vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 373639 / HA ZA 11-562
Vonnis van 23 november 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAZAZAH FILM & PHOTOGRAPHY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. van Dongen,
1. de naamloze vennootschap HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Gruben,
2. de commanditaire vennootschap AON NEDERLAND C.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse.
Partijen zullen hierna Hazazah, HDI en Aon genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2011 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van 20 september 2011 van mr. Meijboom (namens mr. Van Dongen) met de ter comparitie genomen akte overlegging aanvullende producties tevens houdende akte nadere onderbouwing na tussenvonnis;
- het faxbericht van 22 september 2011 van mr. Meijboom, met een productie;
- het proces-verbaal van de op 4 oktober 2011 gehouden comparitie van partijen;
- het faxbericht van 19 oktober 2011 van mr. Meijboom;
- de brief van 19 oktober 2011 van mr. Gruben;
- het faxbericht van 24 oktober 2011 van mr. Meijboom.
Ter comparitie van partijen is bepaald dat de zaak weer op de rol zou komen van 23 november 2011 voor vonnis.
Tijdens de comparitie van partijen is steeds een griffier aanwezig geweest. De griffier heeft tijdens de zitting - voortdurend typend - aantekeningen gemaakt van hetgeen ieder der aanwezigen heeft gezegd. De op deze wijze door de griffier vervaardigde weergave van het besprokene beslaat in geprinte vorm 9 pagina's A4. Ter comparitie is met partijen afgesproken dat het proces-verbaal van de zitting buiten aanwezigheid van partijen zou worden opgesteld. Partijen werd verzocht eventuele relevante onjuistheden in het proces-verbaal vóór 24 oktober 2011 schriftelijk aan de rechtbank door te geven. In geval van een schriftelijke reactie van één van partijen, zou de andere partij daar binnen veertien dagen op mogen reageren. Die eventuele reacties zouden als processtukken worden aangemerkt. Deze afspraak is vastgelegd in het proces-verbaal. Mr. Meijboom heeft in zijn faxbericht van 24 oktober 2011 - derhalve een dag na de afgesproken reactietermijn - alsnog uitgebreid commentaar geleverd op de inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 4 oktober 2011. De inhoud van dat commentaar is voor de rechtbank op diverse punten verrassend. Het commentaar stemt in belangrijke mate niet overeen met de perceptie van de rechtbank van hetgeen ter zitting feitelijk is medegedeeld en in het proces-verbaal is verwoord, en evenmin met de door de griffier tijdens de zitting gemaakte aantekeningen van hetgeen ieder van de aanwezigen heeft gezegd. Nu de verschillende perceptie van de rechtbank en Hazazah op hetgeen ter zitting is medegedeeld voor de in deze zaak te nemen beslissingen geen verschil maakt, zal de rechtbank niet op de details ingaan.
De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
Hazazah houdt zich onder meer bezig met het uitvoeren en coördineren van mediaopdrachten, waaronder het produceren van televisie reclamespots.
Hazazah heeft op 25 maart 2009 door bemiddeling van assurantietussenpersoon Aon een doorlopende productieverzekering afgesloten met als ingangsdatum 1 januari 2009 (hierna: de verzekering). Hazazah is niet alleen verzekeringsnemer, maar ook verzekerde bij de verzekering. Het risico wordt gedragen door HDI (40%), Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (25%), Fortis Corporatie Insurance N.V. (20%) en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (15%) (hierna: verzekeraars). HDI is (een van) de leidende verzekeraar(s) en daarmee aanspreekpunt voor Aon en Hazazah.
De sluitnota met polisnummer V0100081256 vermeldt onder meer het volgende:
EUR 1.000.000,00 als maximum verzekerd budget per productie.
Film-/ videoproducties w.o. ook wordt verstaan commercials en documentaires, danwel fotografie, waar en voorzover verzekerde het productie-risico loopt. (...)
Non-appearance / F.P.I. m.b.t.
- Regisseur (Director)
- Cameraman (D.O.P.)
Dit v.w.b. de tevergeefs gemaakte- en/of nog te maken extra kosten voor die productie(s) welke op dat moment onder handen is (zijn) conform het ter verzekering opgegeven full budget tengevolge van uitval van de bovengenoemde personen. (...)"
