ECLI:NL:RBROT:2011:BU4726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/750188-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Janssen
  • M. Sikkel
  • A. Koekebakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van een cocaïnetransport en poging tot doodslag op opsporingsambtenaren

Op 16 november 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het organiseren van een cocaïnetransport van ongeveer 300 kilo cocaïne. De verdachte heeft ook voorbereidingshandelingen verricht voor deze invoer. Tijdens het transport heeft de medeverdachte, die als bijrijder in de auto van de verdachte zat, geschoten op twee opsporingsambtenaren, wat leidde tot een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord op de verbalisanten, maar heeft hem wel veroordeeld voor de poging tot doodslag. De verdachte had vier vuurwapens, waaronder een machinepistool, in zijn bezit, waarvan twee geladen waren en op de openbare weg voorhanden zijn gehad. De rechtbank heeft in een uitgebreide bewijsmotivering uiteengezet hoe zij tot de veroordeling is gekomen, waarbij de betrouwbaarheid van het bewijs en de verklaringen van medeverdachten zijn beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij rekening is gehouden met een strafkorting van zes maanden wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte bij de cocaïne-invoer en de poging tot doodslag zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/750188-09
Datum uitspraak: 16 november 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (Mexico),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Huis van Bewaring ‘De Schie’ te Rotterdam,
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12, 13 en 27 januari 2011, 3 februari 2011, 15 maart 2011, 31 mei 2011, 8 augustus 2011 en 2 november 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Ekiz heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren met aftrek van voorarrest.
BEWIJS
Betrouwbaarheid bewijs
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat deze ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn.
Beoordeling
De verklaringen van [medeverdachte 2] zijn duidelijk, consistent en gedetailleerd. Op belangrijke onderdelen vinden zij bovendien bevestiging in andere bewijsmiddelen. Voorts is [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris door de verdediging uitvoerig gehoord over zijn verklaringen en is hij (gemotiveerd) bij zijn verklaringen gebleven. De verklaringen van [medeverdachte 2] zijn dan ook niet ongeloofwaardig of onbetrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Bewijsmotivering
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 augustus 2009 is het schip [motorschip] Nederland binnengekomen via de haven van Rotterdam met aan boord twee containers met dozen bananen (hierna: de partij bananen). Op 13 augustus 2009 zijn de containers per vrachtauto vanuit de haven naar stuwadoorsbedrijf [bedrijf 1] ([bedrijf 1]) gebracht en daar gelost. Diezelfde dag heeft er nader onderzoek plaatsgevonden naar de inhoud van de dozen. In de dozen bleek, naast de partij bananen, in totaal (bruto) 329,05 kg cocaïne te zitten. Deze cocaïne is eruit gehaald en in één doos is 10 gram cocaïne teruggeplaatst. De dozen bananen zijn op 24 augustus 2009 opgehaald en vervoerd naar Dreumel en terechtgekomen in een loods van [bedrijf 2] ([bedrijf 2]).
Op 26 augustus 2009 is om 11:22 uur bij [bedrijf 2] een transportbusje gekentekend [kenteken 1] (het transportbusje) met daarin medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]([medeverdachte 3]) het terrein opgereden. Het transportbusje is volgeladen met een aantal van de dozen bananen. Even later, om 12:10 uur, zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in het transportbusje aangehouden. Diezelfde dag zijn de verdachte en [medeverdachte 1]([medeverdachte 1]), in ieder geval vanaf 11:25 uur in de BMW van de verdachte (de BMW) in Dreumel aanwezig geweest in de omgeving van [bedrijf 2]. Door [medeverdachte 1] is geschoten uit het raam van de BMW.
Bewijsvragen
Mede naar aanleiding van de door de verdediging gevoerde bewijsverweren en de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie is bij de beantwoording van de vraag of de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard het antwoord op de volgende vragen van belang.
1. Was de aanwezigheid en het handelen van de verdachte op 26 augustus 2009 gericht op de partij cocaïne die in de loods opgeslagen had moeten liggen en kan de verdachte een strafrechtelijk relevante betrokkenheid bij de voorbereiding van en de daadwerkelijke invoer van de partij cocaïne worden verweten?
2. Was de aanwezigheid en het handelen van [medeverdachte 1] op 26 augustus 2009 gericht op de partij cocaïne die in de loods opgeslagen had moeten liggen en kan hem een strafrechtelijk relevante betrokkenheid bij de voorbereiding van en de (verlengde) invoer van de partij cocaïne worden verweten?
3. Indien het antwoord op de vragen 1 en 2 bevestigend is, hebben de verdachte en [medeverdachte 1]tijdens hun aanwezigheid en hun handelen in Dreumel nauw en bewust samengewerkt, zodat sprake is van medeplegen van de (verlengde) invoer van de cocaïne?
4. Hebben de verdachte en [medeverdachte 1] nauw en bewust samengewerkt ten aanzien van het schieten, zodat sprake is van medeplegen van die handelingen?
5. Hebben zij daarbij opzet gehad op de dood van de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1]?
6. Indien het antwoord op vragen 4 en 5 bevestigend is, hebben [medeverdachte 1]en de verdachte daarbij gehandeld met voorbedachte rade?
7. Hebben de verdachte en [medeverdachte 1] nauw en bewust samengewerkt met betrekking tot de op 26 augustus 2009 onder hen aangetroffen wapens, zodat sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van die wapens?
Ad 1 Betrokkenheid van de verdachte bij de partij cocaïne
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
- In de periode van 1 juli 2009 tot en met 13 augustus 2009 heeft de telefoon met het nummer [telefoonnummer 1] dat op de Bill of Lading van de partij bananen is vermeld diverse malen de peillokaties aan de [adres 2] en [adres 3] te Rotterdam gebruikt. Beide lokaties liggen dicht in de buurt van het bedrijf en de woning van de verdachte.
- [medeverdachte 2] heeft in opdracht en/of op verzoek van de verdachte diverse werkzaamheden/handelingen verricht met betrekking tot de partij bananen.
• Op 14 augustus 2009 heeft [medeverdachte 2] op verzoek van de verdachte de Bill of Lading, een Phyto certificaat, een factuur en een bewijs voor wegvoering met betrekking tot de partij bananen bekeken en beoordeeld.
• Op 19 augustus 2009 is [medeverdachte 2] door de verdachte gevraagd of hij iemand wist die de containers met bananen uit de haven kon halen.
• De verdachte is aanwezig geweest bij het telefoongesprek van [medeverdachte 2] met de boekhouder van [bedrijf 1] die hem vertelde dat er eerst € 2.554,-- betaald moest worden omdat anders de containers niet konden worden meegegeven. De verdachte heeft (vervolgens) de opdracht aan [medeverdachte 2] gegeven een en ander te regelen.
• Tussen de verdachte en [medeverdachte 2] is afgestemd dat een bedrag van € 325,-- moest worden betaald aan [bedrijf 2] voor het vervoer van de partij bananen van [bedrijf 1] naar Dreumel.
• Op 19 augustus 2010 is [medeverdachte 2] met de verdachte en een Zuid-Amerikaanse man naar Dreumel gereden. Voor vertrek heeft [medeverdachte 2] van het kantoor van de verdachte een aantal bescheiden meegenomen die betrekking hadden op de partij bananen. Bij [bedrijf 2] heeft [medeverdachte 2] de papieren behorende bij de partij bananen getoond. De verdachte was bij dit gesprek en bij het tonen van de papieren aanwezig.
• De verdachte is akkoord gegaan met het voorstel van [bedrijf 2] om na betaling de bananen te vervoeren.
