vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 375236 / HA ZA 11-766
Vonnis van 2 november 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.K.M. van der Meché,
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Allianz genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 25 februari 2011, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, tevens akte deponering ter griffie, met producties;
- de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiseres] is een in [vestigingsplaats] gevestigd vervoersbedrijf dat transporten verricht in heel Europa. Zij beschikt sinds januari 2009 in [vestigingsplaats] over een nieuw bedrijfspand, inclusief beveiligd parkeerterrein. Het parkeerterrein is omringd met een 2,5 meter hoog hek dat onder elektrische spanning staat en is voorzien van alarmdraden. Het parkeerterrein is uitsluitend toegankelijk via een elektronische poort. Deze poort kan uitsluitend worden geopend met een gecertificeerde sleutel. Op het terrein zijn vijf draaibare camera's aanwezig. Het terrein wordt gedurende de uren dat er geen activiteiten plaatsvinden (van 01:00 tot 06:00 uur op werkdagen en van 22:30 tot 06:00 in het weekeinde) bewaakt door professionele bewakers met honden.
In het weekeinde van 4 en 5 september 2010 had [eiseres] op dit parkeerterrein onder meer twee vrachtwagencombinaties gestald. De vrachtwagencombinatie bestaande uit de motorwagen [kenteken A] en aanhangwagen [kenteken B] was geladen met computerapparatuur, hoofdzakelijk laptops en keyboards van MSI Computer Europe B.V. Deze lading vertegenwoordigde een waarde van € 240.830,00. De vrachtwagencombinatie bestaande uit de trekker [kenteken C] en oplegger [kenteken D] was geladen met computerapparatuur, hoofdzakelijk inktcartridges en rekenmachines. Deze zending werd vervoerd in opdracht van ACI Adam B.V. en vertegenwoordigde een waarde van € 475.000,00. Op het terrein stond tevens geparkeerd een trekker met kenteken [kenteken E].
De motorwagen [kenteken A] en de trekker [kenteken E] waren voorzien van een zogenaamd gecertificeerd B3-beveiligingssysteem. De trekker [kenteken C] was ook voorzien van een beveiligingssysteem, maar geen B3-beveiligingssysteem.
Op 4 september 2010 om 04:13 uur hebben personen het terrein van [eiseres] betreden. Zij hebben daartoe in een hoek van het terrein een geul gegraven en zijn onder het hekwerk door gekropen. Zij hebben vervolgens vrijwel alle aanwezige vrachtwagencombinaties geïnspecteerd door de bovenzijde van de daken van de huifopleggers open te snijden. Ze hebben daarvoor gebruik gemaakt van een aluminium ladder. Om 05:26 uur hebben de personen het terrein verlaten. De ladder hebben zij achtergelaten in de sloot aan de zijkant van het terrein. Op zondag 5 september 2006 zijn de personen om 06:13 uur teruggekeerd naar het parkeerterrein. Zij hebben getracht de trekker [kenteken C] te starten, maar zijn daarin niet geslaagd. Hierna hebben ze getracht de losstaande trekker [kenteken E] te starten. Dat is wel gelukt. Met de trekker [kenteken E] hebben de personen de trekker [kenteken C] losgetrokken van de oplegger [kenteken D]. Vervolgens hebben zij deze oplegger gekoppeld aan trekker [kenteken E]. Met deze nieuwe vrachtwagencombinatie zijn de personen naar de vrachtwagencombinatie [kenteken A]/[kenteken B] gereden. Hier hebben zij ongeveer 30% van de lading overgeheveld naar de nieuwe combinatie. Vervolgens hebben de personen de toegangspoort gekraakt en zijn er met de nieuwe combinatie [kenteken E]/ [kenteken D], die de gehele lading van de combinatie [kenteken C]/[kenteken D] en ongeveer 30% van de lading van de combinatie [kenteken A]/[kenteken B] bevatte, om 07:59 uur vandoor gegaan.