De op de verzekering toepasselijke voorwaarden VV030-01 "NON-APPEARANCE CAST"-VERZEKERING (hierna: de voorwaarden) vermelden onder meer het volgende:
6 Mededelingen
Alle mededelingen die verzekeringnemer en verzekeraars aan elkaar dienen of wensen te doen gelden eveneens als gedaan zodra deze ter kennis van Aon zijn gebracht. (...)
8 "To follow"-bepaling
De in de sluitnota dan wel op het polisblad of laatst afgegeven polisaanhangsel vermelde verzekeraars zullen de verzekeraar(s) die met een asterisk (*) staan aangegeven in alles volgens, ook in geval van coulancebetalingen. (...)
11 Verzekerde kosten
Verzekeraars vergoeden tot ten hoogste het op het polisblad of laatst afgegeven aanhangsel vermelde verzekerde bedragen het volgende.
11.1 Indien voor de vastgestelde aanvang van de productie komt vast te staan, dat deze productie geen doorgang kan vinden:
11.1.1 de op het tijdstip waarop de afgelasting noodzakelijk wordt tevergeefs gemaakte en/of nog verschuldigde kosten, alsmede de kosten van afgelasting;
11.1.2 de kosten verbonden aan het ongedaan maken van de reeds getroffen voorbereidingen. (...)
11.4 Indien een verzekerde vervangbaar is zijn onder de verzekerde kosten eveneens begrepen de kosten van het inhuren van een plaatsvervanger, mist de schade door deze vervanging kan worden beperkt of verminderd. (...)
13 Verplichtingen in geval van schade
13.1 In geval van schade is verzekeringnemer verplicht onmiddellijk nadat tot afgelasting, voortijdige beëindiging, tijdelijke onderbreking of opschorting is besloten, Aon op de hoogte te stellen van de oorzaak en toedracht van de schade en alle bescheiden, zoals opgave van reeds gemaakte kosten, respectievelijk nog verschuldigde kosten e.d. ter beschikking te stellen, opdat verzekeraars de schade kunnen beoordelen en vaststellen. (...)
14 Schaderegeling
14.1 De schade en de omvang hiervan worden in onderling overleg tussen verzekeringnemer en verzekeraars en/of de door Aon namens verzekeraars benoemde expert(s) vastgesteld.
14.2 Is de in art. 14.1 bedoelde vaststelling niet mogelijk, dan wordt de schade getaxeerd door twee experts, één benoemd door verzekeraars en één benoemd door verzekeringnemer. Indien deze experts het eens zijn over het schadebedrag, zijn beide partijen hieraan gebonden. Alvorens tot taxatie over te gaan, benoemen de beide experts tezamen een derde expert, die bij gebrek aan overeenstemming tussen beide experts het schadebedrag bindend vaststelt, binnen de grenzen van de beide taxaties, na de beide experts gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben. (...)
Een e-mail van 6 februari 2009 van Hazazah aan Aon vermeldt onder meer het volgende:
"Wij zijn gisteren gebeld door jullie [X] om ons te laten weten hoe te handelen omtrent de schadeclaim Non Appearanceverzekering voor onze shoot Plastic Heroes met de draaidagen 6 en 7 februari 2009.
Het gaat om onze regisseur [Y]. Hij heeft zich maandag 2 februari ziekgemeld, waarna wij niet meer van zijn diensten gebruik hebben kunnen maken.
In eerste instantie dacht hij dat hij geveld was door de heersende griep, de huisarts kon hij niet bezoeken en wilde ook niet naar hem komen omdat het 'heerst' zeg maar.
Het ziektebeeld veranderde echter in de loop van de week waarna de huisarts hem 5 februari heeft geadviseerd een maag/darmonderzoek te ondergaan in het ziekenhuis.
De heer [Y] is nog steeds ziek en in afwachting van uitslagen. De arts van het ziekenhuis heeft wel een doktersverklaring geschreven die op dit moment nog niet in ons bezit is. Deze zal nog volgen.
Wij hebben nu in overleg met het reclamebureau een andere regisseur ingeschakeld zijnde [Z]. De eerste draaidag is nu in volle gang.
[X] heeft ons laten weten dat er geen expert ingeschakeld zal worden en dat jullie van ons een doktersverklaring en een specificatie van de kosten willen hebben die nu extra gemaakt worden.
We hopen in de loop van volgende week deze stukken aan te leveren.
Mochten wij verder nog akte moeten nemen dan horen wij dit graag."