• Op 20 augustus 2010 is [medeverdachte 2] naar Dreumel gereden en is een bedrag van € 3.000,-- betaald. Dit geld heeft [medeverdachte 2] bij [bedrijf 5] van de verdachte gekregen.
- In het navigatiesysteem van de op 26 augustus 2009 in beslag genomen BMW is geconstateerd dat als recente bestemming was opgeslagen “Rotterdam, [adres 4]”. Op deze [adres 4] is [bedrijf 1] gevestigd waar de partij bananen tot 24 augustus 2009 was opgeslagen.
- In een keukenkastje van de keuken van het bedrijf van de verdachte zijn vier kopieën van de Bill of Lading van de partij bananen, twee blanco A4'tjes met het briefhoofd van [bedrijf 1] en overige bescheiden die met de partij bananen in verband kunnen worden gebracht, aangetroffen.
Op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, komt de rechtbank tot de tussenconclusie dat de verdachte een grote betrokkenheid heeft gehad bij zowel de voorbereiding van, als de daadwerkelijke invoer in Nederland van de partij bananen met daarin de bijverpakte partij cocaïne en het verdere transport en de afhandeling daarvan. Zijn aanwezigheid in Dreumel bij de loods van [bedrijf 2] was dan ook niet, zoals hij heeft verklaard, gericht op het bekijken van meubeltjes van [medeverdachte 2], maar gericht op de partij bananen met daarin de bijverpakte partij cocaïne, met welke partij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op dat moment bij de loods druk in de weer waren.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts het volgende:
- Op 26 augustus 2009 te 12:13 uur heeft de BMW het transportbusje in Dreumel gepasseerd in tegenovergestelde richting. De BMW is vervolgens hard afgeremd, snel omgekeerd via de berm en een fietspad en achter het transportbusje aangereden. In dit transportbusje bevonden zich inmiddels opsporingsambtenaren, die op weg waren van de plaats van aanhouding naar de loods van [bedrijf 2]. Het transportbusje werd begeleid door enkele onherkenbare politiewagens met daarin opsporingsambtenaren.
- Op het moment dat het transportbusje het loodsterrein opreed, stopte de BMW abrupt, keerde om en reed met zeer hoge snelheid weg. Een onherkenbare auto van het aanhoudingsteam heeft de BMW achtervolgd waarbij door de BMW snel en wild is gereden.
- [medeverdachte 1] heeft vervolgens zijn pistool gepakt, uit het raam van de BMW gehouden en twee maal geschoten.
- In de BMW is, onder handbereik van de verdachte een vuurwapen aangetroffen. Onder [medeverdachte 1] is eveneens een vuurwapen aangetroffen.
- Bij de fouillering van [medeverdachte 3] is een mobiele telefoon met het nummer [telefoonnummer 2] in beslag genomen. De telefoon met dit nummer heeft op 26 augustus 2009 tussen 12:10:57 en 12:17: 52 uur twaalf keer gebeld met de telefoon met nummer [telefoonnummer 3]. Beide telefoons hebben op dat moment op peillokaties in Dreumel aangestraald. Een simkaarthouder behorend bij laatstgenoemd nummer is aangetroffen in een keukenkastje in de woning van de verdachte.
Uit het uiterst opmerkelijke rijgedrag van de BMW, het twee maal schieten vanuit de BMW, in combinatie met de omstandigheid dat er in diezelfde tijd twaalf maal contact is gezocht met een telefoon die aan de verdachte is te linken en die op het moment van de gebeurtenissen evenals de verdachte in Dreumel was, leidt de rechtbank af dat de verdachte, toen het hem duidelijk werd dat er iets mis was gelopen, eerst heeft geprobeerd uit te zoeken wat er aan de hand was en daarna op de vlucht is geslagen.
De aanwezigheid van de verdachte in Dreumel was dan ook niet, zoals in de tussenconclusie vastgesteld, gericht op de partij bananen met cocaïne sec, maar op het monitoren van het verdere vervoer van de partij cocaïne die in de partij bananen zou zijn bijverpakt. Hieruit en uit de eerder vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte strafrechtelijk relevante betrokkenheid heeft gehad bij de voorbereiding en de daadwerkelijke invoer van de partij cocaïne.
Ad 2 en 3 Betrokkenheid van de medeverdachte en medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts het volgende.
- [medeverdachte 1] is op 9 of 10 augustus 2009, derhalve vlak voor de aankomst van de cocaïne in Rotterdam, vanuit Mexico in Nederland aangekomen.
- [medeverdachte 1] heeft snel na aankomst in Nederland een vuurwapen in bezit.
- Hij heeft in de week voor 26 augustus 2009 bij de verdachte gelogeerd op het moment dat de verdachte zeer actief betrokken was bij de partij cocaïne.
- Op 26 augustus 2009 is [medeverdachte 1] met de verdachte vanuit Rotterdam naar Dreumel vertrokken.
Deze omstandigheden bezien tegen de achtergrond van de hiervoor vastgestelde betrokkenheid van de verdachte bij de invoer in Nederland van de partij cocaïne, de omstandigheid dat de verdachte en [medeverdachte 1]beide verdachten een wapen dragen en het gegeven dat onmiddellijk wordt geschoten wanneer het misloopt, brengen de rechtbank tot de conclusie dat ook [medeverdachte 1] op 26 augustus 2009 op de hoogte is geweest van de partij cocaïne die in de loods van [bedrijf 2] opgeslagen had moeten zijn. Zijn gewapende aanwezigheid en zijn gewapend handelen waren erop gericht samen met de verdachte de partij cocaïne verder te begeleiden en/of te beveiligen. Deze handelingen kunnen worden geduid als gericht op het verdere vervoer van de ingevoerde partij cocaïne. Dit leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 1] nauw en bewust heeft samengewerkt met de verdachte en aldus als medepleger kan worden aangemerkt van de (verlengde) invoer van de partij cocaïne. [medeverdachte 1] kan echter niet als medepleger van de voorbereidingshandelingen worden aangemerkt.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van [medeverdachte 1] voor zijn handelen -onder meer - inhoudende dat hij in Mexico ooit ontvoerd is geweest en sindsdien altijd op zijn hoede is, en om die reden niet ongewapend over straat gaat en schiet als er verdachte omstandigheden zijn. Ook wordt terzijde gelaten de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij meeging met de verdachte meubeltjes kijken in Dreumel. Deze verklaringen zijn niet aannemelijk geworden.
Ad 4 Medeplegen schieten
Uit voorgaande vaststellingen volgt dat de verdachte en [medeverdachte 1] zijn gevlucht toen bleek dat er iets mis was gelopen met hun partij cocaïne. In die vlucht hebben de verdachte en [medeverdachte 1] ieder een rol gehad. De verdachte heeft de auto bestuurd en geprobeerd met zijn rijgedrag zijn achtervolgers af te schudden. [medeverdachte 1]heeft dit ook geprobeerd door te schieten. Door zo te handelen hebben beiden zich over en weer aangesloten bij het handelen van de ander. De rollen zijn naar het oordeel van de rechtbank de facto inwisselbaar, waarbij niet onbenoemd kan blijven dat ook de verdachte een vuurwapen bij de hand had. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte en [medeverdachte 1]bij het schieten nauw en bewust hebben samengewerkt en dat beiden als medepleger van dit feit kunnen worden aangemerkt.
Ad 5 Opzet
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts het volgende:
- Op 26 augustus 2009 is door [medeverdachte 1]tweemaal gericht geschoten op de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die zich in de eerste achtervolgende auto bevonden.
- De afstand tussen de auto van de verdachten en de achtervolgende auto was tijdens het schieten +/- 30 meter.
