2.3.2
De verklaringen van de meeste door Eneco voorgebrachte getuigen en de door sommige getuigen overgelegde stukken zien op de kwaliteit van het water in de primaire netten bij de drie projecten (dan wel op de waterkwaliteit op andere locaties). Die verklaringen en stukken zijn voldoende voor het oordeel dat de kwaliteit van het water in het primaire net, het “demiwater” (de kennelijk niet geheel juiste term die veel van de getuigen voor het water uit het primaire net gebruiken, en die de rechtbank voor de leesbaarheid hierna ook zal hanteren) aan de eisen voldeed. Aanvankelijk werd dat water met tankwagens aangevoerd, later werd het betrokken uit de E.ON-centrale (getuigen [getuige 8] , [getuige 1] ); uit genoemd bewijsmateriaal blijkt in voldoende mate dat niet alleen het water als het werd ingebracht in het primaire net aan de eisen voldeed, maar dat bovendien periodiek werd gecontroleerd of, en in voorkomend geval maatregelen werden genomen (zoals toevoegen van natronloog om de pH te verhogen) om te waarborgen dat, dat water in het primaire net aan de eisen voldeed en bleef voldoen.
Dergelijke maatregelen werden echter, naar op basis van het materiaal moet worden aangenomen, niet getroffen ten aanzien van het water in de secundaire netten. De secundaire netten werden na aanleg (en eventueel, zoals blijkt uit de verklaring van de getuige [getuige 1] voor wat betreft (een deel van de leidingen in) de wijk Oosterheem, speciale conservering met stikstof, of zoals blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 3] voor wat betreft Ypenburg, reiniging) eerst gespoeld en gevuld met leidingwater. Leidingwater heeft een lagere pH en bevat meer zuurstof dan demiwater. Vervolgens werd, als een project (dan wel een deel daarvan, zoals een straat) in gebruik werd genomen, het betreffende deel van het secundaire net gevuld vanuit het primaire net; dat deel van het secundaire net werd dan niet leeggepompt, maar het leidingwater werd verdreven door demiwater (verklaringen van de getuige [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] ). Of de verdrijving voltooid was werd vastgesteld aan de hand van zintuiglijke waarneming; de betrokken functionaris voelde of de leiding warm werd (getuige [getuige 6] ), want het demiwater was ongeveer 80 graden Celsius. Controle werd daarop niet uitgevoerd, noch in de vorm van temperatuurmetingen noch in de vorm van (chemische) analyse. Weliswaar is in de verklaring van de getuige [getuige 2] sprake van filteren met een nylonkous, maar als dat al in ernst als een serieuze controle moet worden gezien is dat kennelijk bij één keer gebleven. Volgens de getuige [getuige 3] is in elk geval bij het project Ypenburg het water in het secundaire net ook een keer bemonsterd, maar van de analyse van dat genomen monster is hem (noch één van de andere getuigen) iets bekend. Nu leidingwater en demiwater visueel niet van elkaar verschillen en tot op zekere hoogte vermenging zal zijn opgetreden is op basis van deze verklaringen niet méér te concluderen dan dat zich, na het vullen met demiwater, een mengsel van leidingwater en demiwater in de secundaire leidingen heeft bevonden; dat verklaart ook [getuige 1] . Weliswaar is aannemelijk dat dat mengsel voornamelijk uit demiwater bestond, en dat de latere aanvullingen ook steeds met demiwater zijn geschied, maar dat is onvoldoende om redelijke twijfel aan de afwijkende kwaliteit te rechtvaardigen. Zelfs in het primaire net kostte het immers moeite om de pH en het zuurstofgehalte op de gewenste (van natuurlijk water afwijkende) niveaus te handhaven, en waren daartoe aanvullende maatregelen nodig; de gewenste niveaus ontstaan niet vanzelf, in tegendeel. Die aanvullende maatregelen ontbraken in de secundaire netten (getuige [getuige 8] ). Bovendien stonden de secundaire netten via de verwarmingselementen in de woningen bloot aan veel meer risico’s. Bewoners konden immers hun verwarmingen (laten) repareren en hebben dat ook gedaan, waarbij ook leidingen met leidingwater werden doorgespoeld en waardoor zuurstof in de secundaire netten toetrad.