Een brief, gedateerd 5 februari 2008, namens dr. [Q], maag- darm- en leverarts vermeldt onder meer het volgende:
"Heden informeren wij u over Dhr [Y], geboren 9-1-1975, die wij vandaag met spoed zagen op de afdeling Maag- Darm- en Leverziekten in verband met verdenking op een bloeding in de tractus digestivus. (...)
Conclusie:
Maagbloeding met multiple zweren in bulbus duodeni."
Een e-mail van 13 maart 2009 van Hazazah aan Aon vermeldt het volgende:
"Zoals besproken zouden jullie nog een specificatie ontvangen voor de extra gemaakte kosten.
Dat zijn 2 draaidagen met onze regisseur [Z] a eur 12.000,- per dag.
Dus totaal eur 24.000,-
Mochten jullie nog meer informatie nodig hebben dan horen wij dit graag."
Aon heeft namens verzekeraars de heer [W], senior expert in dienst van [GAB] (hierna: GAB) ingeschakeld. [W] heeft een bezoek afgelegd aan het kantoor van Hazazah. Hij heeft een voorlopig en een eindexpertiserapport uitgebracht aan verzekeraars. Het voorlopig expertiserapport vermeldt dat de extra kosten om de productie af te ronden € 20.000,00 hebben bedragen. Het eindexpertiserapport vermeldt dat de extra kosten
€ 24.000,00 hebben bedragen. Bij brief van 14 augustus 2009 heeft GAB een door Hazazah te ondertekenen akkoordverklaring aan Hazazah doen toekomen. De akkoordverklaring vermeldt onder meer dat Hazazah verklaart akkoord te gaan met de door GAB "vastgestelde schade volgens navolgende taxatie:
extra kosten, exclusief btw EUR 24.000,00"
De akkoordverklaring vermeldt voorts de volgende tekst:
"deze taxatie houdt geen erkenning van betalingsplicht dan wel erkenning van aansprakelijkheid van betrokken verzekeraars in"
Hazazah heeft de akkoordverklaring ondertekend en geretourneerd.
Het geschil
Hazazah vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, HDI en Aon hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Hazazah, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, van:
- € 24.000,00, vermeerderd met BTW en wettelijke (handels)rente;
- € 2.250,58, subsidiair een bedrag overeenkomstig het rapport Voorwerk II;
- de proceskosten, inclusief nakosten.
HDI en Aon voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Hazazah bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Hazazah grondt haar vorderingen jegens HDI op de verzekeringsovereenkomst en jegens Aon op wanprestatie. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende.
Hazazah heeft conform de verzekering met bijbehorende polisvoorwaarden gehandeld en aan al haar verplichtingen voldaan. Door de uitval van de heer [Y] heeft Hazazah een schade geleden van € 24.000,00. Deze schade is door een expert vastgesteld. HDI weigert zonder legitieme grondslag aan de uit de verzekering voortvloeiende uitkeringsplicht jegens Hazazah te voldoen. De schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 13 maart 2009, de datum van de eerste opgave van de schade door Hazazah. Hazazah heeft tevens schade geleden in de vorm van gemaakte buitengerechtelijke kosten. Deze belopen € 2.205,58.
Hazazah verwijt Aon dat zij jegens Hazazah niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht. Aon heeft nagelaten tijdig mededelingen en belangrijke stukken die zij van Hazazah ontving aan HDI door te sturen. De daardoor door Hazazah geleden schade bestaat uit het missen van een schade-uitkering van € 24.000,00 exclusief BTW. Daarnaast heeft Hazazah nodeloos premies aan Aon betaald en heeft Hazazah schade geleden in de vorm van eerdergenoemde buitengerechtelijke kosten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De tegen Aon gerichte vorderingen zullen worden afgewezen. Aon is als assurantietussenpersoon geen verzekeraar. Haar aansprakelijkheid jegens Hazazah zou moeten zijn gebaseerd op een tekortschieten in verbintenissen als gevolg waarvan Hazazah schade zou moeten hebben geleden. Dienaangaande rust op Hazazah de stelplicht. Ook indien aangenomen wordt dat door Hazazah aan Aon gedane mededelingen of ter beschikking gestelde stukken verzekeraars met vertraging hebben bereikt, valt zonder deugdelijke toelichting - die ontbreekt - niet in te zien dat Hazazah als gevolg daarvan de door haar gestelde schade heeft geleden. Gesteld noch gebleken is immers dat verzekeraars uitkering hebben geweigerd omdat bepaalde door Hazazah tijdig aan Aon ter beschikking gestelde informatie verzekeraars niet (tijdig) heeft bereikt. Gelet op artikel 6 van de voorwaarden ("Alle mededelingen die verzekeringnemer en verzekeraars aan elkaar dienen of wensen te doen gelden eveneens als gedaan zodra deze ter kennis van Aon zijn gebracht."), ligt het ook niet in de rede dat verzekeraars op die grond uitkering zouden (kunnen) weigeren. Hazazah heeft ter zake van de tegen Aon ingestelde vorderingen derhalve niet voldaan aan haar stelplicht.