Uit deze feiten en omstandigheden bezien in samenhang met de overigens vastgestelde feiten en omstandigheden volgt welhaast het rechtstreeks opzet op de dood van (een van) beide opsporingsambtenaren. In ieder geval is bij de verdachte en [medeverdachte 1]sprake geweest van de aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat (een van) de politiefunctionarissen het leven zouden verliezen. Het opzet kan dan ook in ieder geval in voorwaardelijke zin worden vastgesteld. Bij dit laatste kan nog worden opgemerkt dat een vuurwapen in de kern is gemaakt om dodelijk letsel te veroorzaken. Het op korte afstand schieten met een vuurwapen op personen roept naar zijn aard de aanmerkelijke kans in het leven dat dit dodelijk letsel ontstaat.
Ad 6 Voorbedachte rade
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] vanuit de BMW twee maal gericht heeft geschoten. Uit de bewijsmiddelen volgt niet hoe en wanneer de beslissing om daadwerkelijk te schieten op de auto die hen achtervolgde tot stand is gekomen. Bij gebreke daarvan kan niet worden vastgesteld of er tijd en gelegenheid is geweest om zich op die beslissing te beraden. Bovendien zou het schieten bezien in het licht van de overige omstandigheden evengoed kunnen worden geduid als voortkomend uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, hetgeen een contra-indicatie vormt voor het aannemen van voorbedachte rade. De verdachte en [medeverdachte 1] zullen van de tenlastegelegde voorbedachte rade worden vrijgesproken.
Ad 7 Medeplegen voorhanden hebben vuurwapens
Met allebei een pistool op zak zijn de verdachte en [medeverdachte 1]onderweg gegaan om bij de verdere afhandeling van een grote partij cocaïne als contra-observanten aanwezig te zijn. Op het moment dat het misloopt wordt door [medeverdachte 1]geschoten. Het vuurwapen van de verdachte is aangetroffen naast de versnellingspook. Het behoeft geen verdere motivering dat tegen die achtergrond de verdachte en [medeverdachte 1]over en weer bewust zijn van de aanwezigheid van het wapen van de ander en daarover een zekere machtsrelatie hebben.
Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 11 augustus 2009 tot en met 26 augustus 2009 te
Rotterdam en/of Dreumel, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te
verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 26 augustus 2009,
te Rotterdam en/of Dreumel
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich gelegenheid tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
- vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte
- vervoer van de containers (laten) regelen door [bedrijf 2] en
- kosten van het vervoer van de container voldaan aan [bedrijf 2] en
- een loods (gelegen aan de [adres 5] te Dreumel) geregeld
ten behoeve van de op en/of overslag van
voornoemde hoeveelheid verdovende middelen en de bijbehorende deklading en
- een busje geregeld ten behoeve van het verdere vervoer van pallets met
dozen met bananen;
3.
hij
op 26 augustus 2009 te Dreumel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander ,
opzettelijk een persoon genaamd [verbalisant 1] en een persoon genaamd [verbalisant 2] , zijnde
opsporingsambtenaren van de Douane
van het leven te beroven, door tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet,
met één vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de richting van die [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij
op 26 augustus 2009 te Rotterdam en Dreumel, tezamen en in vereniging met een ander, wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en Munitie en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 8 kogelpatronen, kaliber 9x19 en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9X19mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 12 kogelpatronen, kaliber 9X19mm,
voorhanden heeft gehad;
en hij op 26 augustus 2009 te Rotterdam wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie II en categorie III van de Wet wapens en Munitie enmunitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een machinepistool, geschikt om automatisch te vuren, van het merk
Heckler&Koch voorzien van serienummer 05293, type MP5, kaliber 9x19mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 32 kogelpatronen, kaliber 9x19mm en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk FN voorzien van serienummer 12428, type High
Power, kaliber 9x19mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 12 kogelpatronen, kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid voor te bereiden en/of te bevorderen, zich gelegenheid tot het plegen van die feiten trachten te verschaffen en vervoermiddelen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het organiseren van een cocaïnetransport van een forse omvang - ongeveer 300 kilo - en aan het uitvoeren van voorbereidingshandelingen ten behoeve van deze invoer. Wanneer deze partij cocaïne niet door de politie zou zijn onderschept, zou deze waarschijnlijk in Nederland of elders op de markt zijn gebracht met alle schadelijke gevolgen van dien. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevordert de toename van vermogensdelicten. Het is algemeen bekend dat gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, veelvuldig strafbare feiten plegen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten veel geld oplevert aan alle personen die zitten in de organisatie van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker.
In verband met dit cocaïnetransport heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op twee opsporingsambtenaren. De auto die de verdachte bestuurde werd vanaf de loods waar (een restant van) de cocaïne lag opgeslagen achtervolgd door de opsoringsambtenaren. De medeverdachte [medeverdachte 1], die als bijrijder in de auto van de verdachte zat, heeft tijdens die (wilde) achtervolging in de richting van die opsoringsambtenaren geschoten.
De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan. Het is slechts aan omstandigheden buiten verdachte’s wil te danken dat de opsporingsambtenaren niet dodelijk zijn verwond. Schieten vanuit een met hoge snelheid rijdende en slingerende auto tijdens een achtervolging op de openbare weg is levensgevaarlijk, zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Tenslotte heeft de verdachte vier vuurwapens, waaronder een machinepistool, met telkens bijbehorende munitie voorhanden gehad. Twee van de wapens heeft de verdachte, geladen en wel, op de openbare weg voorhanden gehad tezamen met de medeverdachte [medeverdachte 1]. Gelet op het gevaarzettend karakter dient onbevoegd wapenbezit krachtig te worden bestraft; het aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan.
Op dergelijke feiten kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Dit houdt deels verband met de vrijspraak van de poging tot moord. Voorts heeft de rechtbank niet als strafverzwarende omstandigheid meegenomen dat [verbalisant 2] en [verbalisant 1] opsporingsambtenaren zijn, omdat niet kan worden vastgesteld dat dat de verdachte bekend was. Voor de invoer van de cocaïne en de voorbereiding van het transport hiervan wordt het oriëntatiepunt van het LOVS van tweeënzeventig maanden gevangenisstraf (categorie organisatie) gehanteerd. Voor de poging doodslag en het voorhanden hebben van de vuurwapens gaat de rechtbank uit van vier en een half jaar gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van de verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 oktober 2011.
Namens de verdachte is door diens raadsman aangevoerd dat er sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, welke schending gevolgen dient te hebben voor de strafmaat.
De rechtbank hanteert de datum van inverzekeringstelling van de verdachte als aanvangstijdstip van de redelijke termijn in deze zaak, te weten 26 augustus 2009. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 2 november 2011. Dit is ruim 26 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De verdachte heeft gedurende die tijd onafgebroken in voorlopige hechtenis gezeten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zich dan ook een overschrijding van de redelijke termijn van tien maanden voorgedaan. Er zijn geen bijzondere omstandigheden komen vast te staan die een redelijke termijn van meer dan zestien maanden billijken. De vertraging die is ontstaan doordat de officier van justitie op de terechtzitting van 13 januari 2011 met een nieuw proces-verbaal kwam is geheel aan het openbaar ministerie toe te rekenen. De overschrijding van de redelijke termijn zal worden gecompenseerd door een lagere straf op te leggen dan zou zijn opgelegd als er geen sprake was geweest van een overschrijding van de redelijke termijn. Aansluiting wordt gezocht bij de maatstaf die de Hoge Raad zich in zijn arrest van 17 juni 2008 (LJN: BD2578) zelf heeft opgelegd. De strafkorting wordt bepaald op de in r.o. 3.6.2. onder A.1 en B vastgestelde maximale duur van zes maanden.
