ECLI:NL:RBROT:2012:8658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
10/661016-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Leinarts
  • M. Engbers
  • P. Paling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde wegens vermogensdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2012 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) voor een veroordeelde. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd in 2008 voor verschillende misdrijven, waaronder diefstallen en oplichting, maar de nadruk lag op vermogensdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel niet kan worden verlengd, omdat in het oorspronkelijke vonnis niet is opgenomen dat de maatregel is opgelegd voor een geweldsdelict, wat een vereiste is voor verlenging volgens recente jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het gerechtshof Arnhem.

De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen, omdat de veroordeelde in de periode van zijn verblijf in de inrichting geen geweldsdelicten heeft gepleegd en het recidivegevaar zich enkel richt op vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de veroordeelde kwetsbaar is en dat er behandelmogelijkheden zijn, maar dat de PIJ-maatregel niet meer verlengbaar is gezien de omstandigheden en de jurisprudentie. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de belangen van de veroordeelde en de noodzaak van verdere behandeling heeft afgewogen tegen de juridische vereisten voor verlenging van de maatregel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de PIJ-maatregel niet kan worden verlengd, omdat de voorwaarden daarvoor niet zijn vervuld. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen hoger beroep worden ingesteld door het openbaar ministerie of de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Sector Civiel
Team Jeugd, strafzaken
Parketnummer: 10/661016-08
Datum uitspraak: 12 december 2012

BESCHIKKING

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd aan:

[NAAM VEROORDEELDE], hierna te noemen de veroordeelde,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres,
[adres],
raadsman mr. M. van Dam, advocaat te Amsterdam.

PROCEDURE

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 22 juli 2008, is aan de veroordeelde ter zake van - kort gezegd - diefstallen, oplichting, openlijk geweld en schuldheling, opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 december 2011 is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen laatstelijk verlengd met één jaar.
Op 22 oktober 2012 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, gedateerd 22 oktober 2012, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft, inclusief de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde. Het advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met tien maanden.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de besloten terechtzitting van 12 december 2012. De officier van justitie, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, de ouders van de veroordeelde en de getuige-deskundige dhr. B.P.A. Gorski zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. De veroordeelde en de raadsman hebben eveneens gepleit voor afwijzing van de vordering.

BEVOEGDHEID

De rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien zij in eerste aanleg heeft kennis genomen van de misdrijven ter zake waarvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is gelast.

ONTVANKELIJKHEID

Het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vordering, nu deze niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen door tijdsverloop zou eindigen, is ingediend.