Hazazah zal als de in verhouding tot Aon in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van Aon gevallen kosten van het geding, tot heden begroot op € 586,00 aan griffierecht en € 1.158,00 aan salaris advocaat (2 punten volgens tarief III, ad € 579,00 per punt).
Hazazah heeft niet alle verzekeraars, maar alleen HDI, de leidende verzekeraar, in rechte betrokken. HDI heeft echter niet het verweer gevoerd dat zij het verzekerde risico slechts voor 40% draagt. Daarom zal de rechtbank dat aspect verder buiten beschouwing laten.
Bij brief van 25 oktober 2010 van HDI aan de advocaat van Hazazah heeft HDI onder meer het volgende medegedeeld:
"In dit dossier is altijd het uitgangspunt geweest dat de polis dekking biedt en dat schadeloos gesteld zal worden."
Niettegenstaande voornoemde mededeling heeft HDI bij conclusie van antwoord (alsnog) betwist dat regisseur [Y] enkele dagen voor de opnames op 6 en 7 februari 2009 wegens ziekte is uitgevallen. Zij wijst er in dit verband op dat de door Hazazah overgelegde medische verklaring omtrent de uitval van [Y] als datum vermeldt 5 februari 2008 (zie onder 2.6 hiervoor). Bij akte van 4 oktober 2011 heeft Hazazah in aanvulling op voornoemde medische verklaring een brief van 7 juli 2009 overgelegd van mevrouw [Q], maag-, darm, en leverarts. In die brief wordt bevestigd dat [Y] vanaf begin februari 2009 enkele malen op de polikliniek werd gezien wegens verdenking op een bloeding in de tractus digestivus. Hazazah heeft in het verlengde hiervan aangevoerd dat evident is dat de in de onder 2.6 hiervoor genoemde brief abusievelijk als dagtekening vermeldt 5 februari 2008 en dat dit had moeten zijn 5 maart 2009. HDI heeft ter comparitie echter gehandhaafd dat voor haar de situatie nog niet duidelijk is. De rechtbank verwerpt dat verweer van HDI. De overgelegde medische informatie is volledig in lijn met de stelling van Hazazah - en de destijds gedane melding - dat [Y] enkele dagen voor de opnames door ziekte is uitgevallen. De betwisting bij gebrek aan wetenschap door HDI van de oorzaak van de uitval van [Y] valt niet te rijmen met het eerder buiten rechte door HDI ingenomen standpunt, noch met de thans beschikbare medische informatie.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de omvang van de door de verzekering gedekte schade en in dat kader de uitleg van de polisvoorwaarden. Naar de rechtbank begrijpt is niet in geschil dat de verzekering betrekking heeft op de tevergeefs gemaakte en/of nog te maken extra kosten voor de op dat moment onder handen productie tengevolge van uitval van de regisseur of cameraman (zie onder 2.3 hiervoor). In dit geval betrof de uitval de regisseur. HDI heeft de rechtbank ter comparitie van partijen uitdrukkelijk verzocht in dit vonnis in te gaan op de uitleg van de polisvoorwaarden, dat wil zeggen op de vraag of zowel de fee van de oorspronkelijke regisseur die ziek is geworden voor vergoeding in aanmerking komt als de fee van de vervangende regisseur. De rechtbank zal eerst ingaan op dat aspect van het geschil en daarna op de uitleg van artikel 14.1 van de verzekeringsvoorwaarden en de vaststelling van de schade.
Na uitval van regisseur [Y] heeft Hazazah bezien of de schade kon worden beperkt door een andere regisseur in te schakelen die het werk zou kunnen afmaken. Artikel 11.4 van de voorwaarden bepaalt voor een dergelijke situatie dat indien een verzekerde vervangbaar is onder de verzekerde kosten eveneens zijn begrepen de kosten van het inhuren van een plaatsvervanger, mits de schade door deze vervanging kan worden beperkt of verminderd. De vervangbare "verzekerde" was in dit geval [Y]. Hij werd vervangen door de heer [Z] (hierna: [Z]).