Daar waar de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien en een half jaar opgelegd zou hebben, wordt nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
Goederen genummerd 1 tot en met 7.
Voor wat betreft de op de beslaglijst onder de punten 1 tot en met 7 opgenomen goederen zal de rechtbank geen beslissing nemen. In de onderhavige strafprocedure is door de officier van justitie onweersproken gesteld dat ten aanzien van deze goederen inmiddels in cassatieberoep bij de Hoge Raad een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering loopt. Gelet op deze reeds lopende (afzonderlijke) procedure ten aanzien van genoemde goederen, is het niet aan de rechtbank om hierover een beslissing te nemen.
Goederen genummerd 8 tot en met 10.
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst onder 8, 9 en 10 genoemde goederen verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de in beslag genomen computers (de goederen genummerd 8, 9 en 10) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu enige relatie tussen deze computers met de bewezen verklaarde strafbare feiten niet vast is komen te staan.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 (TIEN) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
8) 1.00 STK Computer
TOSHIBA SATELITE
9) 1.00 STK Computer
TOSHIBA Satelite
10) 1.00 STK Computer
APPLE G 5
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Janssen, voorzitter,
en mrs. Sikkel en Koekebakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2011.
Bijlage I bij vonnis van 16 november 2011:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 11 augustus 2009 tot en met 26 augustus 2009 te
Rotterdam en/of Maarssen en/of Dreumel, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te
verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
een hoeveelheid van ongeveer 329 kilogram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art. 2/A OW jo. art 47 Sr)
2.
hij
in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 26 augustus 2009,
Rotterdam en/of Maarssen en/of Dreumel en/of Guayaquil,
althans in Nederland en/of Ecuador,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
329 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- de deklading welke ter maskering van de voornoemde hoeveelheid verdovende
middelen (te weten bananen) (aan)gekocht en/of
- contact onderhouden met de leverancier van de deklading en/of
- (een) aanbetaling(en) verricht aan de leverancier van de deklading en/of
- voornoemde hoeveelheid verdovende middelen in Ecuador (laten) verpakken in
dozen met bananen en vervolgens in de deklading en deze deklading (laten)
in(ge)laden in een container (met nummer [containernummer]) met als
eindbestemming Nederland en/of
- contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of
- de inklaring van de betreffende de container(s), waarin de cocaïne (tussen de
lading) was verborgen, (laten) regelen door [bedrijf 4] en/of
- vervoer van de container (s) (laten) regelen door [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
- kosten van het vervoer van de container voldaan aan [bedrijf 2] en/of
- een loods en/of pand (gelegen aan de [adres 5] te Dreumel) geregeld
en/of ter beschikking gesteld ten behoeve van de op en/of overslag van
voornoemde hoeveelheid verdovende middelen en/of de bijbehorende deklading
en/of
- een busje geregeld ten behoeve van het (verdere) vervoer van pallets met
dozen met bananen;
(art. 10a OW jo. art. 47 Sr)
3.
hij
op of omstreeks 26 augustus 2009 te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [verbalisant 1] en/of een
persoon genaamd [verbalisant 2] en/of één of meer andere perso(o)n(en)
aanwezig in de omgeving van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zijnde
opsporingsambtenaren van de Douane en/of Politie Rotterdam-Rijnmond,
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met één en/of meerdere vuurwapen (s) één of meer kogel(s) heeft/hebben
afgevuurd op en/of naar en/of in de richting van die [verbalisant 1] en/of
[verbalisant 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) aanwezig in de omgeving van
die [verbalisant 1] en [verbalisant 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 289/287 jo. 45 Sr)
4.
hij
op of omstreeks 26 augustus 2009 te Rotterdam en/of Dreumel, gemeente West
Maas en Waal, althans Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen,
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie II en/of
categorie III van de Wet wapens en Munitie en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een machinepistool, geschikt om automatisch te vuren, van het merk
Heckler&Koch voorzien van serienummer 05293, type MP5, kaliber 9x19mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 32 kogelpatronen, kaliber 9x19mm en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk FN voorzien van serienummer 12428 , type High
Power, kaliber 9x19mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 12 kogelpatronen, kaliber 9x19mm en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 8 kogelpatronen, kaliber 9x19 en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9X19mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van die wet van categorie III, te
weten 12 kogelpatronen, kaliber 9X19mm,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 26 jo. 55 WWM jo. 47 Sr)
Bijlage II bij vonnis van 16 november 2011:
BEWIJSMIDDELEN
1.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 13 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 1. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op 13 augustus 2009 bevonden wij ons bij stuwadoorsbedrijf [bedrijf 1] op de [adres 4] te Rotterdam. Wij bevonden ons daar voor de controle van twee containers beladen met respectievelijk 884 kartons bananen geladen op 20 pallets en 1072 kartons bananen tevens op 20 pallets.
Deze containers waren gelost bij havenbedrijf [bedrijf 6] gelegen aan de [adres 7] te Rotterdam en aldaar gelost uit het motorschip "[motorschip]” dat op 11 augustus 2009 Nederland vanuit zee binnengekomen was en voor het lossen en laden ligplaats had gekozen langzij [bedrijf 6].
Vanaf deze lokatie zijn de containers overgebracht naar stuwadoorsbedrijf [bedrijf 1] om daar gelost en opgeslagen te worden. Diezelfde dag zijn de pallets met dozen bananen uit bovengenoemde containers gelost door personeel van [bedrijf 1]. Wij hebben deze dozen met bananen aan een nader onderzoek onderworpen en ik, verbalisant, zag dat er met bruin plakband omwikkelde pakketten onder de bananen lagen.
Vervolgens hebben wij één van de pakketten uit de doos gehaald. Ik, verbalisant heb met een mes een sneetje in dit pakket gemaakt. In dit pakketje bevond zich een witte substantie. Een kleine hoeveelheid van deze substantie heb ik getest middels narcotest disposakit, testbuisje nummer 13, welke bestemd is voor het testen van cocaïne. Ik zag dat dit blauw kleurde, hetgeen een indicatie is voor de aanwezigheid van cocaïne.
Hierop heb ik de partij bananen en een nog onbekende hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen. Diezelfde dag te omstreeks 14.31 uur verscheen de heer [naam] van het Team Bijzondere Bijstand van de Douane Rotterdam ter plaatse. Hierop heb ik de partij bananen en een onbekende hoeveelheid verdovende middelen aan hem overgedragen.
2.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 14 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 5. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Ik heb op 13 augustus 2009 omstreeks 14.31 uur, te Rotterdam, een veertigtal pallets, met daarop dozen inhoudende bakbananen (dozen), met daarin een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) overgenomen. In het totaal telde ik 40 pallets met daarop 1956 dozen.
Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 1], hebben op 13 augustus 2009 omstreeks 16.52 uur, de dozen met daarin een onbekende hoeveelheid cocaïne overgebracht naar de plaats van onderzoek, de Douane Controle Loods gelegen aan de Reeweg te Rotterdam, en hebben de pallets aan een nader onderzoek onderworpen.
In het pallet met het opschrift [nummer 1] werden in zestien verschillende dozen afwijkingen aangetroffen. In deze zestien dozen zat onder lading bakbananen een hoeveelheid pakketten inhoudende vermoedelijk cocaïne. De totale hoeveelheid pakketten bedroeg 302 stuks.
In het pallet voorzien van witte sticker voorzien van het opschrift [nummer 2] werden door de opsporingsambtenaren eenentwintig dozen met vermoedelijk cocaïne aangetroffen.
