ECLI:NL:RBROT:2011:BU4270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
376186 JE/RK 11-926
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Marseille
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige wegens bedreigde ontwikkeling en gebrek aan contact met de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige. De minderjarige, die in de veronderstelling verkeert dat zijn grootvader zijn vader is, heeft geen contact met zijn biologische vader. De moeder van de minderjarige is niet in staat om zonder hulp mee te werken aan het contact tussen de minderjarige en zijn vader. De advocaat van de vader heeft ter zitting aangevoerd dat het in het belang van de minderjarige is om een band met zijn biologische vader op te bouwen, en dat het geestelijk welzijn van de minderjarige in gevaar is door de huidige situatie.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zijn zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die niet weet wie zijn vader is. De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals gesteld in artikel 1:254, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, met benoeming van bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. De beschikking biedt de mogelijkheid voor hoger beroep, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden. De moeder was niet ter zitting verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen, en haar advocaat had verzocht om aanhouding van de behandeling, wat door de kinderrechter is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 22 april 2011
Zaak-/rekestnummer: [zaak-/rekestnummer]
Beschikking in de zaak van:
[naam vader], de vader
wonende te [adres],
advocaat mr. M.A. Oosterveen,
en
[naam moeder], de moeder,
wonende te [adres],
met betrekking tot de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
kind van de met het gezag belaste ouders,
[naam vader] en [naam moeder], voornoemd.
In welke zaak belanghebbende is:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam, hierna: de raad,
Het verloop van de procedure
De vader heeft op 29 maart 2011 een verzoekschrift ingediend strekkende tot ondertoezichtstelling van de minderjarige.
Van de zijde van de advocaat van de moeder, mr. S.C. Dikkers, zijn een tweetal brieven d.d. 19 en 22 april 2011 ingekomen.
De zaak is behandeld op 22 april 2011.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door [naam tolk], tolk in de Turkse taal, alsmede bijgestaan door zijn advocaat mr. M.A. Oosterveen;
- de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, vertegenwoordigd door
[naam vertegenwoordiger];
- de raad, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger].
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
De advocaat van de moeder heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, omdat zij wegens klemmende redenen niet kan verschijnen en er geen vervanger beschikbaar is. De advocaat van de vader heeft zich verzet tegen het verzoek om aanhouding.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Daar voormeld verzoek om aanhouding niet door de advocaat van de moeder is gemotiveerd en de advocaat van de vader zich tegen aanhouding van de zaak verzet, wijst de kinderrechter het verzoek om aanhouding af.
De vader heeft bij monde van zijn advocaat het verzoek ter zitting gehandhaafd. De advocaat heeft aangevoerd dat het in het belang van de minderjarige is dat hij een band met zijn biologische vader opbouwt. De minderjarige is in de veronderstelling dat zijn grootvader zijn vader is. Hierdoor wordt het geestelijk welzijn van de minderjarige bedreigd.
De raad heeft ter zitting aangevoerd dat de raad zich reeds een lange periode zorgen maakt om de minderjarige. Het is zorgelijk voor zijn ontwikkeling dat hij niet weet wie zijn vader is en dat hij denkt dat zijn grootvader zijn vader is. De minderjarige heeft het recht om te weten wie zijn vader is en met hem omgang te hebben.
De stichting heeft ter zitting aangevoerd dat uit de algemene literatuur bekend is dat het voor de ontwikkeling van de minderjarige van belang is om een goede band met beide ouders te hebben en dat het goed is voor de minderjarige dat hij contact krijgt met zijn vader.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de kinderrechter blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Niet alleen omdat hij geen contact heeft met zijn vader, maar met name ook omdat hij in de veronderstelling verkeert dat zijn grootvader zijn vader is. Hoewel de moeder meerdere malen, ook ten overstaan van de rechtbank, heeft aangegeven mee te werken aan het tot stand komen van contact tussen de vader en de minderjarige, heeft zij dit tot op heden getraineerd. Blijkbaar is de moeder niet in staat om dit contact zonder hulp van derden tot stand te brengen.
Op grond van de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:254, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn.
De beslissing
Stelt de minderjarige onder toezicht voor de duur van één jaar met benoeming van bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, gevestigd te Rotterdam.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Marseille, kinderrechter, in bijzijn van Van der Aa, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.