ECLI:NL:RBROT:2012:BV1124

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/731156-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschriftprocedure inzake teruggave van in beslag genomen geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2012 uitspraak gedaan in een klaagschriftprocedure, ingediend door de klager tegen de beslissing tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 2.370, dat in beslag was genomen tijdens een strafrechtelijk onderzoek tegen zijn broer, de belanghebbende. De klager stelde dat het geld aan hem toebehoorde en dat hij het aan zijn broer in bewaring had gegeven. De officier van justitie betoogde echter dat het klaagschrift niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er al een onherroepelijke beslissing was genomen over de verbeurdverklaring van het geld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift was ingediend op basis van artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, en niet op artikel 552a, zoals de officier van justitie had betoogd. De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in zijn klaagschrift, aangezien het was ingediend binnen de gestelde termijn na de onherroepelijke veroordeling van zijn broer.

Bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht heeft de rechtbank overwogen dat de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt. Het geld was aangetroffen in de slaapkamer van de broer van de klager, in een kluis waarvan de broer de sleutel had. De verklaringen van de broer, die betrokken was bij criminele activiteiten, en de inconsistenties in de verklaring van de klager, leidden de rechtbank tot de conclusie dat de klager niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op teruggave van het geld.

De rechtbank heeft daarom het klaagschrift ongegrond verklaard, de klager ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, maar het beklag ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. De Jong, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/731156-11
Raadkamernummer: 11/1514
Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het op 19 september 2011 ter griffie van deze rechtbank ingediende klaagschrift ex artikel 552b Wetboek van Strafvordering (Sv), van:
(klager),
[geboorteplaats] in [1987],
[adres en woonplaats],
raadsvrouw mr. M.L. Groeneveld, advocaat te Rotterdam.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het klaagschrift met bijlagen, alsmede van het raadkamerdossier met bovengenoemd parketnummer en de dossierstukken in de onder parketnummer 10/731156-11 geregistreerde strafzaak tegen [belanghebbende].
De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 10 januari 2012 gehoord de officier van justitie mr. Dijkshoorn-Boender, de klager en zijn raadsvrouw.
De belanghebbende, is hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Feiten
Op 29 juni 2011 is bij een doorzoeking in de woning aan de [adres] een geldbedrag van € 2.370,= aangetroffen en op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen. Het geld bevond zich in een kluis onder het bed in de slaapkamer van [belanghebbende]. De inbeslagname vond plaats in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen [belanghebbende]. Deze is bij vonnis van 29 augustus 2011 veroordeeld voor schuldheling. Het in beslag genomen geldbedrag is daarbij verbeurd verklaard. Het vonnis is op 13 september 2011 onherroepelijk geworden.
Inhoud van de klacht
De klager beklaagt zich over het uitblijven van een last tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag. Hij stelt dat het geldbedrag aan hem toebehoort. Hij heeft het geldbedrag aan zijn broer [belanghebbende] in bewaring gegeven, omdat deze een kluis had; een dergelijk bedrag laat men niet slingeren op een nachtkastje. Hij heeft het bedrag bijeen gespaard door met regelmaat contante bedragen van zijn rekeningen op te nemen, zulks ter financiering van vakanties naar Marokko.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent primair dat het klaagschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het betreft een klaagschrift in de zin van artikel 552a Sv en er is een onherroepelijke beslissing genomen, waarbij het in beslag genomen geld verbeurd is verklaard. Derhalve is het niet meer mogelijk een klaagschrift in te dienen.
Subsidiair heeft de officier van justitie de stelling betrokken dat het geldbedrag niet aan de klager moet worden teruggegeven. De klager heeft niet aannemelijk kunnen maken dat het geldbedrag aan hem toebehoort.
Standpunt belanghebbende
In het raadkamerdossier bevindt zich een schrijven van [belanghebbende] d.d. 9 augustus 2011 waarin deze meedeelt zich niet te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan zijn broer, de klager.
Beoordeling van de klacht
Ontvankelijkheid
Anders dan de officier van justitie heeft aangenomen, is het klaagschrift niet gestoeld op artikel 552a Sv, maar artikel 552b Sv. Blijkens de wetsgeschiedenis (Handelingen II, 1954-1955, 4034, nr. 3, p. 13) is deze bepaling juist in het leven geroepen om een rechtsmiddel te creëren voor de derde-belanghebbende wiens voorwerp getroffen is door een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer in de strafzaak van een ander. Uit de bewoordingen van het tweede artikellid volgt voorts dat een dergelijk klaagschrift niet eerder kan worden ingediend dan het moment waarop het vonnis waarbij de beslissing tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer is gegeven, uitvoerbaar is geworden, en overigens niet later dan 3 maanden na dat moment. Waar de veroordeling van de broer van de klager op 13 september 2011 onherroepelijk is geworden en het klaagschrift op 19 september 2011 is ingediend, is de klager ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Inhoudelijke beoordeling van de klacht
De rechtbank stelt, in het verlengde van hetgeen in het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2011 (LJN: BQ8028) is overwogen, voorop dat indien de klager in een zaak als de onderhavige niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, het verzoek om teruggave reeds om die reden kan worden afgewezen.
In dit geval is het betreffende bedrag aangetroffen in de slaapkamer van de broer van de klager, onder diens bed, in een kluis waarvan de broer over de sleutel beschikte. De klager beschikte niet over die sleutel. De kluis bevatte, naast het geld, onder andere een patiëntensticker op naam van de broer. De broer heeft bij de politie verklaard dat hij een heler is en dat hij contant wordt betaald. Eén van zijn afnemers heeft verklaard dat hij € 700,= contant aan de broer heeft betaald voor een - gestolen - laptop. De broer heeft voorts tot tweemaal toe verklaard dat hij twee keer een bedrag heeft geleend van de klager.
De verklaring van de klager, inhoudende dat hij het geld in de kluis van zijn broer heeft bewaard, sluit daar niet bij aan. Tot slot is meegewogen dat de vader van de klager en diens broer op zijn beurt weer heeft verklaard dat de kluis van zijn dochter is. Tegen de achtergrond van het bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat de klager als redelijkerwijs rechthebbende van de in beslag genomen som geld heeft te gelden.
De rechtbank zal het klaagschrift om die reden ongegrond verklaren.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de klager ontvankelijk in zijn klaagschrift;
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. De Jong, rechter,
in tegenwoordigheid van Schlabs, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2012.