ECLI:NL:RBROT:2011:BU5458
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- M.F.L.M. van der Grinten
- H.J.M. van der Kaaij
- R.F. de Knoop
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de kantonrechter in civielrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter. Het verzoek werd ingediend door [naam verzoeker], die zich niet had gesteld als gemachtigde van de gedaagde partij, [naam gedaagde]. De wraking vond plaats na de zitting van 20 september 2011, waar de gedaagde niet aanwezig was, maar een persoon zich noemende [geslachtsnaam gedaagde] zich had gemeld. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet was gedaan door een procespartij in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat er geen schriftelijke volmacht was overgelegd die de verzoeker machtigde om namens de gedaagde op te treden. De later overgelegde volmacht was niet voldoende om het gebrek te herstellen, aangezien deze dateerde van na de zitting en enkel betrekking had op de wrakingsprocedure. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.