ECLI:NL:RBROT:2011:BU3360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388214 / HA RK 11-236
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot mensensmokkel en oplichting

Op 4 november 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker in een strafzaak. De verzoeker was beschuldigd van medeplegen van mensensmokkel, oplichting, witwassen en lidmaatschap van een criminele organisatie. Tijdens de behandeling van de strafzaak op 10 oktober 2011 heeft de raadsman van de verzoeker de rechters gewraakt, omdat zij een verzoek tot het horen van tolken als getuigen hadden afgewezen. De verzoeker stelde dat deze afwijzing onbegrijpelijk was en voortkwam uit vooringenomenheid van de rechters.

De rechtbank oordeelde dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van een onbegrijpelijke beslissing die wijst op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om tolken te horen niet zo onbegrijpelijk was dat dit een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De rechters hadden de verzoeker de gelegenheid geboden om aan te geven welke gesprekken ten onrechte aan hem waren toegeschreven, wat volgens de rechtbank aantoont dat er geen sprake was van vooringenomenheid.

De rechtbank benadrukte dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechters moet worden vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval waren er geen aanwijzingen dat de rechters niet onpartijdig waren. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 4 november 2011
Zaaknummer: 388214
Rekestnummer: HA RK 11-236
Parketnummer: 10/996565-10
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [namen gewraakte rechters], rechters in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 10 oktober 2011 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, samengesteld door de rechters, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met opgemeld parketnummer.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechters gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, zijn raadsman, de rechters, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 21 oktober 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen:
Mr. P.Th. van Jaarsveld, raadsman van verzoeker, alsmede de officier van justitie mr. C.E.J. Backer. Zij hebben ieder hun standpunt nader toegelicht, de raadsman van verzoeker aan de hand van een pleitnota.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoeker het volgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Aan verzoeker is - kort gezegd - ten laste gelegd: medeplegen van mensensmokkel, medeplegen van oplichting, medeplegen van witwassen en lid zijn van een criminele organisatie. Blijkens het dossier is de verdenking zodanig dat er vooral sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verzoeker en een medeverdachte, genaamd [X], (hierna: [X]) die eveneens op 10 oktober 2011 terecht stond.
Uit het strafdossier blijkt dat het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak zich aanvankelijk alleen richtte tegen [X]. Door deze [X] zijn een aantal door de politie getapte telefoongesprekken gevoerd. In het proces-verbaal wordt opgemerkt dat op basis van stemherkenning door de tolken en de inhoud van de telefoongesprekken is vastgesteld dat [X] steeds met dezelfde persoon sprak. Later heeft men geconcludeerd dat deze persoon verzoeker was. Gezien het cruciale belang van de getapte telefoongesprekken voor de tegen verzoeker gerezen verdenking dient de verdediging alle ruimte te krijgen om te onderzoeken waarop de conclusie van de tolken dat sprake was van dezelfde persoon is gebaseerd. Daarenboven is het de vraag of verzoeker terecht vanaf 17 november 2010 als verdachte is aangemerkt en of er op basis van de toen bekende gegevens voldoende grond was voor verdere op de rechten van verzoeker inbreukmakende opsporingsactiviteiten. Ook daarvoor is van belang te weten waarop vorenbedoelde conclusies van de tolken waren gebaseerd.
Het verzoek tot het horen van de tolken is noodzakelijk voor een juiste beoordeling door de rechter. Aan dit criterium hebben de rechters het verzoek evenwel niet getoetst. Het verzoek is zonder motivering afgewezen. Die afwijzende beslissing is zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid wordt nog onderstreept door het gegeven dat de rechtbank na afwijzing van het verzoek tot het horen van de tolken aan de verdediging in overweging heeft gegeven om concreet aan te geven welke gesprekken ten onrechte aan verzoeker zouden zijn toegeschreven. In die zin ligt als uitgangspunt besloten dat de gesprekken aan verzoeker kunnen worden toegeschreven. Dat dient nu juist eerst te worden onderzocht.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat zij het verzoek tot wraking aldus begrijpen dat naar de mening van verzoeker de afwijzing tot het horen van de tolken als getuigen naar objectieve maatstaven een vrees voor gebrek aan onpartijdigheid rechtvaardigt. De wettelijke mogelijkheid tot wraking is volgens de rechters niet gegeven om een onwelgevallige rechterlijke beslissing aan een nadere toetsing te onderwerpen. Indien al aangenomen zou mogen worden dat die beslissing onjuist is, is daarin daarom in beginsel geen grond voor wraking gelegen. Dit zou anders kunnen zijn indien er sprake is van een zozeer onbegrijpelijke beslissing dat deze redelijkerwijs slechts ingegeven kan zijn door vooringenomenheid jegens de verdachte. Volgens de rechters doet die situatie zich niet voor. Dat klemt volgens de rechters temeer nu zij ter zitting van 10 oktober 2011 hebben beslist dat de verdediging de gelegenheid moet worden geboden nader aan te duiden telefoongesprekken, waarvan hetzij de juistheid van de weergave daarvan in het dossier, hetzij de gestelde deelname daaraan door de verdachte, wordt betwist, uit te luisteren en desgewenst aan nader onderzoek te doen onderwerpen. De rechters geven de rechtbank in overweging het wrakingsverzoek als ongegrond af te wijzen.
2.3
De officier van justitie heeft meegedeeld niet in te zien dat uit de beslissing van de rechters ter zitting van 10 oktober 2011 partijdigheid van de rechters blijkt, dan wel dat op grond van die beslissing de schijn van partijdigheid is gewekt. Zij deelt niet de visie van de verdediging dat uit die beslissing blijkt dat de rechters er reeds thans van uitgaan dat verzoeker heeft deelgenomen aan de bewuste telefoongesprekken. Er is een proces-verbaal van politie, waarin die telefoongesprekken worden toegeschreven aan verzoeker en de verdediging kreeg en krijgt nog alle gelegenheid om dat te weerspreken. Het letterlijk uitwerken van alle getapte telefoongesprekken kost heel veel tijd en geld, terwijl volgens de officier van justitie door de verdediging op eenvoudige wijze kan worden aangegeven aan welke gesprekken door verzoeker niet is deelgenomen, zodat nader onderzoek kan worden beperkt tot alleen die gesprekken.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Daarbij dient vooropgesteld te worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat kan slechts anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.5
Die situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
Daaraan doet niet af dat door de rechters ter zitting van 10 oktober 2011 het verzoek van de verdediging tot het horen van de tolken als getuige zonder nadere specifieke motivering is afgewezen. Uit de in het proces-verbaal van die zitting op deze afwijzing volgende zin: "De verdediging wordt in overweging gegeven om concreet aan te geven welke gesprekken ten onrechte aan verdachte [naam verzoeker] zouden zijn toegeschreven" valt niet af te leiden dat de rechters reeds van oordeel waren dat door verzoeker aan enig telefoongesprek is deelgenomen. Aan de verdediging wordt ruimte gegeven om bij de rechter-commissaris nader onderzoek te doen plaatsvinden naar de tapgesprekken.
3.6
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [namen gewraakte rechters].
Deze beslissing is gegeven op 4 november 2011 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beslissing door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.