Parketnummer: 10/960263-10
Datum uitspraak: 6 december 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] (Suriname)
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. S.M. Krans, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Patist heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland.
Rechtmatigheid start onderzoek
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie heeft verzuimd antwoord te geven op de vraag welke feiten of omstandigheden hem op 8 oktober 2009 aanleiding hebben gegeven een proces-verbaal van verdenking ex. art. 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) contra medeverdachte [verdachte 3] op te laten stellen door de Dienst Nationale Recherche (proces-verbaal d.d. 8 december 2009 van verbalisant [verbalisant]), hetgeen tot bewijsuitsluiting van alle ten gevolge van deze opdracht verkregen dossierstukken dient te leiden. Dit klemt te meer, volgens de raadsvrouw, nu de eerste duidelijke aanwijzing van betrokkenheid van [verdachte 3] bij Opiumwetdelicten is gelegen in een CIE-proces-verbaal van 25 november 2009, ruim anderhalve maand na de opdracht van de officier van justitie.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Ingevolge het in de wet neergelegde opportuniteitsbeginsel is de beslissing tot en de wijze van vervolging voorbehouden aan het openbaar ministerie. In de fase van de pre-opsporing, de fase waarin het onderzoek zich bevond toen de officier van justitie de opdracht gaf, is de officier van justitie eens te meer bevoegd om autonoom op te treden. Binnen deze autonomie past ook het aan opsporingsambtenaren opdracht geven onderzoek te verrichten om te komen tot een verdenking ex 27 Sv. Omtrent de aanleiding om tot een dergelijke opdracht over te gaan behoeft de officier van jusititie op de zitting geen verantwoording af te leggen. Eén en ander behoudens bijzondere omstandigheden die in dit geval gesteld noch gebleken zijn.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen (bijlage II bij dit vonnis) kan worden vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2010 en op enige dagen in de periode daaraan voorafgaand samen met anderen in een woning aan [adres 1] cocaïne heeft versneden, gewogen, verpakt, gemixed en getaped.
Naar aanleiding van de door de verdediging gevoerde bewijsverweren en de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie wordt het volgende overwogen.
De rollen die de verdachte en zijn medeverdachten bij de vastgestelde handelingen - versnijden, tapen, mengen etc.- hebben gehad zijn zodanig inwisselbaar en allen gericht op het hetzelfde doel dat hieruit een nauwe en bewuste samenwerking kan worden afgeleid. De verdachte en zijn medeverdachten kunnen daarom als medeplegers worden aangemerkt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachten al ongeveer drie weken tot een maand, een tot twee keer per week in de woning aanwezig waren en dat het die keren naar de mening van een aantal van de aanwezige verdachten telkens ging om pakketten cocaïne van ongeveer 10 tot 20 kilo die moesten worden ‘getaped’
Deze feiten en omstandigheden bezien in samenhang met de aangetroffen situatie in de woning op de 23e november 2010 brengen de rechtbank tot de conclusie dat het op de andere dagen ook cocaïne is geweest waarmee de verdachte en zijn medeverdachte hebben gewerkt. De aangetroffen situatie in de woning duidt er immers ook op dat deze woning geschikt was gemaakt als “versnijdingswerkplaats” die vaker dan slechts op de 23e november als zodanig was gebruikt. Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat aanwijzingen dat het op de andere dagen niet om cocaïne ging noch gesteld noch gebleken zijn.
Verwerken/bewerken
De begrippen ‘bewerken’ of ‘verwerken’ sluiten nauw bij elkaar aan en hebben nauwelijks een te onderscheiden betekenis. De wetgever heeft met deze termen beoogd handelingen die worden begaan met betrekking tot stoffen waar de Opiumwet op ziet strafbaar te stellen. In de jurisprudentie is aangenomen dat het mengen van verschillende soorten hennep aan te merken is als ‘bewerken’. Het toevoegen van een versnijdingsmiddel, het mengen, het herverpakken en vervolgens tapen van cocaïne past binnen zowel de bedoeling van de wetgever alsook in uitleg in de (genoemde) jurisprudentie.
Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 en laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 23 november 2010 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt, een grote
hoeveelheid, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2010
tot en met 22 november 2010 te Rotterdam tezamen en
in vereniging met anderen,
meermalen opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt, grote hoeveelheden, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan het bewerken van grote hoeveelheden cocaïne. De partij waarmee de verdachte is aangetroffen, was van een forse omvang. Wanneer deze partij cocaïne niet door de politie zou zijn onderschept, zou ook deze waarschijnlijk in Nederland of elders op de markt zijn gebracht met alle schadelijke gevolgen van dien. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevordert de toename van vermogensdelicten. Het is algemeen bekend dat gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, veelvuldig strafbare feiten plegen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten veel geld oplevert aan alle personen die zitten in de organisatie van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van de verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2011. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft zich bij de bepaling van de strafmaat daarnaast rekenschap gegeven van een reclasseringsadvies omtrent de verdachte van 12 augustus 2011, waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte bij een veroordeling een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met verplicht reclasseringscontact, waaronder zou vallen een meldingsgebod en verplichte deelname aan een gedragsinterventie. Dit advies zal door de rechtbank worden gevolgd.
