ECLI:NL:RBROT:2012:BV1124
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- mr. De Jong
- Rechtspraak.nl
Klaagschriftprocedure inzake teruggave van in beslag genomen geldbedrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2012 uitspraak gedaan in een klaagschriftprocedure, ingediend door de klager tegen de beslissing tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 2.370, dat in beslag was genomen tijdens een strafrechtelijk onderzoek tegen zijn broer, de belanghebbende. De klager stelde dat het geld aan hem toebehoorde en dat hij het aan zijn broer in bewaring had gegeven. De officier van justitie betoogde echter dat het klaagschrift niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er al een onherroepelijke beslissing was genomen over de verbeurdverklaring van het geld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift was ingediend op basis van artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, en niet op artikel 552a, zoals de officier van justitie had betoogd. De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in zijn klaagschrift, aangezien het was ingediend binnen de gestelde termijn na de onherroepelijke veroordeling van zijn broer.
Bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht heeft de rechtbank overwogen dat de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt. Het geld was aangetroffen in de slaapkamer van de broer van de klager, in een kluis waarvan de broer de sleutel had. De verklaringen van de broer, die betrokken was bij criminele activiteiten, en de inconsistenties in de verklaring van de klager, leidden de rechtbank tot de conclusie dat de klager niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op teruggave van het geld.
De rechtbank heeft daarom het klaagschrift ongegrond verklaard, de klager ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, maar het beklag ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. De Jong, rechter, in aanwezigheid van de griffier.