Evident is dat de schade in verband met de tot het moment van uitval van [Y] reeds gemaakte kosten van aanzienlijke omvang zou zijn geweest indien vervanging van [Y] niet mogelijk zou zijn gebleken. Dat door inschakeling van [Z] de schade is beperkt, is dan ook in confesso. HDI wijst er echter terecht op dat de verzekering slechts betrekking heeft op de "extra kosten" van de productie. Dat betekent dat na de vervanging van [Y] door [Z], en afronding van de productie door [adres], diende te worden beoordeeld welke "extra kosten" voor de productie waren ontstaan.
Hazazah maakt aanspraak op vergoeding van de uit de inschakeling van [adres] voortvloeiende kosten. Die kosten hebben in de visie van Hazazah € 24.000,00 exclusief BTW bedragen. Hazazah beroept zich in dit verband onder meer op een aandeelhoudersbesluit van 19 september 2011 van Hazazah waarin is vastgelegd dat er ter zake van voornoemd bedrag een betalingsverplichting van Hazazah jegens [Z] bestaat.
Ter comparitie van partijen is van de zijde van Hazazah nader toegelicht dat alle regisseurs verschillende fees hebben, afhankelijk van hun ervaring. Binnen de markt zijn die fees bekend. [adres] heeft meer ervaring dan [Y]. Daarom kan hij een hogere fee in rekening brengen. Voor [Y] was de fee destijds € 7.000,00 per draaidag, derhalve een totale fee van € 14.000,00 voor twee draaidagen, voor [adres] gold een fee van € 12.000,00 per draaidag, derhalve een totale fee van € 24.000,00 voor twee draaidagen. De fee is gerelateerd aan de draaidagen. De werkzaamheden van de regisseur strekken zich echter uit over veel meer dagen.
De rechtbank is van oordeel dat Hazazah voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aan de inschakeling van [adres] verbonden kosten € 24.000,00 exclusief BTW bedroegen. Hetgeen Hazazah hierover heeft gesteld, is van de zijde van HDI niet gemotiveerd weersproken. In dit kader is mede van belang dat Hazazah deze informatie reeds eerder heeft verstrekt aan de door Aon namens verzekeraars ingeschakelde expert, welke zijn bevindingen heeft neergelegd in een voorlopig expertiserapport en een eindexpertiserapport. Die rapporten heeft HDI echter niet aan Hazazah ter beschikking gesteld en evenmin heeft zij de rapporten in deze procedure overgelegd. Wel zijn de rapporten ter comparitie van partijen op verzoek van de rechtbank alsnog aan de rechtbank en Hazazah getoond.
Dat [Z] als aandeelhouder en/of bestuurder aan Hazazah was/is verbonden doet er niet aan af dat hij in de gegeven omstandigheden gerechtigd was zijn fee in rekening te brengen. Immers, betreffende band van [adres] met Hazazah brengt niet mee dat [Z] gehouden was de werkzaamheden van regisseur [Y] per direct over te nemen tegen een lagere dan zijn gebruikelijke fee. Begrijpelijk is evenwel dat verzekeraars mede gelet op deze omstandigheden deugdelijk geïnformeerd wensten te worden over de betrokken rechtsverhoudingen en dat zij een goede onderbouwing van de extra kosten wensten te ontvangen. Vastgesteld kan worden dat de wijze waarop over de op zich begrijpelijke wens van HDI tot nadere onderbouwing is gecommuniceerd een conflict heeft doen ontstaan dat vervolgens is geëscaleerd.
Het ligt in de rede dat de inschakeling van [Z] tot "extra kosten" in de zin van de verzekering heeft geleid. Immers, [Z] kon aanspraak maken op een beloning conform zijn gebruikelijke fee, welke hoger was dan de fee van [Y]. Bovendien diende [Z] onvoorbereid in te vallen, zeer kort voor de reeds geplande draaidagen. Het is aannemelijk dat een tussentijdse wissel van regisseur zoals hier noodgedwongen heeft plaatsgevonden het efficiënt doen plaatsvinden van de productie niet zal vereenvoudigen. Het ligt in de rede dat dit ook tot het ontstaan van extra kosten kan leiden. Dat aspect kan echter buiten beschouwing blijven nu dergelijke kosten niet door Hazazah zijn geclaimd. Mevrouw [A], medewerkster van Hazazah, heeft ter comparitie van partijen verklaard dat er geen sprake is geweest van een vertraging. Wel is sprake geweest van extra organisatorische werkzaamheden teneinde de productie na de uitval van [Y] alsnog zonder vertraging te kunnen doen plaatsvinden, maar Hazazah heeft in het overleg met de voor verzekeraars optredende expert alleen aanspraak gemaakt op het bedrag van € 24.000,00 exclusief BTW in verband met de fee van [adres].