In het pallet voorzien van witte sticker voorzien van het opschrift [nummer 3] werden door de opsporingsambtenaren een doos met vermoedelijk cocaïne aangetroffen.
In het pallet voorzien van witte sticker voorzien van het opschrift [nummer 4] werden door de opsporingsambtenaren twee dozen met vermoedelijk cocaïne aangetroffen.
Wij hebben uit een pakket vermoedelijk cocaïne een monster en een contramonster genomen ten behoeve van het terugplaatsen in het pallet [nummer 1]. Het monster had een gewogen gewicht van tien gram. Vervolgens hebben verbalisanten het monsterzakje middels grijze ducktape bevestigd aan een zogenaamd "dummy" pakket en teruggeplaatst in de doos met de sticker [nummer 1].
Tijdens het verwijderen van de vermoedelijke cocaïne zijn de pakketten per pallet, per doos in een aparte plastic zak verpakt. Deze plastic zakken zijn opvolgend genummerd. Hierbij werd per zak het aantal blokken geteld en gewogen. Het totale bruto gewogen gewicht van de gehele partij is 329,05 kilogram.
Tevens is per doos een monster en een contramonster genomen. Dit ter analyse door het Nederlands Forensisch Instituut. Totaal werden 40 A en 40 B monsters genomen. Deze 40 A en B monsters en het contramonster ten behoeve van het terugplaatsen zijn ter plaatse overgedragen aan het HARC-team Rotterdam.
3.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 17 augustus 2008 (de rechtbank leest 2009) inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 23 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op dinsdag 11 augustus 2009 was het motorschip [motorschip] binnengekomen in de haven van Rotterdam en had ligplaats gekozen in de [adres 7] te Rotterdam bij het havenbedrijf [bedrijf 6] Rotterdam. Op 13 augustus heeft medewerker van het Harc-team een veertigtal A en een veertigtal B monsters genomen van de hierboven genoemde partij.
Op maandag 17 augustus 2009, omstreeks 07:45 uur heb ik, verbalisant, een plastic zak ontvangen met daarin monsters en contramonsters welke genomen zijn uit de partij vermoedelijk verdovende middelen. Uit deze plastic zak heb ik, verbalisant, tien monsters genomen ten behoeve van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut en hiertoe een aanvraag gemaakt.
De volgende monsters zijn genomen:
sinnummer AABL9746NL
sinnummer AABL9645NL
sinnummer AABL9644NL
sinnummer AABL9643NL
sinnummer AABL9642NL
sinnummer AABL9641NL
sinnummer AABL9640NL
sinnummer AABL9639NL
sinnummer AABL9638NL
sinnummer AABL9637NL
4.
Een verslag van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d.
26 augustus 2009 opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige ing. Walinga, voor
zover inhoudende (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 30 e.v) -zakelijk weergegeven:
AABL9746NL bevat cocaïne
AABL9645NL bevat cocaïne
AABL9644NL bevat cocaïne
AABL9643NL bevat cocaïne
AABL9642NL bevat cocaïne
AABL9641NL bevat cocaïne
AABL9640NL bevat cocaïne
AABL9639NL bevat cocaïne
AABL9638NL bevat cocaïne
AABL9637NL bevat cocaïne
5.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 10 september 2009 inhoudende de verklaring van [medewerker bedrijf 2] (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 93 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Ik ben directeur van het [bedrijf 2], gevestigd aan [adres 5] te Dreumel. Op maandag 24 augustus 2009 hebben twee chauffeurs van mijn bedrijf met twee koelcontainers de pallets met bananen in Rotterdam opgehaald. Hierna werden de pallets met bananen in een loods bij mijn bedrijf aan [adres 5] te Dreumel opgeslagen.
6.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 26 augustus 2009 inhoudende relaas van stelselmatige observatie (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 117 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Wij hebben op 26 augustus 2009 stelselmatig geobserveerd en de navolgende waarnemingen gedaan en/of het volgende ondernomen:
11:22 uur
Een bestelbus, merk Opel, type Movano, kleur wit en voorzien van het kenteken [kenteken 1], rijdt het bedrijfsterrein van [bedrijf 2] aan de [adres 5] te Dreumel op.
11:25 uur
Een personenauto, merk BMW, type 3 serie, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken 2], rijdt vanaf de [straat] de [straat] te Dreumel op, in de richting van het bedrijfsterrein aan de [adres 5].
7.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 22 oktober 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” Algemeen Proces Verbaal Loodiep p. 3) - zakelijk weergegeven -:
De aanhouding van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vond plaats op woensdag 26 augustus 2009 om 12.10 uur op de openbare weg, plaatselijk bekend als provinciale weg N322 (Van Heemstraweg) als bestuurder en bijrijder van het motorvoertuig voorzien van het kenteken: [kenteken 1].
8.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 24 september 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 55. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op donderdag 13 augustus 2009 werd door de Douane Rotterdam een tweetal containers gecontroleerd. De containers voornoemd waren op dinsdag 11 augustus 2009, middels het motorschip "[motorschip]", gelost bij het havenbedrijf [bedrijf 7] gelegen aan de [adres 7] te Rotterdam-Zuid. De haven van belading was gelegen in Ecuador Guyaquil.
Als consignee stond op de Bill of Lading vermeld:
[BEDRIJF 1]
[adres 4]
Rotterdam The Netherlands
Phone: [nummer]
Op vrijdag 14 augustus 2009 werd, op bevel van Officier van Justitie A. Ekiz, een machtiging tot het vorderen van verstrekking verkeersgegevens van het bovengenoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] verstrekt.
De periode waarover de verstrekking plaats heeft, is gelegen tussen 1 juli 2009 en 13 augustus 2009. Ik, verbalisant, stelde een onderzoek in naar deze historische gegevens. Uit het historisch overzicht kwam naar voren dat er in de periode van 17 juli 2009 tot en met 23 juli 2009 diverse malen naar de volgende telefoonnummers is gebeld: [nummers]. Uit onderzoek blijkt dat nummer 00593 het landnummer van Ecuador is. Opmerking verbalisant: Op bovengenoemde bill of lading staat als shipper vermeld: [bedrijf 6]. Uit het historisch overzicht komt naar voren dat in de periode 1 juli 2009 tot en met 13 augustus 2009 het IMEI-nummer [nummer] is gebruikt in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Voorts staat in het overzicht diverse malen als peillokatie de [adres 2] te Rotterdam vermeld. Opmerking verbalisant: Het bedrijf, genaamd [bedrijf 5], van verdachte [verdachte], is gevestigd aan de [adres 2] te Rotterdam.
9.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 1 maart 2011 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” 2e aanvulling zaaksdossier verdovende middelen, p. 535. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft op 20 juli 2009 van 21:51 tot en met 23:45 uur en op 22 juli 2009 omstreeks 20:00 uur de peillokatie [adres 3] te Rotterdam aangestraald. Deze straat grenst aan de woning en het bedrijfsadres van de verdachte [verdachte].
