ECLI:NL:RBROT:2011:BV7067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1283656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en buitengerechtelijke incasso in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2011, heeft eiseres, een stichting, gedaagden aangesproken voor huurachterstand op basis van een huurovereenkomst. De comparitie van partijen vond plaats op 8 november 2011, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was, maar gedaagden niet verschenen. Eiseres vorderde een bedrag van € 392,91 aan huurachterstand, € 178,50 aan buitengerechtelijke kosten en € 14,55 aan verschenen rente. Gedaagden voerden aan dat zij door ziekte van gedaagde sub 1 in financiële problemen waren geraakt en dat er een betalingsregeling was getroffen, maar dat deze niet was nagekomen.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagden in gebreke waren gebleven met de tijdige betaling van de huur, maar dat de hoogte van de huurachterstand niet betwist was. De gevorderde rente werd toegewezen, maar de kantonrechter weigerde de buitengerechtelijke kosten toe te wijzen. Dit werd onderbouwd met de overweging dat eiseres niet een serieus incassotraject had gevolgd, gezien de omstandigheden van gedaagden en de verhouding tussen de vordering en de kosten. De kantonrechter benadrukte dat van een verhuurder verwacht mag worden dat deze rekening houdt met de feitelijke mogelijkheden van de huurder om betalingsachterstanden in te lopen.

De beslissing van de kantonrechter was dat gedaagden hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van € 407,46 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
vonnis
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: Maas-Delta Deurwaarders te Sommelsdijk,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
woonplaats: [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: R. Apply te Spijkenisse.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
• het exploot van dagvaarding van 5 oktober 2011;
• het proces-verbaal van het ter terechtzitting van 18 oktober 2011 door gedaagden (bijgestaan door hun gemachtigde) gegeven mondelinge antwoord;
• het vonnis d.d. 18 oktober 2011, waarin een comparitie van partijen is bepaald, en
• de brief d.d. 1 november 2011 van eiseres met producties ten behoeve van de comparitie van partijen.
1.2 De comparitie van partijen heeft plaatsgehad op 8 november 2011. Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Gedaagden noch hun gemachtigde zijn verschenen, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3 De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat gedaagden van eiseres de woning aan de [adres] te [woonplaats] huren, tegen laatstelijk de maandelijkse huurprijs van € 532,51, die bij vooruitbetaling verschuldigd is.
3. Het geschil en de stellingen van partijen
3.1 Eiseres heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 392,91 aan huurachterstand berekend tot en met de maand november 2011, € 178,50 aan buitengerechtelijke kosten en € 14,55 aan verschenen rente, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2 Aan haar vordering legt eiseres ten grondslag dat gedaagden ondanks diverse aanmaningen en het overeenkomen van afbetalingsregelingen, in gebreke zijn gebleven met volledige (tijdige) voldoening van de – ingevolge tussen partijen bestaande huurovereenkomst – aan haar verschuldigde bedragen.
3.3 Gedaagden voeren aan dat er inderdaad niet per maand, maar per week wordt betaald, omdat gedaagde sub 1 ziek is geworden en sindsdien per week wordt betaald. Hij heeft een beroerte gehad. Daardoor is de continuïteit van betalingen onderbroken en zijn financiële problemen ontstaan. Met hulp van de gemachtigde is een betalingsregeling getroffen. Toen deze regeling spaak liep, na een aanpassing, heeft eiseres meteen gedagvaard.
4. De beoordeling
4.1 Gedaagden hebben de hoogte van de huurachterstand niet betwist. De hoofdsom ad € 392,91 wordt derhalve toegewezen.
4.2 De gevorderde rente ad € 14,55 is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. Immers, nu de huur bij vooruitbetaling verschuldigd is en gedaagden in gebreke zijn gebleven met tijdige voldoening, zijn zij vanaf de datum van verzuim de wettelijke rente verschuldigd aan eiseres.
4.3 Vaststaat dat sedert februari 2011 een huurachterstand is ontstaan. Op 2 mei 2011 heeft de gemachtigde van eiseres een betalingsregeling bevestigd. Op dat moment was sprake van een achterstand van € 836,45 de maand mei inbegrepen. Afgesproken werd dat de huur voor mei op 9 mei zou zijn voldaan, dat een bedrag van € 400,-- onmiddellijk zou worden voldaan en dat het restant voor 1 juni 2011 zou moeten worden betaald. In de brief is vermeld dat de regeling bij niet nakoming en bij het niet betalen van de lopende huur komt te vervallen.
Op 31 mei 2011 was sprake van een voorstand van € 89,60.
Op 1 juni 2011 werd de nieuwe huurtermijn verschuldigd, waardoor op 1 juni 2011 weer een huurachterstand was ontstaan van € 436,45. Deze achterstand is door gedaagden in de loop van de maand weer aangezuiverd, zodanig dat op het einde van de maand opnieuw sprake was van een voorstand. Op 9 juni 2011 werden gedaagden aangeschreven wegens het niet nakomen van de betalingsregeling en op 16 juni 2011 is een nieuwe betalingsregeling tot stand gekomen, inhoudende dat wekelijks, naast de lopende huur, een bedrag van € 50,-- wordt afbetaald.