Ook heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare zaken en de landelijke oriëntatiepunten ter zake de invoer van cocaïne, afgezet tegen het onderscheid in strafmaxima dat de wetgever heeft gemaakt tussen de invoer van cocaïne enerzijds en het bewerken/verwerken van cocaïne anderzijds.
In het bovenstaande wordt aanleiding gezien een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en deze ten opzichte van de eis van de officier van justitie te matigen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 28 (ACHTENTWINTIG) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 8 (ACHT) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (TWEE) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en een behandelverplichting;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Janssen, voorzitter,
en mrs. Van Nijen en Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2011.
Bijlage I bij vonnis van 6 december 2011:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote
hoeveelheid, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en)
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010
tot en met 22 november 2010 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,tezamen en
in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, althans meermalen opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en)
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Bijlage II bij vonnis van 6 december 2011:
1.
Een proces-verbaal van politie van 23 november 2010 inhoudende het relaas van bevindingen (verdachtendossier [verdachte 1], p. 1 e.v.) - zakelijk weergegeven -:
Op 23 november 2010 17:44 uur op de [adres 1] te Rotterdam werden aangehouden [verdachte 4], [verdachte 1], [verdachte 2]. [verdachte 4] werd aangehouden in de woonkamer en [verdachte 1] en [verdachte 2] in de CV-ruimte van de keuken.
2.
Een proces-verbaal van politie van 2 maart 2011 inhoudende het relaas van bevindingen (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 186 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Op dinsdag 23 november 2010, hebben wij op het adres [adres 1] te Rotterdam onder zoek gedaan.
Onderzoek grote slaapkamer:
In de grote slaapkamer troffen wij 2 zwarte rugzakken aan. Wij zagen dat deze waren gevuld met in plastic tape gerolde pakketten. Wij zagen in de rugzak van het merk Come2gether, zeventien in plastic tape gerolde pakketten en in de rugzak van het merk Polo, negentien in plastic tape gerolde pakketten. Naast de toegang in de grote slaapkamer troffen wij direct links op een kluis zestien met witte poeder gevulde plastic zakjes aan. Voor het nachtkastje op de vloer, links naast het bed in deze slaapkamer troffen wij een blauwe teil aan met daarin zesentwintig met wit poeder gevulde plastic zakjes aan. Op het tweepersoons bed in deze slaapkamer werden onder een kussen twee plastic zakken aangetroffen met witte poeder. Op de vensterbank in deze slaapkamer troffen wij vijf pakketten aan met daarin witte poeder. Op de vloer in deze slaapkamer achter de deur troffen wij vijf pakketten aan verpakt in zwarte folie omwikkeld met gele tape met daarin witte poeder.
Onderzoek kleine slaapkamer:
In de kleine slaapkamer troffen wij een stempel pers aan en een doos met een aantal stempelplaten met daarin het logo van een krokodil, een euroteken, een ster en een dolfijn. Op het bed in deze slaapkamer trof ik, [verbalisant 2], een paar plastic handschoenen aan. Op een strijkplank in deze slaapkamer trof ik [verbalisant 2] een paar groene huishoud handschoenen aan. Naast een stofzuiger in deze kamer trof ik, [verbalisant 3], een zak aan met daarin acht pakketten witte poeder.
Onderzoek keuken:
In de keuken troffen wij op het aanrecht, in de magnetron, de koelkast en in nagenoeg alle kasten en op alle planken verpakkingen met witte poeder aan. In een keukenkastje boven de gootsteen trof ik [verbalisant 2] een plastic zak aan waarin zich kristallen bevonden. Door mij, [verbalisant 3], werden op het keukenblad twee mondmaskers aangetroffen.