BEOORDELING

Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in. De veroordeelde verblijft sinds 2008 in een inrichting voor jeugdigen. Hij is een kwetsbare jongen die steun nodig heeft. Binnen de geboden structuur van de leefgroep kan hij autonoom functioneren. Buiten, in een niet voorgestructureerde omgeving, is er sprake van het niet overzien van situaties waardoor hij in de problemen komt. Er zijn nog voldoende behandelmogelijkheden om de ontwikkeling van de veroordeelde zo gunstig mogelijk vorm te geven. Interventies gericht op de gevolgen van de problematiek (geen werk en gebrek aan structuur) zijn zinvol om de risico’s tot recidive terug te dringen. Het is daarbij van belang een stok achter de deur te hebben om eisen aan hem te kunnen stellen en hem tijdig bij te sturen. In het kader van een meest gunstige ontwikkeling van de veroordeelde is het noodzakelijk om de interventies gericht op de gevolgen van de problematiek een vervolg te geven. Het dwingende karakter van de PIJ-maatregel biedt de mogelijkheid om de komende periode verder te werken aan zijn behandeling en om zo zijn resocialisatietraject verantwoord vorm te geven en af te sluiten.
De getuige-deskundige heeft tijdens de behandeling in raadkamer het verlengingsadvies toegelicht en verklaard dat de reclassering recent nog een negatief advies ten aanzien van het Scholings- en Trainingsprogramma (hierna: STP) heeft gegeven. Het Keerpunt is nog steeds voornemens het STP op te starten. Dit wordt echter bemoeilijkt doordat geen goede afspraken te maken zijn met het netwerk van de veroordeelde omtrent het verlof. Daarnaast heeft de veroordeelde recent tijdens zijn verlof gerecidiveerd door een telefoonabonnement af te sluiten dat hij niet kan betalen. Hij staat daardoor op de zwarte lijst van providers.
De veroordeelde zit nu vier jaar in een inrichting voor jeugdigen. De leerbaarheid en de motivatie van de veroordeelde zijn beperkt. Hij moet echter gezien zijn problematiek nog verder behandeld worden. Er is sprake van een hoog recidiverisico betreffende vermogensdelicten. Gelet op dit risico kan hij nog niet in de maatschappij terugkeren.
De officier van justitie heeft in afwijking van de ingediende vordering ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. In 2008 is een PIJ-maatregel opgelegd welke in beginsel verlengbaar is voor de duur van zes jaar, daar een geweldsdelict door de veroordeelde is gepleegd. Inmiddels blijkt uit recente jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens en het gerechtshof te Arnhem dat verlenging van de maatregel slechts mogelijk is als de PIJ is opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De veroordeelde is in 2008 weliswaar veroordeeld voor een geweldsdelict, echter de nadruk lag destijds voornamelijk op de door de veroordeelde gepleegde vermogensdelicten. Het huidige gevaar voor recidive betreft vermogensdelicten en niet geweldsdelicten. Daarnaast acht de officier van justitie het, gelet op de lange periode dat de veroordeelde een PIJ-maatregel heeft en reeds behandeling heeft gekregen, niet meer in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde om de PIJ-maatregel te verlengen.
De raadsman van de veroordeelde heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd, waarin afwijzing van de vordering wordt bepleit.
De raadsman stelt dat, gelet op de jurisprudentie van het Europese hof voor de rechten van de mens en het gerechtshof te Arnhem, niet aan het formele vereiste om de PIJ-maatregel te kunnen verlengen wordt voldaan. In het vonnis uit 2008 staat niet expliciet vermeld dat de veroordeelde de PIJ-maatregel opgelegd heeft gekregen voor geweld gepleegd tegen personen. Gezien de jurisprudentie is de PIJ-maatregel derhalve niet verlengbaar.
Daarnaast is de PIJ-maatregel eveneens niet verlengbaar daar niet aan de materiële vereisten wordt voldaan. Een verlenging van de maatregel kan enkel plaatsvinden indien sprake is van gevaar voor personen. Het recidivegevaar betreft vermogensdelicten, er is geen gevaar voor personen.
Voor zover de PIJ-maatregel wel verlengbaar zou zijn, stelt de raadsman van de veroordeelde zich op het standpunt dat een verlenging van de PIJ-maatregel gelet op de toelichting van de getuige-deskundige niet in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het op deze zaak van toepassing zijnde artikel 77t lid 2 (oud) van het Wetboek van Strafrecht is de verlenging van de maatregel mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van vier jaar niet te boven gaat, tenzij de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s derde lid tweede volzin (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Gezien recente jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het gerechtshof Arnhem betreffende het al dan niet gemaximeerd zijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden geconcludeerd dat een PIJ-maatregel thans nog verlengbaar is indien in het vonnis, waarbij de PIJ-maatregel is opgelegd, is opgenomen dat de maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (een geweldsdelict), onder opgave van de redenen daarvoor. Indien het vonnis geen motivering bevat, is het niet aan de verlengingsrechter om alsnog vast te stellen of de maatregel al dan niet is opgelegd voor een geweldsdelict en de maatregel al dan niet kan worden verlengd, tenzij gelet op de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de straf en/of maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, zonder meer kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijk delict. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 31 juli 2012 nr. 21203/10 (arrest Van der Velden tegen Nederland) en de uitspraken van het gerechtshof Arnhem van 1 oktober 2012 (LJN: BX8788) en 12 november 2012 (LJN: BY6163).
In het vonnis is niet opgenomen, dat de PIJ-maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. De maatregel is weliswaar mede voor een geweldsdelict opgelegd, maar blijkens het vonnis met name vanwege de vele gepleegde vermogensdelicten, waarbij de veroordeelde bejaarde mensen heeft opgelicht. De PIJ-maatregel kan dan ook thans niet meer worden verlengd.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat veroordeelde in de periode dat hij in een inrichting voor jeugdigen heeft verbleven en behandeling heeft gekregen, er geen geweldsdelicten hebben plaatsgevonden. Blijkens de getuige-deskundige, die ter terechtzitting is gehoord bestaat er alleen recidivegevaar met betrekking tot vermogensdelicten.
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank
wijst afde vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd.
Deze beslissing is genomen door
mr. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Engbers, en Paling, rechters, in tegenwoordigheid van Scholtens griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2012.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.