10.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 8 oktober 2009 inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] en als relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 498 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op 14 augustus 2009 ergens in de middaguren werd ik op mijn GSM gebeld. De beller was [verdachte] (hierna: [verdachte]). [verdachte] vroeg mij of ik even naar het Centraal station in Rotterdam kon komen om hem daar te ontmoeten. [verdachte] zei mij dat hij mij moest spreken en een paar vragen wilde stellen. lk heb dat gedaan. Op de taxi standplaats stond [verdachte] op mij te wachten in gezelschap van een man met een Zuid-Amerikaans voorkomen. Deze man kende ik niet en hij werd ook niet aan mij voorgesteld. Of het nu [verdachte] was of de Zuid-Amerikaanse man dat weet ik niet meer, maar van een van de twee kreeg ik een aantal papieren in mijn handen gedrukt. [verdachte] vertelde mij dat zijn gezelschap van het kastje naar de muur werd gestuurd want zijn contactpersoon had het laten afweten. [verdachte] vroeg mij of ik de papieren wilde bekijken of ze in orde waren. Ik zag dat de papieren betrekking hadden op een lading bakbananen. Ik zag dat de papieren bestonden uit een viertal bescheiden, te weten een Bill of Lading, een Phyto certificaat, een factuur en een bewijs voor wegvoering. Mijn inziens waren de papieren in orde en dat heb ik ook zo aan [verdachte] verteld.
Op woensdag 19 augustus 2009 vroeg [verdachte] bij [bedrijf 5] op kantoor of ik iemand wist die de containers met bakbananen uit haven kon halen. Ik heb [verdachte] gezegd dat ik wel een bedrijf wist en dat dit bedrijf de inhoud van de containers eventueel ook kon opslaan. Aan de hand van de gegevens die op de Bill of lading stonden die [verdachte] in zijn bezit bleek te hebben heb ik telefonisch met ene Danny van [bedrijf 1] gebeld en navraag gedaan naar de twee containers zoals vermeld op de Bill of Lading.
Ik werd door Danny doorgeschakeld naar de boekhouder van [bedrijf 1] die mij vertelde dat er eerst betaald moest worden anders konden de containers niet worden meegegeven. Ik kreeg te horen dat er een bedrag iets van € 2554,- betaald moest worden. Dit geldbedrag zou betrekking hebben op de belasting bij invoer geheven door de douane, opslagkosten, los en laadkosten enzovoort. [verdachte] was bij het voeren van mijn telefoongesprek aanwezig en hoorde van mij wat de uitkomst was van mijn gedane navraag. [verdachte] zei mij van probeer het maar te regelen en dan bekijken we het wel. Ik heb vervolgens vanaf het kantoor van [bedrijf 5] gebeld naar het bedrijf van [bedrijf 2] in Dreumel.
Als ik mij niet vergis was het diezelfde woensdag op 19 augustus 2009 dat ik voor het eerst met [bedrijf 2] heb gebeld. Ik heb daar gesproken met ene [naam 1]. Ik heb [naam 1] gevraagd of hij de container met de bakbananen in Rotterdam kon ophalen en de inhoud daarvan opslaan in zijn loods. Dat kon. Nadat [naam 1] mij had laten weten dat zijn bedrijf een bedrag ad € 325,- hiervoor in rekening zou brengen heb ik gezegd dat dat akkoord was en dat ik bij hun de papieren vereist voor het ophalen van de containers zou komen brengen. Uiteraard heb ik dit bedrag afgestemd met [verdachte] en die was ook akkoord.
Bij mijn weten ben ik toen diezelfde dag naar Dreumel gereden. [verdachte] en de Zuid-Amerikaanse man zijn met mij toen meegereden. Voor vertrek heb ik van het kantoor van [bedrijf 5] een aantal bescheiden meegenomen die betrekking hebben op de containers met bakbananen. Het gaat hier om dezelfde bescheiden die ik al een keer eerder op het Centraal station in Rotterdam ter inzage had gekregen.
Bij [bedrijf 2] aangekomen heb ik daar met [naam 1] in persoon gesproken. [verdachte] was bij mijn gesprek met [naam 1] ook aanwezig. De Zuid-Amerikaan is in de Opel Astra achter gebleven.
In ons bijzijn heeft [naam 1] met [bedrijf 1] gebeld om afspraken te maken om de containers op te halen en hij kreeg toen te horen dat de containers reeds waren gelost en dat de bakbananen bij [bedrijf 1] in opslag lagen.
[naam 1] heeft toen voorgesteld om de bakbananen met koeltransport in Rotterdam op te halen. Als wij akkoord gingen zou er toch eerst betaald moeten worden. Het ging daarbij om het bedrag dat ik reeds eerder bij [bedrijf 1] van de boekhouder had opgekregen plus te maken kosten bij [bedrijf 2]. [verdachte] zei dat het akkoord was en ik zou de volgende dag het geld langs komen brengen.
Na mijn eerste bezoek aan [naam 1] ben ik de volgende dag nog een keer bij [naam 1] langs geweest. Ik ben toen naar Dreumel gereden tezamen met de zelfde man die ook bij mijn aanhouding bij mij in de bus als bijrijder zat. Mij staat dit zo voor de geest. Ik heb [naam 1] een bedrag van € 3000,- betaald. Het ging hier om geldbriefjes van € 500,-. Dit geld kreeg ik bij [bedrijf 5] van [verdachte] in aanwezigheid van die Zuid-Amerikaanse man die ik bij het Centaal station had leren kennen.
U vraagt mij of ik nader kan verklaren omtrent de dag van mijn aanhouding (26 augustus 2009). Die bewuste dag ben ik naar Dreumel gereden om bij [bedrijf 2] bakbananen op te halen.
11.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 10 september 2009 inhoudende de verklaring van [medewerker bedrijf 2] (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 93 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op woensdag 19 augustus 2009 verschenen er bij mijn bedrijf twee mannen. Ik zal deze mannen in mijn verdere verklaring [naam 2] en NN-1 blijven noemen. U toont mij een pasfoto met documentcode 0909030900.D01. De man die op de pasfoto met de documentcode 0909030900.D01 staat afgebeeld, herken ik als NN-1 en is de man over wie ik eerder verklaarde.
Opmerking verbalisanten:
Op de pasfoto met de documentcode 0909030900.D01 staat de verdachte [verdachte] afgebeeld.
12.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 15 september 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 268 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op maandag 14 september 2009 te omstreeks 12.50 uur hebben wij, een grijze BMW met kenteken [kenteken 2] doorzocht. Bij onderzoek van het interne navigatiesysteem zijn in het geheugen onder andere de volgende bestemmingen gevonden:
Foto van bestemming:
Rotterdam, [adres 4]
Opmerking verbalisant:
De veertig pallets bananen, met hierin de cocaïne hebben opgeslagen gelegen bij het bedrijf [bedrijf 1], [adres 4] te Rotterdam
13.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 202 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op woensdag 26 augustus 2009 werd een doorzoeking verricht in een winkelpand genaamd "[bedrijf 5]" gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam. Tijdens de doorzoeking werden diverse zaken aangetroffen en inbeslaggenomen. Een lijst van inbeslaggenomen goederen is als bijlage gevoegd bij dit proces verbaal.
Bijlage:
Diverse A4 bescheiden, waaronder een Bill of lading en een papierhoofd [bedrijf 1]. Inbeslaggenomen in de keuk(en). Keukenkastje rechterkant 1e plank vanaf boven.
14.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 207 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op woensdag 26 augustus 2009 werd een doorzoeking verricht in een winkelpand genaamd "[bedrijf 5]" gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam. Hierbij werden diverse goederen, stukken en bescheiden in beslagen genomen.
