ECLI:NL:RBROT:2012:6640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB-11_03038 - AWB-12_00255
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en gemeente Rotterdam

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.M. Deiman, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvragen om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De afwijzingen betroffen aanvragen van 25 februari 2011 en 19 mei 2011. Tijdens de zitting op 8 juni 2012 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar dochter en haar gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank deed op 23 augustus 2012 een tussenuitspraak en op 27 september 2012 trok de gemeente de afwijzingsbesluiten in, waarna verzoekster een bijstandsuitkering werd toegekend voor de periode van 25 februari 2011 tot en met 8 augustus 2011, inclusief een nabetaling van € 4.465,86. Verzoekster trok vervolgens haar beroepen in en verzocht de rechtbank om de gemeente te veroordelen in de proceskosten, waarop de gemeente geen verweer voerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt en heeft de gemeente veroordeeld tot betaling van deze kosten, vastgesteld op € 1.311,-. Dit bedrag is te betalen aan de griffier van de rechtbank, aangezien verzoekster een toevoeging heeft ontvangen op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Daarnaast dient de gemeente het door verzoekster betaalde griffierecht van € 82,00 te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 november 2012 door mr. C.A. Schreuder, in aanwezigheid van griffier mr. J.J. van Giezen-Groenewoud.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3038 en AWB 12/255
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2012 als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[eiseres], te Rotterdam, verzoekster,
gemachtigde: mr. L.M. Deiman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij de bestreden besluiten van 4 juli 2011 en 13 december 2011 de afwijzingen van de aanvragen van verzoekster om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) van 25 februari 2011 onderscheidenlijk 19 mei 2011, gehandhaafd.
Verzoekster heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden op 8 juni 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar dochter en door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij uitspraak van 23 augustus 2012 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan.
Bij besluit van 27 september 2012 heeft verweerder aan verzoekster medegedeeld dat de afwijzingsbesluiten worden ingetrokken en heeft verweerder over de periode van 25 februari 2011 tot en met 8 augustus 2011 een bijstandsuitkering aan verzoekster toegekend. Op 27 september 2012 heeft verweerder een nabetaling van € 4.465,86 aan verzoekster overgemaakt.
Bij brieven van 23 oktober 2012 heeft verzoekster de beroepen ingetrokken en op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 1 november 2012 aangegeven geen verweer tegen het verzoek om vergoeding van proceskosten te voeren.
Partijen hebben toestemming gegeven zonder nadere zitting op het verzoek om vergoeding van proceskosten uitspraak te doen. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen, dat verzoekster om die reden het beroep heeft ingetrokken en dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt.
2.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1311,- (twee keer 1 punt voor het indienen van een afzonderlijk beroepschrift in ieder van de zaken, met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1 en één keer 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier van de rechtbank.
3.
De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, vierde lid, eerste volzin, van de Awb, het door verzoekster betaalde griffierecht van € 82,00 aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1311,- , te betalen aan verzoekster en bepaalt dat, nu aan verzoekster een toevoeging is verleend, deze kosten rechtstreeks aan de griffier (rekeningnummer 56 99 90 688) worden betaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr.C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van mr.J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.