Vervolgens hebben gedaagden wekelijks een bedrag betaald. Het bedrag van € 50,-- per week werd niet voldaan, maar wel werd zoveel betaald dat op het einde van de maand alle huur was voldaan en ook de achterstand, zij het langzaam, kleiner werd.
Gedaagden werden daarover verschillende malen aangeschreven door de gemachtigde. Op 13 september 2011 werd geschreven dat eiseres het niet toestaat dat de huur in wekelijkse termijnen wordt voldaan. Op 5 oktober 2011 werden gedaagden gedagvaard. De achterstand beliep op dat moment € 422,91 bij een maandhuur van € 532,51. Op 1 november 2011 was de huurachterstand op de eerste dag van de maand teruggebracht tot € 392,91.
4.4 Door de gemachtigde van eiseres zijn werkzaamheden uitgevoerd ter buitengerechtelijke incasso van de vordering van eiseres en de daarmee gepaard gaande kosten worden gevorderd. Gedaagden weerspreken de verschuldigdheid van deze kosten.
Voorop staat dat gedaagden de huurovereenkomst niet nakomen, nu zij niet uiterlijk op de eerste dag van de maand, vooraf, de maandhuur voldoen. Eiseres is om die reden gerechtigd haar gemachtigde in te schakelen en uiteindelijk is zij tot dagvaarden gerechtigd.
Van een gemachtigde wordt verwacht dat hij buiten rechte poogt de achterstand in betaling te incasseren, opdat een rechtsgeding kan worden voorkomen.
In deze zaak heeft de gemachtigde daartoe een betalingsregeling getroffen. De eerste regeling komt er op neer dat is overeengekomen dat binnen een maand alsnog weer vooraf zou worden betaald. De tweede regeling hield in dat gedaagden per week € 50,-- extra zouden betalen, naast de lopende huur. In feite dienden gedaagden op deze wijze binnen een tijdsbestek van ongeveer twee maanden weer terug te keren tot betaling vooraf.
Gedaagden hebben betoogd dat zij niet in staat zijn geweest deze regelingen na te komen, gelet op hun financiële positie. Zij hebben, ook onweersproken, gesteld dat het niet mogelijk was een meer soepele regeling te treffen met eiseres, omdat de gemachtigde daartoe niet bereid is.
Deze gang van zaken roept de vraag op of door het treffen van de beide regelingen door eiseres daadwerkelijk is gepoogd tot een oplossing van het probleem te komen. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Hij komt op de volgende gronden tot dit oordeel:
Allereerst is het betalingsprobleem beperkt gebleven tot een bedrag van minder dan een maandhuur, terwijl in de loop van de tijd de achterstand niet is toegenomen. In de tweede plaats hebben gedaagden kenbaar gemaakt dat zij door een onverwacht onheil in betalingsproblemen zijn gekomen en dat zij bereid zijn de achterstand die is ontstaan in te lopen, zij het niet in het door eiseres gewenste tempo. Ten derde blijkt dat gedaagden daadwerkelijk gezorgd hebben voor het verminderen van de huurachterstand. Door in deze omstandigheden toch te verlangen dat gedaagden aanvankelijk binnen één maand, later binnen twee maanden, de volledige achterstand moeten wegwerken stelt eiseres een eis die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is. In feite is vooraf duidelijk dat gedaagden niet in staat zullen zijn een dergelijke afspraak na te komen.
Van een goed verhuurder mag worden verwacht dat zij, binnen de grenzen van het redelijke, rekening houdt met de feitelijke mogelijkheden die gedaagden hebben om de betalingsachterstand in te lopen. Door dat niet te doen heeft eiseres, naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende getracht een geding te voorkomen. Wanneer wordt gekozen voor een buitengerechtelijke incasso, een noodzaak daartoe bestaat niet, dient dit incassotraject serieus en derhalve wellicht ook gedurende langere tijd te worden gevolgd. In de gegeven omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat eiseres niet een serieus te nemen incassotraject heeft gevolgd, door binnen twee maanden, op onjuiste gronden, tot de conclusie te komen dat gedagvaard moet worden. Er was in deze zaak immers een perspectief op het inlopen van de volledige achterstand, zij het niet in het door eiseres gewenste tempo. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten is in deze omstandigheid onvoldoende reden.
4.5. Gedaagden hebben voorts bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de proceskosten. Voorop staat dat eiseres bevoegd is tot dagvaarden over te gaan, wanneer geen betaling wordt verkregen. In deze zaak heeft eiseres gekozen voor een buitengerechtelijke incasso, maar heeft zij dit traject, zoals reeds overwogen, voortijdig afgebroken. In die omstandigheid ziet de kantonrechter reden om de proceskosten voor rekening van eiseres te laten. Zij heeft het recht te dagvaarden, maar in de gegeven omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om gedaagden met de kosten van het geding te belasten. Daarbij speelt een rol dat de kosten van procederen door de wetgever in de laatste maanden fors zijn verhoogd. In deze zaak bedraagt de hoofdsom op datum dagvaarden € 422,91. Het griffierecht beloopt € 426,-- en de kosten van dagvaarden belopen € 97,81. Gelet op deze verhouding tussen vordering en te maken kosten mag van eiseres een meer serieuze afweging worden verwacht, voordat zij overgaat tot dagvaarden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen € 407,46 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand november 2011 en verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 392,91 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.