Viermaal kopie Bill of Lading voorzien van het nummer: [nummer] opgemaakt op 31 juli 2009 aangaande twee containers genummerd: [nummer]en [nummer]inhoudende 1956 dozen bananen;
Een oorsprongcertificaat genummerd [nummer] opgemaakt op 31 juli 2009 aangaande 1.956 dozen met verse bananen van [bedrijf 7]
Een form A genummerd [nummer] opgemaakt op 30 juli 2009 aangaande 1.956 dozen met verse bananen van [bedrijf 7]
Een fytosanitair certificaat genummerd [nummer] opgemaakt op 31 juli 2009 aangaande 1.956 dozen met verse bananen van [bedrijf 7]
Twee blanco A4 'tjes met het briefhoofd van [bedrijf 1]
15.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 26 augustus 2009 inhoudende relaas van stelselmatige observatie (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 117 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Wij hebben op woensdag 26 augustus 2009 stelselmatig geobserveerd en de volgende waarnemingen gedaan en/of het volgende ondernomen:
12:11 uur
Op [adres 5] te Dreumel, dorp ingaand, staat binnen de bebouwde kom de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], aan de rechterzijde van de weg. In het voertuig zitten twee onbekende mannen, hierna te noemen NN1 en NN2, respectievelijk als bestuurder en bijrijder.
12:13 uur
NN1 rijdt met de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], met een snelheid van ongeveer 120 a 130 kilometer per uur over de Van Heemstraweg (N322) te Dreumel in de richting van Wamel. NN1 passeert de Opel, voorzien van het kenteken [kenteken 1], op de Van Heemstraweg (N322) in tegenovergestelde richting, tussen de Houtweg en Veerweg. NN1 remt de BMW hard af en keert de BMW via de berm en een daarnaast gelegen fietspad snel om. Hierna rijdt NN1 met de BMW als derde auto achter de Opel aan over de Van Heemstraweg (N322), in de richting van [adres 5] te Dreumel, met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur.
12:14 uur
NN1 rijdt met de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], achter de Opel aan de rotonde met de Van Heemstraweg (N322) op en rijdt deze rotonde twee keer rond. NN1 en NN2 kijken tijdens deze rondjes op de rotonde aandachtig in de richting van het bedrijfsterrein, de Opel en de onherkenbare politieauto's. Hierna rijdt NN1 met de BMW de Nieuwstaat op in de richting van het bedrijfsterrein aan de [adres 5] te Dreumel. De Opel rijdt het bedrijfsterrein aan de [adres 5] op, gevolgd door twee onherkenbare politieauto's van het aanhoudingsteam van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. NN1 stopt de BMW abrupt op de [adres 5] ter hoogte van het bedrijfsterrein aan de [adres 5]. Vervolgens rijdt NN1 de BMW hard achteruit en keert de auto snel om. Hierna rijdt NN1 met de BMW met hoge snelheid terug over de [adres 5] de rotonde op met de Van Heemstraweg. De BMW wordt hierbij gevolgd door een onherkenbare politieauto van het aanhoudingsteam van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond.
12:15 uur
NN1 rijdt met de BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], met hoge snelheid over de Van Heemstraweg (N322) in de richting van Wamel, onder andere gevolgd door twee auto's van het aanhoudingsteam van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. NN1 stuurt hierbij de BMW meerdere keren van links naar rechts over de twee rijbanen van deze weg.
NN1 rijdt met BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], met een sneiheid van ongeveer 100 kilometer per uur over de Van Heemstraweg (N322). NN2 verschijnt met zijn hoofd, schouders en armen uit het geopende rechter portier raam van de BMW. NN2 heeft in zijn handen een donker voorwerp en richt dit voorwerp op de eerste onherkenbare politieauto van het aanhoudingsteam van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond die achter de BMW rijdt. Vervolgens klinken er twee harde doffe knallen en klinkt er een fluitend geluid vanuit de richting van de BMW. Hierna gaat NN2 weer in de BMW zitten en verhoogt NN1 de snelheid van de BMW.
16.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 131. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op woensdag 26 augustus 2009, omstreeks 12.10 uur, werden twee inzittenden aangehouden van een bedrijfswagen van het merk Opel, type Movano, voorzien van het kenteken [kenteken 1]. Wij hebben hierna de Opel Movano overgereden naar het bedrijf [bedrijf 2], gelegen aan de [adres 5]. De laadruimte bleek volledig beladen te zijn met dozen bananen.
17.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 219 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op woensdag 26 augustus 2009 werd doorzoeking gedaan in de woning van de eerder op de dag aangehouden [verdachte]. Er werden diverse goederen in de woning aangetroffen en in beslag genomen, zoals vermeld op de bijgevoegde lijst van in beslaggenomen voorwerpen.
Bijlage: Verantwoording inbeslaggenomen goederen Pand B [adres]
GSM merk Nokia kleur grijs + Pincode 2585 en Pukcode 63960113 in Woonkamer/keuken, uit linkse keukenkast boven.
18.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 226 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op donderdag 27 augustus 2009 hebben wij, verbalisanten, een voorlopig onderzoek verricht in de tijdens een doorzoeking in het pand [adres 6] te Rotterdam inbeslaggenomen zaken.
Formulier van T-mobile waarin een pin- en pukcode wordt verstrekt voor een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 3]. Tevens werd een T-mobile creditcard formaat kaart aangetroffen waaruit een simkaart was verwijderd.
Opmerking verbalisanten: In de fouillering van de aangehouden verdachte [medeverdachte 3]werd een mobiele telefoon aangetroffen. Nadat deze telefoon was uitgelezen werd vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ten minste 12 maal had getracht in te bellen met het toestel van verdachte [medeverdachte 3].
19.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 1 maart 2011 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” 2e aanvulling zaaksdossier verdovende middelen, p. 535. e.v) - zakelijk weergegeven -:
Met het nummer [telefoonnummer 3] werd op 26 augustus 2009 in een korte periode (12:10:57-12:10:52:12 keer gebeld met het nummer [telefoonnummer 2] in gebuik bij [medeverdachte 3].
26-08-2009 12:10:57 [telefoonnummer 3] [telefoonnummer 2]
(…)
26-08-2009 12:17:52 [telefoonnummer 3] [telefoonnummer 2]
20.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 3 september 2009 inhoudende relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 382 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Wij verbalisanten hebben onderzoek verricht in de inbeslaggenomen fouillering van verdachte [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] Mexico. Op pagina 7 van zijn paspoort staan een aantal stempels van immigratie Amsterdam Schiphol, onder meer: inkomend 09-08-09.
21.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1](ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 1 verdovende middelen p. 451. e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Verdachte verklaarde dat hij op vakantie is in Nederland en dat hij een paar dagen tot een week bij [verdachte] heeft verbleven. Op de vraag sinds wanneer hij in Nederland is aangekomen, verklaarde hij dat hij ongeveer twee weken in Nederland is.
22.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 2 Schietincident p. 60 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 was ik, [verbalisant 2], ambtenaar van Belastingdienst/Douane Rotterdam tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, aanwezig in de omgeving van Dreumel, alwaar wij in afwachting waren van het afhalen van een partij bananen, waarin verdovende middelen waren aangetroffen. Ik was bestuurder van onze auto. Collega [verbalisant 1] was de bijrijder. Wij kregen van het commandocentrum de opdracht om de inzittenden van een BMW aan te houden. Na enkele honderden meters zag ik dat er aan de rechterkant van de BMW een manspersoon uit het raam kwam hangen en ik zag dat hij een vuurwapen in zijn hand had. Ik zag hem richten en hoorde een schot afgaan. De snelheid van de auto was ongeveer 150 km per uur, en wij volgden op ongeveer 30 meter. Ik zag dat de man op ons bleef richten met het pistool, en ongeveer 5 tot 10 seconden na het eerste schot hoorde ik weer een schot. Er is twee keer gericht op ons geschoten.
23.
Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie en/of FIOD-ECD en/of Douane van 27 augustus 2009 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 2 Schietincident p. 64 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 bevond ik, [verbalisant 1], ambtenaar van Belastingdienst/Douane Rotterdam tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, mij samen met collega [verbalisant 2] in een dienstauto van de Douane. Voor ons reed een BMW met kenteken [kenteken 2]. Op enig moment zag ik uit het raam, aan de bijrijderskant, een hand komen met daarin een vuurwapen. Het vuurwapen was een pistool. Hierop volgde het hoofd van de bijrijder en een gedeelte van zijn borst. Het vuurwapen had hij in de rechterhand en de linkerhand werd bijgetrokken om te richten. Ik zag de bijrijder op mij en [verbalisant 2] richten. Wij reden ongeveer 30 meter achter de BMW. De snelheid lag hoog ruim boven de maximumsnelheid van 80 km per uur. Op dat moment hoorde ik een schot en probeerde ik weg te duiken. Kort na het eerste schot richtte de schutter wederom en weer hoorde ik een schot. In mijn beleving zat er ongeveer 8 tot 10 seconden tussen het eerste en tweede schot.
24.
Een proces-verbaal van aanhouding van het Arrestatieteam Midden-Holland van 26 augustus 2009, inhoudende (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 2 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 hebben wij aangehouden: [medeverdachte 1], zonder vaste woon -of verblijfplaats en [verdachte]. De verdachten bevonden zich in een personenauto, merk BMW, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken 2].
Ik zag dat de bijrijder een verdachte beweging naar zijn broekband ter hoogte van zijn buik maakte. Wij zagen dat de verdachte [medeverdachte 1] een zwart vuurwapen in zijn broeksband had ter hoogte van zijn buik. Wij hebben dit vuurwapen met handschoenen aan weggenomen en in een zogenaamde ontlaadzak veiliggesteld.
25.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 26 augustus 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 89 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 omstreeks 14:45 uur heb ik een vuurwapen veilig gesteld. Een collega deelde mij mee dat dit vuurwapen die dag omstreeks 13:00 uur was inbeslaggenomen op de locatie snelweg A15. Uit het vuurwapen, een Glock 19, heb ik de patroonhouder verwijderd. Ik zag dat de patroonhouder gevuld was met patronen. Ik zag dat ook in de kamer van dit vuurwapen een patroon aanwezig was.
26.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 27 augustus 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 96 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 werd mij een voorwerp aangeboden. Dit voorwerp was aangetroffen en in beslag genomen binnen het onderzoek: 'Loodiep'. Bij onderzoek dat ik heb uitgevoerd heb ik gezien dat het voorwerp (VDS: 92503) een pistool is, voorzien van het merk Glock, model 19, kaliber 9x19. Dit pistool is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie.
De bij het vuurwapen in beslag genomen 8 stuks kogelpatronen van het kaliber 9x19 zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten met het aangetroffen en in beslag genomen vuurwapen Glock 19.
27.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 13 september 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 14 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Ik heb een forensisch onderzoek ingesteld aan en in een personenauto van het merk BMW, kenteken [kenteken 2]. Ik zag dat er een scherpe pistoolpatroon van het kaliber 9 millimeter Parabellum voorzien van een volmantelprojectiel en het bodemstempel CBC 9 mm LUGER op de vloer voor de rechter voorstoel lag. Deze patroon heb ik veiliggesteld en gewaarmerkt met de SIN-sticker AAB08246NL. Tussen de tunnel waarin de versnellingspook aangebracht is en de zitting van deze rechter voorstoel trof ik een scherp pistool aan. Het betrof hier en pistool van het merk GLOCK, model 19, kaliber 9 millimeter Parabellum en was niet meer voorzien van een serienummer. Ik heb aan dit pistool de SIN-sticker AAB08247NL toegekend. Tijdens het ontladen door de genoemde hondengeleider zag ik dat er een scherpe patroon in de kamer van dit pistool aanwezig was en dat in de in gebrachte patroonhouder scherpe patronen aanwezig waren.
28.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 1 september 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 29 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 31 augustus 2009 is een voorwerp aangetroffen in een BMW voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Bij onderzoek dat ik heb uitgevoerd heb ik gezien dat het voorwerp (VDS: 92530) een pistool is, voorzien van het merk Glock, model 19, kaliber 9x19. Dit pistool is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie. Deze bij het pistool in beslag genomen 11 stuks kogelpatronen van het kaliber: 9x19mm en 1 kogelpatroon aangetroffen onder vloermat van de bijrijdersstoel van het kaliber: 9x19mm, zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten met het aangetroffen en in beslag genomen vuurwapen Glock 19.
29.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009, omstreeks 12.15 uur, zat ik in een rijdende, grijze BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 2], op de Heemstraat te Dreumel. Achter mijn auto reed een grijze Audi, gevolgd door één of meer auto's. Ik zag de bus van [medeverdachte 2] rijden. Ik zag andere mensen in dat busje. Ik dacht, dat klopt niet. Ik wacht tot de andere auto's voorbij waren gereden. Ik keerde en reed er achteraan. Op een gegeven moment gingen ze de loods in. Ik dacht, ik ga een beetje voor de entree rijden, kijken wat er gebeurt. Ineens kwam er een auto achter mij aan rijden. Ik scheurde toen weg. Ik was met [medeverdachte 1]in de auto. Hij bleef me maar volgen. U zegt mij dat ik er al eerder geweest ben, een week eerder. Ik heb eerder gezegd dat ik de loods herkende. [medeverdachte 1]had een wapen bij zich en ik had nog een wapen in de auto achtergelaten. Het op de [adres 6] te Rotterdam aangetroffen machinepistool en het pistool zijn van mij. [medeverdachte 1]had de dagen voor 26 juli 2009 bij mij gelogeerd.
30.
Een geschrift van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 27 augustus 2009, inhoudende (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 107 e.v. - zakelijk weergegeven -:
Verantwoording inbeslaggenomen goederen Pand B: [adres 6] te Rotterdam.
3) 1 automatisch vuurwapen / Slaapkamer 2
4) 1 pistool / Slaapkamer 2
31.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 28 augustus 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 115 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 is in een woning aan de [adres 6] te Rotterdam een voorwerp aangetroffen. Bij het onderzoek dat ik heb uitgevoerd heb ik gezien dat het voorwerp is een pistool van het merk FN, model High Power; kaliber 9x19mm en voorzien van het serienummer 12428. Dit pistool is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie. Bij aanvang van mijn onderzoek moest ik dit pistool ontladen. Tijdens het ontladen van het vuurwapen bleek dat er zich één kogelpatroon in de kamer bevond. Het patroonmagazijn bleek geladen met 11 kogelpatronen. Deze bij het vuurwapen in beslag genomen 12 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten met in beslag genomen vuurwapen.
32.
Een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond van 28 augustus 2009, inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Onderzoek “LOODIEP” zaak 3 ‘Aantreffen vuurwapens en munitie’ p. 122 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 26 augustus 2009 is in een woning aan de [adres 6] te Rotterdam een voorwerp aangetroffen. Bij het onderzoek dat ik heb uitgevoerd heb ik gezien dat het voorwerp is een machinepistool van het merk Heckler & Koch, model MP5, kaliber 9x19mm en voorzien van het serienummer 05293.
Dit machinepistool is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Het vuurwapen is geschikt om automatisch te vuren. Derhalve is dit een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3°, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II, onder 2° van de Wet wapens en munitie.
De bij het machinepistool in beslag genomen (32 stuks) kogelpatronen van het kaliber: 9x19mm, zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten met het in de woning aan de [adres 6] te Rotterdam aangetroffen en in beslag genomen machinepistool.