ECLI:NL:RBROT:2012:BV0845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/810066-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Geerars
  • mr. Stalenberg
  • mr. Van Barneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige marteling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een jong slachtoffer door leeftijdsgenoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een 17-jarige jongen heeft gemarteld en wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. De feiten vonden plaats in de nacht van 16 op 17 februari 2011 te Vlaardingen, waar het slachtoffer in een woning werd opgesloten en gedurende meerdere uren werd mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer hebben opgesloten in een washok en hem hebben belet de woning te verlaten. Tijdens deze periode is het slachtoffer ernstig mishandeld, waarbij hij onder andere met een mes is verwond, met een brandende peuk is gebrandmerkt en met een hete pan is verbrand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verwondingen die het slachtoffer heeft opgelopen, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is 19 jaar oud en heeft een zwakbegaafdheid, wat invloed heeft gehad op zijn gedrag. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 4.200,- aan de benadeelde partij voor de geleden schade. De rechtbank heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter moet worden aangebracht. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/810066-11
Datum uitspraak: 2 januari 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. D. Vermaat, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Galen heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman zodat dit geen nadere motivering behoeft.
BEWEZENVERKLARING
1.
hij in de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari 2011 te Vlaardingen, in een woning aan [adres], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en/ zijn mededaders met dat opzet die [slachtoffer] opgesloten in een washok en doucheruimte van die woning, en de handen van die [slachtoffer] op diens rug vastgebonden en (dusdoende) die [slachtoffer] gedurende een aantal uren, belet die woning te verlaten;
2. (subsidiair)
hij in de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari 2011 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten brand- en snijwonden met littekens, heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer] met een mes in de rug en in de benen te snijden en
- een brandende peuk op de rug van die [slachtoffer] uit te drukken en
- een hete vloeistof, over de benen en de rug van die [slachtoffer] te gooien en
- een hete pan en mes, althans een heet voorwerp tegen een been en de rug, te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
ten aanzien van feit 2 subsidiair
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit de medische informatie (FARR verklaring d.d. 25 februari 2011) over het letsel van het slachtoffer komt naar voren dat (onder meer) sprake is van:
- een gaatje in linker trommelvlies met enig recent bloedverlies;
- een drietal eerste en tweede graads brandwonden op de rug;
- vijftal eerste en tweede graads brandwonden op de benen;
- oppervlakkige snijwonden tot in de lederhuid op het linker bovenbeen, totale lengte circa 15 cm;
- op de linker bovenarm aan de achterzijde verwonding tot in de lederhuid circa 1 cm lengte.
De FARR verklaring vermeldt verder dat:
- sprake is van een genezingsduur van circa 3-4 weken;
- dat het gaatje in trommelvlies zich doorgaans spontaan herstelt in circa 6 weken en dat soms is operatief herstel noodzakelijk is;
- kans is op blijvende littekens.
Uit een aanvullende FARR-verklaring d.d. 27 juni 2011 over het letsel van het slachtoffer komt naar voren dat (onder meer) sprake is van:
- lichte streepvormige littekens op de strekzijde van de rechter onderarm;
- rond litteken +/- 1 cm doorsnede aan de buitenzijde van de linker bovenarm;
- bruinverkleurd litteken van 5 bij 1 cm aan de bovenzijde van het linker schouderblad en soortgelijk litteken van 7 bij 2 cm bij het rechter schouderblad;
- halverwege de rug, tussen de schouderbladen, aan beide zijden van de wervelkolom halfronde littekens, totale doorsnede +/- 14 cm, zijkanten en bovenzijde is rond, lengte tot aan de onderzijde van de littekens is 10 cm;
- hiernaast in de rechterflank is een litteken van 3 bij 1 cm;
- laag op de rug links een rood verkleurd, streepvormig litteken +/- 13 cm lengte;
- aan de binnenzijde van het linker bovenbeen, doorlopend tot de binnenzijde van de knie, een litteken van een brandwond van +/- 15 bij 5 cm;
- aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen een halfrond litteken (brandwond) van 14 cm, hierin 2 littekens van 6 cm;
- aan de buitenzijde van het linker bovenbeen zijn 3 streepvormige littekens van 5 cm lengte;
- aan de binnenzijde van de rechterknie en op het rechter onderbeen 3 ronde littekens van brandwonden.
Deze FARR verklaring vermeldt verder dat:
- sprake is van een genezingsduur van meerdere weken;
- er grote kans is op blijvende littekens,
- de eindsituatie van de littekens kan na 1 jaar worden bepaald.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant De Caluwe d.d. 24 juni 2011 blijkt dat van het letsel van het slachtoffer op 24 juni 2011, ruim vier maanden na het toebrengen van het letsel derhalve, nog diverse foto’s zijn gemaakt. Uit de beschrijvingen en de bijbehorende foto’s blijkt dat diverse littekens op de rug van het slachtoffer waarneembaar zijn, waaronder (onder meer) een lang streepvormig litteken, een litteken met gekromde vorm, een afdruk op de linker schouder, een verwonding op de linker bovenarm, een brandwond op het linker bovenbeen, snijverwondingen op het linker bovenbeen, een gekromde afdruk op het rechterbovenbeen.
