ECLI:NL:RBROT:2011:BT7611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/661084-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Trotman
  • A. Vroom
  • J. Lablans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, poging tot verkrachting, vrijheidsberoving, mishandeling en wapenbezit met betrekking tot een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting, poging tot verkrachting, vrijheidsberoving, mishandeling en wapenbezit. De feiten vonden plaats op 18 maart 2011, toen de verdachte de aangeefster, zijn ex-vriendin, in haar woning met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in ander bewijs, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte heeft erkend dat hij de aangeefster heeft opgewacht en met haar naar binnen is gegaan, maar ontkent de beschuldigingen van geweld en seksuele dwang. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met de aangeefster. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schade aan de aangeefster. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 242, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/661084-11
Datum uitspraak: 6 oktober 2011
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie, is niet verschenen.
Gemachtigd raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Roebroek heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, mede inhoudende een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en verplichte behandeling, alsmede oplegging van een contactverbod met [slachtoffer].
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] getongzoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging hierin dat verdachte meermalen, eenmaal met kracht
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seks wilde en dat zij hem moest pijpen en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op bed heeft geduwd en bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en
- die [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en in het gezicht heeft geslagen en
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- de string van die [slachtoffer] heeft kapot getrokken en (vervolgens) in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en op die [slachtoffer] heeft gespuugd en
- die [slachtoffer] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar broek weer uit te trekken en (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en
- die [slachtoffer] heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten en dat ook met haar vriend zou doen en aldus voor die [slachtoffer] een dusdanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij geen, althans onvoldoende, weerstand kon bieden;
2.
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld enandere feitelijkheden endoor bedreiging met geweld [slachtoffer], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seks wilde en/of dat zij hem moest pijpen en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op bed heeft geduwd en/of bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft gelikt
- die [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht geslagen en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [slachtoffer] heeft kapot getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer] heeft belet haar woning te verlaten en
- die [slachtoffer] heeft geslagen en geduwd en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar broek uit te doen en met haar ontblote billen op een stoel te zitten;
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, heeft geslagen in het gezicht en die [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl deze [slachtoffer] op een stoel zat, waardoor deze [slachtoffer] op haar achterhoofd is gevallen en een string van die [slachtoffer] heeft kapot getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 20 maart 2011 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model Police, kaliber 6.35 mm, van welk pistool de oorspronkelijk dichte loop is uitgeboord/verwijderd en vervangen door een loop die dat pistool voor het verschieten van kogelpatronen geschikt maakt en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van één kogelpatroon kaliber 6.35 mm voorzien van bodemstempel S&B 6.35Br voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Unus testis?
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende voor een bewezenverklaring van deze feiten. Nu er naar zijn mening sprake is van een unus testis-nullus testis situatie en er onvoldoende steunbewijs voor de aangifte voorhanden is, kunnen deze feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 18 maart 2011 heeft aangeefster een gedetailleerde verklaring afgelegd. Bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster deze verklaring later tot in detail bevestigd. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster kritisch moet worden bekeken omdat zij een relatie met de verdachte heeft gehad. Natuurlijk moet in een dergelijk geval de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een verklaring, maar het enkele gegeven dat er sprake is geweest van een relatie is onvoldoende om aangeefster reeds daarom onbetrouwbaar te achten. Redenen waarom de aangeefster belang heeft bij het afleggen van een onjuiste verklaring, zijn niet gebleken. Gegeven de consistentie en de mate van gedetailleerdheid van de verklaringen van de aangeefster, acht de rechtbank deze betrouwbaar.
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of de verklaringen van aangeefster in voldoende mate steun vinden in ander bewijs. Deze vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord.
De rechtbank acht het allereerst van belang dat de verklaring van aangeefster over het gedrag en de handelingen van de verdachte, wordt bevestigd door hetgeen de politie diezelfde dag rond 20.00 uur heeft aangetroffen in de woning van aangeefster en waarover is gerelateerd in het van foto’s voorziene proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2011: de gescheurde string en de bruine make-up vegen op de matrashoes in de slaapkamer, de in stukken gescheurde Allerhande en de op de grond gegooide stoel en beker in de woonkamer en het pak ice-tea in de keuken en de (plakkerige) vloeistof op de keukenmuur en -vloer.
Dat de aangeefster de situatie in de woning - en dus de crime-scene - in scène heeft gezet alvorens de kinderen te halen en aangifte te doen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Voorts wordt de verklaring van aangeefster omtrent het met geweld kapotscheuren van haar string ondersteund door het letsel aan haar rug en de letselfoto’s die bij de politie zijn gemaakt op 21 maart 2011.