Tegenover de aannemelijkheid van in een situatie als de onderhavige te ontstane extra kosten (fee vervangende regisseur, eventuele kosten in verband met efficiencyverlies, eventuele extra organisatiekosten) staat dat het in beginsel ook in de rede ligt dat door het uitvallen van een regisseur vóór de draaidagen een besparing zal ontstaan in de vorm van de daardoor niet aan de uitgevallen regisseur verschuldigde honorering. Of dit het geval is, is echter afhankelijk van de inhoud van de tussen - in dit geval - Hazazah en [Y] gesloten overeenkomst.
Ter comparitie van partijen heeft de rechtbank aan de heer [B], bestuurder van Hazazah, de vraag voorgelegd waarom [Y] toch was betaald, hoewel hij de overeengekomen werkzaamheden niet heeft verricht, althans niet heeft voltooid. [B] heeft daarop geantwoord dat Hazazah dacht een verzekering te hebben zodat bij ziekte [Y] toch kon worden betaald. Over de tussen Hazazah en [Y] gemaakte afspraken heeft [B] medegedeeld dat een mondelinge afspraak is gemaakt over het project en de fee. Dat daarnaast met [Y] is afgesproken dat hij ook zou worden betaald indien hij ziek zou worden, is door [B] niet gezegd. Nu mevrouw [A] ter comparitie van partijen heeft verklaard dat het in twaalf jaar niet eerder is voorgekomen dat een regisseur net voor de draaidagen ziek werd, ligt het ook niet voor de hand dat met individuele regisseurs mondelinge afspraken worden gemaakt over hetgeen er in een dergelijk geval zou moeten gebeuren.
De rechtbank is van oordeel dat Hazazah aan de verzekering geen aanspraak kon ontlenen op vergoeding van kosten ter zake van een juridisch niet verplichte betaling door Hazazah van het (volledige) honorarium van de vóór de draaidagen door ziekte uitgevallen regisseur. Noch de tekst, noch de strekking van de verzekering bieden daarvoor enige basis. De verzekering strekt er slechts toe het productierisico van Hazazah te verzekeren. Dan gaat het in beginsel om de als gevolg van de uitval van de regisseur en/of cameraman tevergeefs gemaakte kosten en/of nog te maken extra kosten voor de op dat moment onderhanden productie(s).
Zelfstandige regisseurs en cameramannen hebben de mogelijkheid om zelf, uitgaande van hun individuele situatie, verzekeringen af te sluiten ter dekking van het risico van inkomensverlies door ziekte en arbeidsongeschiktheid. De daaraan verbonden kosten zullen zij, voor zover de marktomstandigheden dat toelaten, in hun fee kunnen verdisconteren. Indien dergelijke risico's (ook) onder een doorlopende productieverzekering als de onderhavige zouden zijn gedekt, zou de premie van die productieverzekering daar uiteraard op dienen te zijn/worden afgestemd. Dat dit het geval is, is gesteld noch gebleken. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank niet in de rede een dergelijk risico ook onder de dekking van een productieverzekering als de onderhavige te brengen. Daarmee zou immers een in het algemeen onwenselijke - want onnodig kostbare - dubbele dekking kunnen ontstaan.
Dat Hazazah de verzekering (te goeder trouw) niet correct heeft geïnterpreteerd en tot betaling aan [Y] is overgegaan in vertrouwen dat betreffende kosten onder dekking van de verzekering vielen, brengt niet mee dat die kosten voor rekening en risico van verzekeraars komen. Weliswaar is Hazazah op het gebied van de uitleg van verzekeringsvoorwaarden niet deskundig, maar zij werd bijgestaan door Aon, die als deskundig assurantietussenpersoon heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de verzekering. De kennis van Aon kan in dit verband worden toegerekend aan Hazazah. Er bestond anders dan Hazazah lijkt te menen voor verzekeraars (of Aon) ook geen rechtsplicht om Hazazah er specifiek op te wijzen dat eventueel onverplicht aan [Y] te verrichten betalingen niet waren gedekt onder de verzekering. Gesteld noch gebleken is immers dat verzekeraars (of Aon) konden weten dat Hazazah voornemens was dergelijke betalingen te doen.
