de rekening van Veka met referentie aan die reparatienota voor [het schip].
ABS erkent dat het gaat om een betaling door Assutrans.
Uit het overzicht van Assutrans betreffende [eiser] blijkt dat per 1 januari 2009 door Assutrans ten laste van [eiser] een bedrag is gedebiteerd van € 5.760,79.
2.8 De rechtbank acht op basis van het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt en derhalve bewezen dat de expertisekosten ingevolge een verzekeringsovereenkomst zijn betaald door Assutrans of Esa en dat de reparatienota - die kennelijk viel onder een eigen risico - is betaald door Assutrans en ten laste is gebracht van [eiser]. Assutrans en Esa hebben aan [eiser] last gegeven tot het incasseren van de schade voor zover die door hen is betaald.
Dat betekent dat [eiser] gerechtigd is om in deze procedure van ABS vergoeding te vorderen van de expertisekosten (€ 896,-) en de reparatiekosten (€ 4.841,-), samen € 5.737,-.
2.9 Behalve laatstgenoemd bedrag zijn ook de buitengerechtelijke kosten van € 768,- voor werkzaamheden ter incasso van de schadevorderingen, die op zichzelf niet in geschil zijn, aan [eiser] toewijsbaar.
In totaal kan derhalve een bedrag van € 6.505,- worden toegewezen, vermeerderd met de hierna te noemen rente (vanaf de betaling) en met veroordeling van ABS in de kosten van het geding. Deze kosten bedragen tot op heden aan de zijde van [eiser] € 313,- aan vast recht, € 488,98 aan overige verschotten en € 1.536,- aan salaris van de advocaat, in totaal
€ 2.337,98.
3. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt ABS om tegen kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.505,-, vermeerderd met de wettelijke rente (art. 6:120 lid 1 BW) over € 4.841,- vanaf 19 maart 2007 en over € 896,- vanaf 26 april 2006, telkens tot de dag van betaling;
veroordeelt ABS in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.337,98;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik en uitgesproken in het openbaar op
24 augustus 2011.
10/2228