Door de verdachte wordt erkend dat hij op vrijdagmiddag 18 maart 2011 aangeefster heeft opgewacht, met haar mee is gelopen naar haar woning en met aangeefster naar binnen is gegaan en dat het toen rond 14.30 uur was. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij met aangeefster in de slaapkamer heeft gesproken over het hebben van seks. Ook heeft hij verklaard dat hij boos op haar was, mogelijk in zijn boosheid een tijdschrift heeft verscheurd of met een beker heeft gegooid, dat hij haar heeft uitgescholden en hele erge dingen heeft gezegd en op een gegeven moment aan beide bovenarmen heeft vastgepakt en haar met haar blote billen op een stoel heeft geduwd. Bovendien heeft hij verklaard dat hij op de display van de telefoon van aangeefster heeft gezien dat de school van de kinderen een aantal malen heeft gebeld.
Ten slotte is van belang dat uit de verklaring van de juf van het zoontje van de aangeefster (getuige [getuige]) naar voren komt dat de school om 15.15 uur uitgaat, maar dat op vrijdag 18 maart 2011 om 15:30 uur het zoontje nog niet van school was gehaald. De getuige heeft toen tevergeefs telefonisch contact met zijn moeder/aangeefster gezocht. Omstreeks 16:15 uur verscheen aangeefster hevig geëmotioneerd voor de deur van de school. Aangeefster heeft aan [getuige] verteld wat er tussen de verdachte en haar was voorgevallen, waarbij de rechtbank constateert dat hetgeen aangeefster toen aan de getuige heeft verteld, overeenkomt met hetgeen aangeefster daarna tegenover de politie en de rechter-commissaris heeft verklaard.
Verkrachting/Poging verkrachting
Naar het oordeel van de rechtbank is de poging tot verkrachting door te proberen aangeefster te dwingen hem te pijpen geëindigd na het kapot trekken van de string.
Daarom zijn de gedachtestreepjes in feit 2 weggestreept die zien op handelingen die na bedoeld moment hebben plaatsgevonden.
Feit 5: Rechtmatigheid binnentreden en doorzoeking
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman van verdachte het verweer gevoerd dat het binnentreden in de woning van de moeder van verdachte op 18 maart 2011 onrechtmatig is geweest omdat er geen machtiging tot binnentreden voorhanden was. De bewijsmiddelen die als gevolg van het onrechtmatig binnentreden zijn verkregen dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman, hetgeen tot vrijspraak moet leiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Blijkens het proces-verbaal van de politie van 20 maart 2011 is er een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de aanhouding van de verdachte op verdenking van onder meer het voorhanden hebben van een vuurwapen. Toen is gebleken dat de verdachte op het adres van zijn moeder staat ingeschreven en dat hij antecedenten heeft op het gebied van onder meer de Wet wapens en munitie.
Naar het oordeel van de rechtbank was er onder voormelde omstandigheden voldoende grond voor het redelijk vermoeden dat in de woning van de verdachte wapens en/of munitie aanwezig waren. De doorzoeking is derhalve gedekt door artikel 49 van de Wet wapens en munitie. In het betreffende proces-verbaal staat vermeld dat de bewoonster (verdachtes moeder) de verbalisanten toegang tot de woning heeft verschaft en dat zij, nadat de verbalisanten zich hadden gelegitimeerd en het doel van hun komst hadden medegedeeld, hun toestemming heeft verleend tot het doorzoeken van de woning.
Hoewel het proces-verbaal dit niet expliciet vermeldt, leidt de rechtbank daaruit en uit het ontbreken van enig blijk van het tegendeel af dat zij tevens desgevraagd voorafgaande toestemming heeft verleend voor het binnentreden van de woning als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Algemene wet op het binnentreden, zodat een machtiging daartoe niet was vereist. Nu het bewijsmateriaal is verkregen nadat de opsporingsambtenaren toestemming was verleend tot binnentreden gevolgd door een rechtmatige doorzoeking, is er geen reden voor bewijsuitsluiting.
Feit 5: Kwalificatie vuurwapen
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit omdat de in de tenlastelegging genoemde kwalificatie van dit omgebouwd vuurwapen naar zijn mening niet correct is, omdat het zou gaan om een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd.
De rechtbank verwerpt dit - overigens niet nader onderbouwde - verweer.