Door ons verbalisanten werden een selectie van 39 sporen/bemonsteringen uit dit onderzoek voor verder onderzoek verzonden naar de afdeling Verdovende Middelen van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
AACJ9533NL D.01.02.001 23-11-2010
AACJ9532NL D.01.02.002 23-11-2010
AACJ9531NL D.02.02.003 23-11-2010
AACJ9530NL D.02.02.004 23-11-2010
AACJ9568NL B.04.01.003 24-11-2010
AACJ9571NL B.04.01.003 24-11-2010
AACJ9574NL B.04.01.003 24-11-2010
AACJ9577NL B.04.01.003 24-11-2010
AACK6609NL B.04.01.004 25-11-2010
AACK6613NL B.04.01.004 25-11-2010
AACK6617NL B.04.01.004 25-11-2010
AACK6621NL B.04.01.004 25-11-2010
AACJ9606NL B.04.01.005 24-11-2010
AACJ9607NL B.04.01.005 24-11-2010
AACK6639NL B.04.02.017 25-11-2010
AACJ9622NL B.04.04.002 24-11-2010
AACJ9628NL B.04.04.002 24-11-2010
AACJ9636NL B.04.04.002 24-11-2010
AACK6628NL B.04.05.001 25-11-2010
AACJ9598NL B.04.06.001 24-11-2010
AACJ9600NL B.04.06.001 24-11-2010
AACJ9603NL B.04.06.001 24-11-2010
AACJ9587NL B.05.04.001 24-11-2010
AACJ9609NL B.06.01.014 24-11-2010
AACK6624NL B.06.06.003 25-11-2010
AACJ9608NL B.07.01.008 24-11-2010
AACJ9569NL B.07.01.011 24-11-2010
AACJ9604NL B.07.01.012 24-11-2010
AACK6637NL B.07.01.013 25-11-2010
AACJ9566NL B.07.02.008 24-11-2010
AACJ9589NL B.07.02.009 24-11-2010
AACJ9563NL B.07.02.010 24-11-2010
AABF9077NL D.05.01.007 3-12-2010
AAAU9977NL 15-12-2010
AAAU9978NL 15-12-2010
AADU9448NL F01.05.001 25-11-2010
AADU9449NL F01.05.001 25-11-2010
AADU9450NL F01.05.001 25-11-2010
3.
Een verslag van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 24 februari 2011 opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige ing. Walinga, voor
zover inhoudende (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 229 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Resultaten en conclusie:
AACJ9533NL bevat cocaïne
AACJ9532NL bevat cocaïne
AACJ9531NL bevat cocaïne
AACJ9530NL bevat cocaïne
AACJ9568NL bevat cocaïne
AACJ9571NL bevat cocaïne
AACJ9574NL bevat cocaïne
AACJ9577NL bevat cocaïne
AACK6609NL bevat cocaïne
AACK6613NL bevat cocaïne
AACK6617NL bevat cocaïne
AACK6621NL bevat cocaïne
AACJ9606NL bevat cocaïne
AACJ9607NL bevat cocaïne
AACK6639NL bevat cocaïne
AACJ9622NL bevat cocaïne
AACJ9628NL bevat cocaïne
AACJ9636NL bevat cocaïne
AACK6628NL bevat cocaïne
AACJ9598NL bevat cocaïne
AACJ9600NL bevat cocaïne
AACJ9603NL bevat cocaïne
AACJ9587NL negatief (bevat procaïne)
AACJ9609NL bevat cocaïne
AACK6624NL bevat cocaïne
AACJ9608NL bevat metamfetamine
AACJ9569NL bevat cocaïne
AACJ9604NL bevat cocaïne
AACK6637NL bevat cocaïne
AACJ9566NL negatief (bevat procaïne)
AACJ9589NL bevat cocaïne
AACJ9563NL bevat cocaïne
AABF9077NL negatief (bevat procaïne)
Aanvullende informatie
Cocaïne en metamfetamine zijn vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet. Procaine is in relatie tot drugs een versnijdingenmiddel voor cocaïne.
4.
Een verslag van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 8 maart 2011 opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige dr. Hoitink, voor zover inhoudende (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 232 e.v) - zakelijk weergegeven -:
De resultaten van het onderzoek
AAAU9977NL bevat cocaïne en procaïne
AAAU9978NL bevat procaïne
AADU9448NL op de binnen- en buitenzijde zijn lage concentraties procaïne aangetoond
AADU9449NL op buitenzijde zijn lage concentraties cocaïne en procaïne aangetoond
AADU9450NL op buitenzijde zijn lage concentraties cocaïne en procaïne aangetoond
Aanvullende informatie
Cocaïne en metamfetamine zijn vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet. Procaïne is in relatie tot drugs een versnijdingenmiddel voor cocaïne.
5.
Een proces-verbaal van politie van 24 november 2010 inhoudende de verklaring van [verdachte 1] (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 354 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Mijn roepnaam is [verdachte 1]. Ik ben op 23 november 2010 aangehouden omdat ik in een huis zat waar verdovende middelen aanwezig waren. Het was cocaïne. Ik was in de woning met [verdachte 4]. De andere drie aanwezigen waren bezig in de keuken. Dat waren [verdachte 2], [bijnaam] en nog een [bijnaam]. [verdachte 2] ken ik. Dat is een neefje van [verdachte 4]. Ik zag ze dingen verpakken. Ik zag ze het in zakjes zetten. Ik zag dat ze pakjes opensneden en daar zat dan cocaïne in. Ze deden er versnijmiddel bij in de bakjes. Ze gebruikten er een mixer bij.
