ECLI:NL:RBROT:2011:BU6600
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- R.F. de Knoop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 december 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die preventief gedetineerd was. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de behandeling van zijn strafzaak. Verzoeker stelde dat de rechters partijdig waren, omdat zij een ter zitting aanwezige persoon, die als benadeelde partij was opgeroepen, niet als getuige hadden aangemerkt. Dit zou volgens verzoeker de schijn van partijdigheid wekken, omdat de rechters geen adequate antwoorden gaven op vragen van de verdediging over de waarheidsvinding in de zaak.
Tijdens de zitting van 21 november 2011, waar het wrakingsverzoek werd behandeld, waren verzoeker, zijn raadsman mr. S.C. van Paridon, en de officier van justitie mr. M. Blom aanwezig. De verdediging voerde aan dat de rechters zich niet voldoende hadden uitgesproken over cruciale punten in de zaak en dat zij het ondervragingsrecht van de verdediging onterecht hadden beperkt. De rechters daarentegen stelden dat de wraking ongegrond was, omdat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid en dat hun beslissingen in lijn waren met de wet.
De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechters een beslissing hadden genomen die verzoeker onwelgevallig was, niet voldoende was voor een wrakingsgrond. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechters niet onpartijdig waren. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat de rechters hun taak naar behoren hadden uitgevoerd, in overeenstemming met de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.