Uit het proces-verbaal van 21 maart 2011 opgesteld door N.O.B. Klein, buitengewoon opsporingsambtenaar en vakspecialist Wapens&Techniek, blijkt dat het gaat om een omgebouwd alarmpistool, dat geschikt is gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm, en derhalve valt onder categorie III van lid 2 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de in dit proces-verbaal weergegeven bevindingen en daarmee aan de kwalificatie van dit vuurwapen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
verkrachting;
2.
poging tot verkrachting;
3.
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
4.
mishandeling;
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III
en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting door tongzoenen, poging verkrachting en mishandeling van [slachtoffer], zijnde de ex-vriendin van verdachte.
Het slachtoffer is met geweld en met bedreiging met geweld in haar eigen woning geconfronteerd. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen lust- en machtsgevoelens gesteld boven het belang van het slachtoffer en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Voor het slachtoffer moeten de gebeurtenissen buitengewoon vernederend, kwetsend en beangstigend zijn geweest. Daarbij kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de tengevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroor¬zaakte emotionele schade, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring en het verslag d.d. 16 september 2011 van de maatschappelijk werkster van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving van [slachtoffer]. De verdachte heeft slachtoffer belet haar woning te verlaten teneinde haar kinderen van school te halen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad.
Het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2011 reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het rapport van Reclassering Nederland van 19 september 2011 wordt geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij de reclassering en de deelname aan een gedragsinterventie en verplichte behandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok te Rotterdam. In ditzelfde rapport is geconcludeerd dat ingeschat wordt dat er een hoog risico is op onttrekken aan voorwaarden. Verdachte geeft aan geenszins voornemens te zijn om medewerking te verlenen aan een eventuele behandeling voor zedendaders en dat hij sceptisch is ten aanzien van een eventueel reclasseringscontact.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het opleggen van voorwaarden zoals hierboven beschreven geen soelaas zal bieden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 19 augustus 2011 komt naar voren dat het slachtoffer nog altijd angst heeft en zich zorgen maakt over wat er nog gaat komen wanneer de verdachte weer op vrije voeten komt.
Gelet hierop zal de rechtbank een deel van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer.
Een straf gelijk aan het voorarrest, zoals de raadsman heeft bepleit, doet geen recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer], wonende te Rotterdam, terzake van de feiten 1 tot en met 4. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 5.500,-.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde straf¬bare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 2.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu is gebleken dat de benadeelde partij met een toevoeging procedeert, zullen de kosten door de benadeelde partij gemaakt, worden beperkt tot de door deze betaalde eigen bijdrage.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 242, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich niet in contact stelt met het slachtoffer [slachtoffer];
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende te Rotterdam, te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Trotman, voorzitter,
en mrs. Vroom en Lablans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Kandemir-Akkal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2011.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van [verdachte] van 6 oktober 2011:
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] getongzoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seks wilde en/of dat zij hem moest pijpen en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op bed heeft geduwd en/of bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht heeft geslagen en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [slachtoffer] heeft kapotgetrokken en/of (vervolgens) in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of op die [slachtoffer] heeft gespuugd en/of
- die [slachtoffer] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar broek (weer) uit te trekken en/of (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten en dat ook met haar vriend zou doen en/of aldus voor die [slachtoffer] een dusdanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij geen, althans onvoldoende, weerstand kon bieden;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seks wilde en/of dat zij hem moest pijpen en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op bed heeft geduwd en/of bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft gelikt
- die [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht geslagen en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [slachtoffer] heeft kapotgetrokken en/of (vervolgens) in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of op die [slachtoffer] heeft gespuugd en/of
- die [slachtoffer] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar broek (weer) uit te trekken en/of (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 242 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer] enige uren heeft belet haar woning te verlaten en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen heeft geslagen en/of geduwd en/of
- die [slachtoffer] heeft bedreigd met de woorden: "Ik schiet je door je kop" althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar broek uit te doen en met haar ontblote billen op een stoel te zitten;
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, althans éénmaal heeft geslagen in het gezicht en/of die [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl deze [slachtoffer] op een stoel zat, waardoor deze
[slachtoffer] op haar achterhoofd is gevallen en/of een string van die [slachtoffer] heeft kapotgetrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model Police, kaliber 6.35 mm, van welk pistool de oorspronkelijk dichte loop is uitgeboord/verwijderd en/of vervangen door een loop die dat pistool voor het verschieten van kogelpatronen geschikt maakt en/of munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van één kogelpatroon kaliber 6.35 mm voorzien van bodemstempel S&B 6.35Br voorhanden heeft gehad;
(artikelen 26 jo 55 Wet wapens en munitie)