[eiseres] heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor wegvervoerders afgesloten bij Allianz. Deze verzekering biedt dekking voor aansprakelijkheid van [eiseres] voor (kort samengevat) door de eigenaar van de vervoerde zaken of door een andere belanghebbende geleden schade aan of verlies van goederen tijdens transport. Bij grensoverschrijdend vervoer geldt een eigen risico van € 500,00 per gebeurtenis. De polis kent voorts in artikel 9 van de toepasselijke Verzekeringsvoorwaarden AVW-07 (hierna: AVW-07) een verhoogd eigen risico bij ladingdiefstallen. Dit artikel luidt:
"Artikel 9 Ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg
9.1Ingeval van diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading, welke zich in een vervoermiddel* bevindt, onverschillig of die lading later geheel of gedeeltelijk wordt teruggevonden, zal een onder de polis vallende schade worden vergoed onder aftrek van 30% met een minimum van € 22.500,-. Bij diefstal, verduistering of vermissing van een deel van het vervoermiddel* of voertuigcombinatie geldt de aftrek overeenkomstig.
Indien de aftrek wordt toegepast zal vergoeding van schade onder de polis worden gemaximeerd tot een bedrag van
€ 115.000,- per schadegeval.
Bij de berekening van het schadebedrag dat ten laste van de polis kan worden gebracht, zal de aftrek worden toegepast vóór andere in de polis voorkomende eigen risicobepalingen.9.2De aftrek zal evenwel niet worden toegepast indien:-het vervoermiddel* waarmee het transport plaatsvond, was uitgerust met een door de verzekeraar geaccepteerd en door SCM of een soortgelijke instantie goedgekeurd beveiligingssysteem, dat in overeenstemming is met de voorgeschreven beveiligingsklasse conform de bij dit artikel behorende risico-verdeling, mits de verzekerde aantoont dat het beveiligingssysteem ten tijde van de diefstal, verduistering of vermissing in werking was.-het door de verzekeraar geaccepteerd en door SCM of een soortgelijke instantie goedgekeurd beveiligingssysteem jaarlijks gecontroleerd en goedgekeurd is door een erkend inbouwbedrijf.9.3De aftrek zal wel worden toegepast indien de diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading is veroorzaakt door:-roekeloosheid van de verzekerde-opzet of roekeloosheid van ondergeschikten en/of personen van wier hulp verzekerde bij de uitvoering van de vervoersovereenkomst gebruik maakt.
*Onder een vervoermiddel wordt medebegrepen aanhangwagens, opleggers, afzetbakken, containers etc. (...)"
Bij het vervoer van elektronica is op grond van de verzekering beveiligingsklasse BV3 vereist.
In opdracht van [eiseres] hebben de heren [X] en [Y] van ISB4 Europ op 22 september 2010 een rapport van schadeonderzoek uitgebracht. Dit rapport vermeldt - voor zover van belang - het volgende:
"(...)
Om het terrein te kunnen verlaten met de gestolen trekker en oplegger hebben de daders in de tandwielkast het tandwiel van de tandheugel vrij gemaakt. Het schuifhek kon daardoor handmatig worden geopend.
(...)
De groene Scania trekker - voorzien van het kenteken [kenteken C] - en de voornoemde geladen oplegger is achteruit geparkeerd op het bedrijfsterrein, waarbij deze combinatie achter de elektronische beveiligde trekker op het beveiligde terrein staat en binnen het bereik is van de camera. Deze Scania is voorzien van een Mul-T-Lock pookslot met elektronische startonderbreker.
De daders hebben getracht om deze Scania op eigen kracht te verplaatsen (te starten) (...). Op de camerabeelden en aan de sporen op het terrein en op de Scania is te zien dat het de daders niet is gelukt om de groene Scania te starten. Tenslotte is de gele Scania geopend en gestart en vóór de groen Scania gereden. De groene Scania is door de gele Scania met spanbanden onder de trailer uitgesleept. Op het terrein is een breed sleepspoor van de banden te zien, dat veroorzaakt is tijdens het wegtrekken.
Om de deuren van de groene Scania te openen heeft men de deurcilinder geforceerd. Voorts heeft men het gecombineerde stuur/contactslot verbroken en de zekeringkast geopend.
(...)
De oplegger met lading is gestolen met de gele Scania trekker (...) voorzien van het kenteken [kenteken E]. Volgens de Stichting Certificering Motorvoertuigen (SCM) is deze Scania geregistreerd met een SCM klasse BV3 certificaat (...)
De gele Scania werd na diefstal aangetroffen in Maasmechelen. Daarbij werd vastgesteld, dat onder meer de deurslotcilinder is geforceerd. (...) Het stuurslot was verbroken. (...)"
In opdracht van Allianz heeft DEKRA Experts B.V. op 3 november 2010 een verslag van expertise uitgebracht. In dit verslag is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"(...)