Uit het voorgaande volgt dat de verwondingen die aan het slachtoffer zijn toegebracht zeer ernstig zijn, te meer daar deze zeer talrijk zijn. Nu bovendien de verwachting is dat de verdachte blijvende schade zal ondervinden van de verwondingen in de vorm van diverse (forse) littekens - de rechtbank acht in dit kader ook van belang dat op de foto’s die ruim vier maanden na de gebeurtenissen op 16/17 februari 2011 zijn genomen de verwondingen nog steeds zeer duidelijk zichtbaar zijn - zijn deze verwondingen naar het oordeel van de rechtbank naar gewoon spraakgebruik te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Wettig en overtuigend bewezen is dan ook dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
2. subsidiair: medeplegen van zware mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen een 17-jarige jongen opgesloten in de douche van een woning van één van de medeverdachten, zonder dat hij eigenlijk wist wat de reden daarvoor was. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededaders die jongen belet de woning te verlaten. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Voorts is het slachtoffer door hen geschopt en geslagen, met een (heet) mes gebrandmerkt en gesneden in zijn been en rug, en hebben zij hem diverse brandwonden toegebracht doordat zij een verhitte pan op zijn lichaam hebben geduwd en hete vloeistof over zijn been en rug hebben gegooid. Ook is hij geslagen met een riem. Aldus heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer fors aangetast. Het slachtoffer heeft door de mishandelingen pijn ondervonden en letsel opgelopen, waaronder littekens, die waarschijnlijk van blijvende aard zijn. Dergelijke vergrijpen veroorzaken bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid, zo leert de ervaring. Het moet voor het slachtoffer een zeer bedreigende situatie zijn geweest, hetgeen de rechtbank de verdachte zwaar aanrekent.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 23 september 2011, opgemaakt door J.M.J.F. Offermans, psychiater. Het rapport komt - kort samengevat - neer op het volgende. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van cannabis en van een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling met vooral afhankelijke en antisociale trekken. De zwakbegaafdheid en beïnvloedbaarheid van de verdachte hebben een rol gespeeld bij zijn gedrag tijdens het ten laste gelegde. Gesteld kan worden dat hij vanuit zijn zwakbegaafdheid minder inzicht in en overzicht over situaties heeft. Hij kan hierdoor eerder dan gemiddeld in een situatie als ten tijde van het onderhavige ten laste gelegde terecht komen. Rapporteur is van mening dat de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor het ten laste gelegde. Rapporteur denkt niet aan toepassing van het jeugdstrafrecht bij de verdachte nu hij weliswaar zwakbegaafd is maar verder niet echt duidelijk beneden zijn kalenderleeftijd van 19 jaar functioneert. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante forensische psychiatrische behandeling in combinatie met een toezicht vanuit de reclassering. Daarnaast zou gedacht kunnen worden aan een sociale vaardigheidstraining (SOVA) door de reclassering.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 4 augustus 2011, opgemaakt door J.J. Baneke, forensisch psycholoog. Het rapport komt - kort samengevat - neer op het volgende. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een ziekelijke stoornis bij de verdachte. Wel is sprake van een zekere gebrekkige ontwikkeling, mede als gevolg van de intellectuele beperkingen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis, wel zijn er oppositionele en/of antisociale trekken, mogelijk ook afhankelijke trekken. De zwakbegaafdheid en een zekere beïnvloedbaarheid hebben waarschijnlijk een rol gespeeld bij het tenlastegelegde. Echter door de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten is moeilijk te bepalen in welke mate dit het geval is geweest. Aannemelijk is dat tenminste sprake is van licht verminderde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Geadviseerd wordt binnen het kader van een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf een reclasseringstoezicht op te leggen met daaraan gekoppeld een behandeling bij Het Dok, De Waag of een soortgelijke instelling, vooral gericht op toename van autonomie, vermindering van beïnvloedbaarheid, agressieregulatie en sociale vaardigheden.