Hoewel hetgeen hiervoor is overwogen ertoe lijkt te leiden dat Hazazah de kosten van de aan [Y] uitbetaalde fee niet op verzekeraars kan verhalen, is die conclusie niet juist op grond van hetgeen hierna wordt overwogen over de uitleg van artikel 14.1 van de verzekeringsvoorwaarden en de vaststelling van de schade.
Hazazah beroept zich op artikel 14.1 van de verzekeringsvoorwaarden. Artikel 14.1 bepaalt dat de schade en de omvang hiervan in onderling overleg tussen verzekeringnemer en verzekeraars en/of de door Aon namens verzekeraars benoemde expert(s) worden vastgesteld. Hazazah heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade op die wijze is vastgesteld. In lijn met die opvatting heeft zij buiten rechte steeds op uitbetaling van de haars inziens door verzekeraars verschuldigde uitkering van die reeds vastgestelde schade aangedrongen.
Daarmee ligt de vraag voor of verzekeraars zijn gebonden aan de onder 2.8 hiervoor weergegeven schadevaststelling. In de visie van HDI is dit niet het geval omdat bij de schadevaststelling het uitdrukkelijke voorbehoud is gemaakt dat de taxatie geen erkenning van betalingsplicht inhoudt. Dit verweer van HDI faalt. Artikel 14.1 heeft betrekking op vaststelling van de schade. In de tekst van artikel 14.1 verzekeringsvoorwaarden kan - geparafraseerd - worden gelezen dat de schade en de omvang hiervan in onderling overleg tussen verzekeringnemer (Hazazah) en de door Aon namens verzekeraars benoemde expert (GAB) wordt vastgesteld. Schade kan in onderling overleg worden vastgesteld (vooralsnog) zonder erkenning van betalingsplicht en zonder erkenning van aansprakelijkheid van betrokken verzekeraars. Het door GAB geformuleerde voorbehoud stond er dan ook niet aan in de weg dat de schade in de zin van genoemd artikel reeds werd vastgesteld, althans niet op voor Hazazah voldoende kenbare wijze.
Hazazah mocht erop vertrouwen dat na het ondertekenen en retourneren van de door GAB aan haar toegezonden akkoordverklaring de schade in de zin van artikel 14.1 van de verzekeringsvoorwaarden in onderling overleg was vastgesteld. Dit ligt ook in de rede nu de vaststelling van de schade door de verzekeringnemer in overleg met de namens verzekeraars benoemde expert een element van onderhandeling over diverse posten in zich draagt. Daarmee verdraagt zich niet goed dat de verzekeraars zich achteraf eenvoudig aan die schadevaststelling kunnen onttrekken, tenzij tevoren aan de verzekeringnemer is duidelijk gemaakt dat de schadevaststelling in overleg met de namens verzekeraars benoemde expert plaatsvindt onder voorbehoud van een achteraf nog te geven akkoord door verzekeraars.
HDI heeft geen zwaarwegende redenen aangevoerd die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat zij in haar rechtsverhouding tot Hazazah niet aan de schadevaststelling is gebonden. Onvoldoende daarvoor is dat HDI van oordeel is dat de namens haar benoemde expert niet over de relevante deskundigheid beschikte. De visie van HDI dat de expert slechts een adviserende functie had, miskent de betekenis van artikel 14.1 verzekeringsvoorwaarden en het daaraan door Hazazah te ontlenen vertrouwen, op basis van welk vertrouwen Hazazah meende in overleg (met een element van onderhandeling) met de expert tot vaststelling van de schade te kunnen komen.
Voor HDI is het uitgangspunt in deze zaak dat de polis dekking biedt en dat schadeloos zal worden gesteld. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat de door de namens verzekeraars benoemde expert in overleg met Hazazah vastgestelde schade van € 24.000,00 exclusief BTW zodra deze was vastgesteld, behoorde te worden uitgekeerd.
Hazazah heeft gevorderd HDI te veroordelen om aan Hazazah te voldoen een bedrag van € 24.000,00 te vermeerderen met BTW en de wettelijke (handels)rente vanaf 13 maart 2009. Tegen de vordering dat het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met BTW is door HDI geen verweer gevoerd. Daarom zal dat onderdeel van de vordering worden toegewezen.