De volgende ochtend zondag 5 september 2010 stopt er om 06:13 uur een donkere stationcar ter hoogte van de rolpoort om twee personen af te zetten die een kwartier later op het terrein zichtbaar worden bij een poging de BV3-beveiligde trekker [kenteken C] te starten, doch door de aanwezige beveiliging zijn zij hierin niet geslaagd.
Wel slaagden zij erin de eveneens BV3-beveiligde trekker [kenteken E], die stond geparkeerd nabij de combinatie [kenteken A]/[kenteken B], te starten waarna hiermee met behulp van spanbanden de trekker [kenteken C] onder de oplegger [kenteken D] werd weggetrokken, nadat hiervan de remmen waren vrijgemaakt, waarna de oplegger werd aangekoppeld.
(...)
Bij de toegangspoort aan de oostzijde van het terrein werd de aandrijfkast van de rolpoort geopend en heeft men het tandwiel voor de bediening zo ver laten zakken dat de poort met de hand kon worden geopend. (...)"
Bij brief van 20 december 2010 heeft Allianz aan (de verzekeringstussenpersoon van) [eiseres] als volgt bericht:
"Een bedrag van EUR 25.100,00 debet zullen wij boeken op uw rekening bij onze maatschappij.
Wij belasten uw rekening courant voor het eigen risico van 30% van het te betalen schadebedrag + EUR 500,00 standaard eigen risico conform artikel 9 van de polisvoorwaarden AVW07. Met 1 partij werd een regeling getroffen voor EUR 82.000,00. Met partij 2 is nog een discussie gaande."
Het geschil
[eiseres] vordert dat de rechtbank:
* voor recht verklaart dat een beroep van Allianz op art. 9 AVW-07, in die zin dat op de schadevergoeding die Allianz betaalde aan de belanghebbende bij de ACI-lading een aftrek van 30% van toepassing is, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en
* Allianz veroordeelt, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, tot betaling aan [eiseres] van het bedrag van € 24.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2010 en de expertisekosten van € 3.851,25 en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf zeven dagen nadat het vonnis is gewezen, steeds tot de dag der algehele voldoening.
Allianz voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
[eiseres] heeft aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
Uit de bewoordingen van artikel 9 AVW-07 blijkt dat de verzekeraar door middel van een verhoogd eigen risico (financiële prikkel) wil stimuleren dat verzekerden zich gedragen als zorgvuldige vervoerders door onder meer te investeren in de beveiliging van de transporten met de aankoop van bepaalde beveiligingssystemen. Gelet op dit doel is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Allianz in het onderhavige geval een verhoogd eigen risico in rekening brengt om de enkele reden dat trekker [kenteken C] niet was uitgerust met een gecertificeerd BV3 beveiligingssysteem. [kenteken C] was voorzien van een beveiligingssysteem dat in werking was ten tijde van de diefstal. Dit systeem heeft alle langdurige pogingen van de dieven om het onklaar te maken weerstaan. Het systeem had een start- en brandstofonderbreking, stuur- en contactslot, remblokkering, deurcilinderslot en versnellingsbakslot. Juist is dat dit systeem niet over een SCM-certificering beschikte, maar het enkele onbetwistbare feit dat de dieven er niet in zijn geslaagd het systeem onklaar te maken, maakt een beroep op het ontbreken van dat certificaat en/of het BV-3 systeem om redenen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het BV-3 beveiligingssysteem van trekker [kenteken E] was in werking op het moment van de diefstal. Daarmee is aangetoond, althans aannemelijk dat een BV3 beveiliging op trekker [kenteken C] de diefstal niet had kunnen voorkomen. De dieven zijn immers in staat gebleken de BV3 beveiliging op trekker [kenteken E] onklaar te maken. De aanwezigheid van een BV3 beveiliging op [kenteken C] zou dus geen obstakel voor de diefstal van de lading zijn geweest. Er bestaat onvoldoende verband tussen het niet-naleven van de in de clausule omschreven verplichting en het risico dat zich heeft verwezenlijkt.
Van roekeloosheid aan de zijde van [eiseres] is geen sprake. Het beroep op artikel 9.3 van de AVW-07 is niet onderbouwd en niet in lijn met de erkenning door Allianz dat het parkeerterrein beschikt over een beveiligingssysteem dat ertoe zou moeten leiden dat diefstal niet mogelijk is.