Daarnaast heeft de rechtbank nog kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 6 oktober 2011, opgemaakt door J. de Jong-Stoel, reclasseringswerker. De reclassering constateert dat de delictgerelateerde criminogene factoren liggen op het gebied van opleiding, werk en leren, relaties met vrienden en kennissen, emotioneel welzijn, denkpatronen, gedrag en vaardigheden en houding. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld vanwege het feit dat er sprake is van een sterke mate van beïnvloedbaarheid en zwakbegaafdheid, die beiden in relatie staan tot het delictgedrag. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met de medeverdachten.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Door de raadsman is aangevoerd dat het minderjarigenstrafrecht op de verdachte van toepassing moet worden geacht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat volgens onderzoek van prof. D. Swaab blijkt dat de hersenen pas volgroeid en ontwikkeld zijn bij de leeftijd van 23 tot 25 jaar. Om die reden zou bij personen tot die leeftijd dan ook steeds en in alle gevallen het jeugdstrafrecht van toepassing moeten zijn tenzij daar redenen zijn om van af te wijken.
De rechtbank deelt deze stelling van de raadsman niet. De verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde 19 jaar oud. De wetgever heeft bepaald dat vanaf de leeftijd van 18 jaar het volwassenenstrafrecht van toepassing is. In artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat hiervan kan worden afgeweken voor personen tussen de leeftijd van 18 jaar en 21 jaar indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daartoe ziet de rechtbank, mede gelet op de adviezen van de deskundigen, in onderhavig geval echter geen aanleiding.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2011 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten plegen en om hem ertoe te bewegen zich te houden aan de op te leggen bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, daarbij is vooral gelet op het geringere aandeel dat de verdachte bij het tenlastegelegde heeft gehad in vergelijking met de mededaders.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], wonende te [woonplaats benadeelde partij], terzake van de feiten 1 en 2. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 200,- en immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,-.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gestelde materiële schade niet heeft betwist, zal het gevorderde bedrag van € 200,- worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ten aanzien van de hoogte van die schade kan op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld dat die tenminste € 4.000,- bedraagt, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor de vaststelling van het juiste en definitieve schadebedrag is meer onderzoek vereist, dat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft verzocht om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de verdachte. Dit verzoek wordt afgewezen nu de rechtbank, gelet op de financiële omstandigheden van de verdachte, geen aanleiding ziet voor het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en
spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden:
- meldingsgebod;
- deelname aan een gedragsinterventie;
- behandelverplichting;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- geen contact hebben met een of meer van de medeverdachten in deze zaak;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.200,- (zegge: vierduizend en tweehonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij], woonplaats kiezende te [woonplaats benadeelde partij], met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Geerars, voorzitter,
en mrs. Stalenberg en Van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2012.
Bijlage bij vonnis van 2 januari 2012:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari
2011 te Vlaardingen, in een woning aan de [adres], tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat
opzet die [slachtoffer] opgesloten in een washok en/of doucheruimte van die woning,
althans die [slachtoffer] in een washok en/of doucheruimte van die woning geplaatst
en/of die [slachtoffer] dreigend medegedeeld dat deze dat washok/die doucheruimte
niet mocht verlaten en/of de handen van die [slachtoffer] op diens rug vastgebonden
en (dusdoende) die [slachtoffer] gedurende een aantal uren, althans geruime tijd,
belet die woning te verlaten;
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari
2011 te Vlaardingen, in een woning aan de [adres], ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een stanleymes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gesneden en/of (meermalen)
die [slachtoffer] met (een) stok(ken) op/tegen de rug heeft geslagen en/of die [slachtoffer]
(meermalen) op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geschopt
en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] met een
boormachine in diens linker bovenarm en/of rug heeft geboord,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari
2011 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel te weten brand- en/of snijwonden met blijvende littekens, heeft
toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in een hand
en/of in de rug en/of in de benen te steken en/of te snijden en/of
- (meermalen) zout in de bij die [slachtoffer] ontstane wonden te strooien en/of te
wrijven en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of
te slaan en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een riem en/of een zweep en/of (een) stok(ken)
op/tegen het lichaam te slaan en/of
- een brandende peuk op de rug van die [slachtoffer] uit te drukken en/of - kokend, althans heet, vet, althans een kokende/hete vloeistof, over de benen
en/of de rug van die [slachtoffer] te gooien en/of
- een hete pan en/of mes, althans een heet voorwerp tegen een been/de benen en/of de rug, althans het lichaam te houden en/of
- die [slachtoffer] met een boormachine in de linker bovenarm en/of de rug te boren;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari
2011 te Vlaardingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in een hand
en/of in de rug en/of in de benen heeft gestoken en/of gesneden en/of meermalen) zout in de bij die [slachtoffer] ontstane wonden heeft gestrooid en/of
gewreven en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het
hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt
en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) met een riem en/of een zweep en/of (een) stok(ken)
op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- een brandende peuk op de rug van die [slachtoffer] heeft uitgedrukt en/of
- kokend, althans heet, vet, althans een kokende/hete vloeistof, over de benen
en/of de rug van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
- een hete pan tegen een been/de benen van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] met een boormachine in de linker bovenarm en/of de rug heeft
geboord,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)