Met de wettelijke handelsrente wordt de wettelijke rente bedoeld als genoemd in de artikelen 6:119a en 6:120 lid 2 BW. HDI heeft terecht aangevoerd dat die rente niet verschuldigd is over betalingsverplichtingen uit hoofde van een schadeverzekeringspolis. Een dergelijke verzekeringsovereenkomst wordt niet beschouwd als een "handelsovereenkomst" in de zin van voornoemde artikelen. Wel kan over betalingsverplichtingen uit hoofde van een schadeverzekeringspolis verschuldigd zijn de wettelijke rente als genoemd in de artikelen 6:119 en 6:120 lid 2 BW. HDI is die wettelijke rente verschuldigd over de periode dat zij met voldoening van haar geldschuld in verzuim is.
HDI stelt dat zij niet in verzuim is geraakt. In haar visie is er sprake van schuldeisersverzuim omdat Hazazah ondanks herhaalde verzoeken van HDI heeft nagelaten stukken over te leggen waaruit zou blijken van de gestelde schade.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat Hazazah de akkoordverklaring op 21 augustus 2009 aan GAB, de namens verzekeraars benoemde expert, heeft verzonden. Hazazah heeft over het nog immer niet op haar rekening bijgeschreven zijn van het schadebedrag op 13 oktober 2009 telefonisch contact opgenomen met Aon. Nadien is Hazazah blijven aandringen op betaling en heeft HDI zich steeds op het standpunt gesteld dat nadere informatie over de schade diende te worden verstrekt.
Nu verzekeraars waren gebonden aan de vaststelling van de schade door GAB in overleg met Hazazah, behoorden verzekeraars binnen redelijke termijn na die schadevaststelling tot uitkering over te gaan. Het blijven aandringen op te verstrekken nadere informatie over de schade door HDI was niet terecht. Onder de gegeven omstandigheden kan HDI zich er niet op beroepen dat zij niet in verzuim is geraakt. Voor zover na de schadevaststelling vertraging optrad in de uitbetaling door omstandigheden die voor risico van verzekeraars komen, behoorden verzekeraars wettelijke rente te vergoeden over het door hen aan Hazazah verschuldigde. Dat gold zeker vanaf het moment dat door Hazazah is geïnformeerd naar het uitblijven van de door haar reeds verwachte schade-uitkering. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen vanaf 13 oktober 2009.
Hazazah heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Hazazah heeft verrichtingen gesteld en specificaties van verrichtingen van haar advocaat overgelegd. Daarmee heeft Hazazah voldoende aannemelijk gemaakt dat de buitengerechtelijke verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele herhaalde sommatie door de advocaat, dan wel louter kosten betreffen waarvoor de regeling van de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. De vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen conform Voorwerk II. Dat wil zeggen een vergoeding overeenstemmende met twee punten van het toepasselijke liquidatietarief (2 punten volgens tarief III, ad € 579,00 per punt), derhalve een bedrag van € 1.158,00.
HDI zal als de in de verhouding tot Hazazah in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van Hazazah gevallen kosten van het geding, inclusief de nakosten. Deze kosten worden begroot op € 76,31 aan kosten dagvaarding, € 1.181,00 aan griffierecht en € 1.158,00 aan salaris advocaat (2 punten volgens tarief III, ad € 579,00 per punt). De nakosten worden begroot zoals hierna in het dictum weergegeven.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt HDI om aan Hazazah te betalen een bedrag van € 24.000,00 (zegge: vierentwintigduizend euro), te vermeerderen met BTW en met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 13 oktober 2009 tot de dag van voldoening,
veroordeelt HDI om aan Hazazah te betalen een bedrag van € 1.158,00 (zegge: elfhonderdachtenvijftig euro) ter zake van buitengerechtelijke kosten,
veroordeelt HDI in de aan de zijde van Hazazah gevallen kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.181,00 aan vast recht, op € 76,31 aan overige verschotten en op € 1.158,00 aan salaris voor de advocaat,
veroordeelt HDI in de na de uitspraak nog aan de zijde van Hazazah vallende kosten (de nakosten), bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien HDI 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
veroordeelt Hazazah in de aan de zijde van Aon gevallen kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak bepaald op € 579,00 aan vast recht en op € 1.158,00 aan salaris voor de advocaat,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.
1729/2148