[eiseres] vordert op grond van onverschuldigde betaling terugbetaling van het in rekening gebrachte verhoogde eigen risico ad € 24.600,00.
[eiseres] heeft recht op vergoeding van alle redelijke kosten die zij maakte ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, alsmede de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Door de weigering van Allianz het gewone eigen risico in rekening te brengen, heeft [eiseres] expertisekosten moeten maken om de gehoudenheid van Allianz onder de verzekeringsovereenkomst te onderbouwen. Daartoe heeft [eiseres] expert Van der Veken belast met het onderzoek. De expertisekosten bedragen € 3.851,25.
Allianz verweert zich als volgt tegen de vordering van [eiseres].
Allianz heeft aan haar verzekerde voorschriften gegeven aangaande de beveiliging van haar wagenpark. [eiseres] heeft zich niet aan die voorschriften gehouden en heeft derhalve een risico gecreëerd. Of een causaal verband bestaat tussen de onderhavige diefstal en de beveiliging van de trekker doet niet ter zake.
[eiseres] heeft roekeloos gehandeld. Zij heeft een risico genomen door niet al haar trekkers volgens de voorschriften te beveiligen. De dieven hebben, ondanks de aanwezigheid van 'camerabewaking', rustig met achterlating van een ladder hun gang kunnen gaan op het terrein. Zij hebben op zaterdagochtend een geul onder het hek gegraven en vooronderzoek kunnen doen en zijn op zondagochtend terug kunnen keren om de diefstal uit te voeren.
Allianz heeft reeds ten behoeve van [eiseres] expertisekosten gemaakt. De door [eiseres] zelf gemaakte dubbele expertisekosten komen voor haar rekening.
De rechtbank overweegt als volgt.
De onderhavige polisbepaling stelt in lid 1 voorop dat ingeval van diefstal van lading een onder de polis vallende schade wordt vergoedt onder aftrek van 30%. Lid 2 geeft een uitzondering voor het geval is voldaan aan twee cumulatieve voorwaarden: aanschaf en keuring van een gecertificeerd beveiligingssysteem. Lid 3 geeft voor twee situaties een uitzondering op de uitzondering van lid 2. In geval van roekeloosheid van de verzekerde en opzet of roekeloosheid van ondergeschikten van de verzekerde wordt de aftrek onverkort toegepast. Partijen verschillen niet van mening over de ratio van deze regeling. Het naleven van beveiligingsvoorschriften bevordert een bedrijfscultuur, waarin de zorg voor het voorkomen van diefstal en verduistering serieus wordt genomen. De aanschaf en periodieke keuring van een beveiligingssysteem vergen een bepaalde investering. Tegenover die investering staat het financiële belang van een onder omstandigheden niet toegepaste aftrek.
Niet in geschil is dat de onderhavige clausule geldig is overeengekomen. Vooropgesteld moet worden dat Allianz daarop een beroep kan doen en dat dus het verhoogde eigen risico geldt, tenzij [eiseres] de in lid 2 vermelde maatregelen heeft genomen en geen sprake is van roekeloosheid aan haar zijde. Niet vereist is dat tussen het ontbreken van de beveiligingsmaatregelen en de ontstane schade causaal verband bestaat. Dit neemt niet weg dat zich gevallen kunnen voordoen waarin een beroep op de clausule in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de dieven zeker 48 minuten hebben getracht om de beveiliging van trekker [kenteken C] onklaar te maken, hetgeen niet lukte. Dit blijkt ook uit de dvd met camerabeelden die [eiseres] ter griffie heeft gedeponeerd en het als productie 8 overgelegde document met de registratie van de tijden van de camerabeelden. Vast staat dat de dieven daarbij onder meer het deurcilinderslot hebben geforceerd en het gecombineerde stuur-/contactslot verbroken. Ook hebben zij de relais- en zekeringkast opengewerkt. De trekker was ook nog voorzien van een Mul-T-Lock versnellingsbakslot. Niet weersproken is voorts dat het brede sleepspoor van de banden erop duidt dat de remmen van trekker [kenteken C] geblokkeerd waren en dat de dieven er niet in geslaagd zijn de remmen te deblokkeren. Dat trekker [kenteken C] niet was voorzien van een BV3-beveiliging staat dus op geen enkele wijze in verband met de gepleegde diefstal. Sterker nog, deze trekker hebben de dieven desondanks niet kunnen stelen. Aangenomen moet worden dat de door [eiseres] getroffen beveiligingsmaatregelen er mede toe hebben geleid dat de dieven bijna twee uur nodig hebben gehad om er met de buit vandoor te gaan. Duidelijk was dat zij de combinatie [kenteken C]/[kenteken D] voor hun diefstal wilden gebruiken, maar dat dit plan niet uitvoerbaar is gebleken. Zij hebben met de trekker [kenteken E], waarvan vast staat dat die wel voorzien was van een BV3-beveiligingssysteem, [kenteken C] moeten lostrekken van oplegger [kenteken D]. Uit de camerabeelden kan worden afgeleid dat dit geen eenvoudige opgave was. Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken staat vast dat het BV3-beveiligingssysteem van [kenteken E] in werking was. Het voertuig is nadien teruggevonden met een verbroken stuurslot en deurcilinderslot en uit de camerabeelden blijkt dat de dieven geruime tijd nodig hebben gehad om deze trekker te starten.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beveiliging van trekker [kenteken C] minstens zo goed is geweest als de in artikel 9 lid 2 AVW-07 bedoelde BV3-beveiling.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het beroep van Allianz op de leden 1 en 2 van artikel 9 AVW-07 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hierbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat [eiseres] een groot aantal investeringen heeft gedaan ter beveiliging van de op haar terrein geparkeerd staande vrachtwagen(combinatie)s. Zij heeft daarmee in de geest en in overeenstemming met het doel van artikel 9 AVW-07 gehandeld. Onverkorte toepassing van dit artikel leidt ertoe dat [eiseres] ondanks de door haar gedane investeringen in beveiligingsmaatregelen geconfronteerd wordt met een fors eigen risico.
Zoals ook onder 2.1 is vastgesteld heeft [eiseres], naast de beveiliging van de op het parkeerterrein gestalde vrachtwagen(combinatie)s een groot aantal andere beveiligingsmaatregelen getroffen. Het terrein was omheind door een 2,5 meter hoog hekwerk dat onder elektrische spanning staat en is voorzien van alarmdraden, er was camerabeveiliging en beveiliging door professionele bewakers met honden. Dat deze maatregelen de diefstal niet hebben kunnen voorkomen, kan niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is geweest van roekeloosheid aan de zijde van [eiseres]. Nu Allianz geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan anderszins geconcludeerd kan worden dat sprake is geweest roekeloosheid, komt haar geen beroep toe op lid 3 van artikel 9 AVW-07.
Op grond van het voorgaande zijn de gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde terugbetaling van het bij [eiseres] in rekening gebrachte verhoogde eigen risico ad € 24.600,00 toewijsbaar.
Bij conclusie van repliek heeft [eiseres] betoogd dat zij recht heeft op vergoeding van alle redelijke kosten die zij maakte ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en dat door de weigering van Allianz het gewone eigen risico in rekening te brengen, [eiseres] de nodige expertisekosten heeft moeten maken om de gehoudenheid van Allianz onder verzekeringsovereenkomst te onderbouwen. Bij conclusie van dupliek heeft Allianz in dit verband volstaan met de herhaling van haar verweer bij conclusie van antwoord dat zij zelf al expertisekosten had gemaakt en dat die van [eiseres] daarom overbodig waren. Allianz heeft de omvang van het gevorderde bedrag niet betwist. De rechtbank kan Allianz in haar betoog niet volgen. Uit de inhoud van de rapportage die Allianz heeft laten opmaken leidt de rechtbank af dat dit rapport niet ter motivering diende van het standpunt van [eiseres] dat haar geen verhoogd eigen risico diende te worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is het redelijk dat [eiseres] de betreffende kosten heeft gemaakt en zijn de kosten redelijk. Het gevorderde bedrag ad €3.851,25 is toewijsbaar.
Allianz zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,31
- griffierecht 1.181,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.415,31.
De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat een beroep van Allianz op artikel 9 AVW-07, in die zin dat op de schadevergoeding die Allianz betaalde aan de belanghebbenden bij de ACI-lading een aftrek van 30% van toepassing is, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is,
veroordeelt Allianz om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 28.451,25 (achtentwintigduizend vierhonderdéénenvijftig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 24.600,00 vanaf 23 december 2010 en over het bedrag van € 3.851,25 vanaf zeven dagen na heden, telkens tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.415,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.
336/1729