Die dikkere [bijnaam] zei wat er moest gebeuren. Uit de verpakking halen en het in een bakje zetten. Als het hard was ging het in de mixer. Ik moest de verpakking los halen en de cocaïne in een bakje moest zetten. Ik maakte de verpakking open door het met een mes open te snijden. [verdachte 4] en [verdachte 2] moesten het weer verpakken. Ik moest het versnijdingsmiddel erbij doen en het wegen. Als ik de cocaïne uit de verpakking haalde moest ik het wegen en dan het versnijdingsmiddel erbij doen. [verdachte 4] moest de cocaïne met versnijdingsmiddel opnieuw inpakken. Hij deed dit door middel van het vast tapen. Ik deed de kilo cocaïne in een plastic boterhamzakje en [verdachte 4] en [verdachte 2] deden er dan de tape omheen. [bijnaam] en [verdachte 2] wogen samen het versnijdingsmiddel af en mixte het. Dat deden ze om de beurt. Die dikkere [bijnaam] controleerde het en deed het in tassen. In die grote rugtassen en gewone sjouwtassen. De partij was groot. Wij hadden misschien 20 pakketten van 1 kilo ofzo. Wij hebben alle 5 een steentje bijgedragen.
Die dag ervoor heb ik het ook al gedaan. Daar waren dezelfde personen bij. Dat was niet dezelfde partij als gisteren. Die partij was kleiner, zo'n 10 tot 20 kilo. Van deze partij hadden we al 20 kilo gedaan en er lag nog in de keuken. Misschien dat er nog 5 tot 8 pakketjes van een kilo lag om te doen.
In de afgelopen periode heb ik vaker cocaïne omgepakt, zo’n 1 tot 2 keer in de week. Die 1 tot 2 keer in de week doe ik al 3 weken tot een maand. Meestal 10 tot 20 kilo. Dat wisselde. Op de dag van mijn aanhouding was de grootste partij. Er waren altijd dezelfde mensen bij: ik, de dikkere [bijnaam], de lange [bijnaam], [verdachte 2] en [verdachte 4].
[verdachte 4] en ik kregen dan samen geld en dat verdeelden wij dan in tweeën. [bijnaam] betaalde niet alleen in cash, maar ook in dope. We kregen dan 300 tot 400 gram wat wij samen konden verdelen. We kregen cocaïne. Ik verkocht het meestal per gram maar ook wel eens meer. Het hing ervan af wie het betrof.
6.
Een proces-verbaal van politie van 24 november 2010 inhoudende de verklaring van [verdachte 4] (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 331 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Ik word [verdachte 4] genoemd. Ik moest op 23 november 2010 naar een flatgebouw komen. Ik ben samen met een kennis gegaan, genaamd [verdachte 1].
7.
Een proces-verbaal van politie van 30 november 2010 inhoudende de verklaring van [verdachte 4] (ordner met opschrift Zaaksdossier “[zaaksdossier]” p. 369 e.v) - zakelijk weergegeven -:
Mijn neef [verdachte 2] noem ik [verdachte 2]. Ik was op 23 november 2010 tussen 12 en 2 samen met [verdachte 1] bij de woning waar ik ben aangehouden.
Ik ging ze af en toe een beetje helpen met tapen. Ik ging zakjes tapen. Ik heb alleen maar getaped. Er werd cocaïne in zakjes gedaan. Het tapen deed ik met bruine plakband. [verdachte 1] stopte die cocaïne in zakjes. [verdachte 2] heeft ook een beetje getaped. We moesten gewoon tapen. De zakjes cocaïne die door mij getaped werden zette ik in een hoek, daar bij de woonkamer, dicht bij de keuken. Ik zat in de buurt van de woonkamer. Als ik liep te plakken en dan dacht ik hé, waar ben je mee bezig.
Ik heb het een paar keren gedaan. Maar hoeveel keren weet ik niet. Een dag voor de aanhouding moest ik een paar pakjes tapen. Ik was samen met [verdachte 1]. Ik was altijd met [verdachte 1]. Ik heb die dag 14 pakjes ingepakt.
Ik kreeg geld van [verdachte 3]. Ik vroeg altijd om een beetje geld. Ik heb een keer een beetje geld gedeeld met [verdachte 1]. Dat was de dag daarvoor, die maandag.
In de afgelopen periode ben ik met [verdachte 1] 3 a 4 keer geweest om cocaïne te verpakken. Het was 1 keer per week, dus 3 á 4 weken. Misschien was het inderdaad 5 of 6 keer, maar dan 1 keer per week en de afgelopen week was het alleen maandag en dinsdag.