ECLI:NL:RBROT:2012:BV1242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99-000071-38 (VI)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Blagrove
  • A. Volker
  • J. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op vordering tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 9 januari 2012 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot uitstel of het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor poging tot doodslag, kwam op 25 december 2011 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Echter, de officier van justitie heeft op 17 november 2011 een vordering ingediend om deze voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen of achterwege te laten, gezien het recidiverisico en de houding van de veroordeelde tijdens zijn detentie. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde niet gemotiveerd was om mee te werken aan begeleiding of behandeling, wat zijn evident agressieprobleem en middelengebruik verergerde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, omdat het recidiverisico onvoldoende kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich ernstig had misdragen tijdens zijn detentie en dat er een hoog risico op herhaling bestond. De beslissing om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten werd genomen op basis van de artikelen 15, 15d, 15e en 15f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft bepaald dat de veroordeelde op 7 maart 2013 in vrijheid wordt gesteld, maar dat de voorwaardelijke invrijheidstelling niet van toepassing is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector straf
VI-zaaknummer: 99-000071-38
Parketnummer : 10-611180-09
Datum uitspraak: 9 januari 2012
Beslissing op vordering tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 17 november 2011, strekkende tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van:
[de veroordeelde] (hierna: de veroordeelde),
geboren op [datum] 1977 te [plaats] (Suriname),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie ‘De Schie’, te Rotterdam,
raadsvrouw mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam.
Procedureel
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam d.d. 25 mei 2010 is de veroordeelde terzake van poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
Veroordeelde komt, gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht en gezien het op zijn naam gestelde detentieoverzicht, op 25 december 2011 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank is bevoegd om op de vordering tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling te beslissen, nu deze rechtbank in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vordering, nu deze uiterlijk dertig dagen vóór het tijdstip van voorwaardelijke invrijheidstelling is ontvangen op de griffie van de rechtbank - namelijk op 17 november 2011 - en deze vordering de gronden bevat waarop zij berust.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 9 januari 2012. De officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw zijn gehoord. Ook is als deskundige gehoord de heer [naam], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Beoordeling
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering en te beslissen de voorwaardelijke invrijheidstelling om de navolgende redenen geheel achterwege te laten.
Veroordeelde heeft zich tijdens de tenuitvoerlegging van zijn straf meermalen ernstig misdragen. Hij is tijdens zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Noordsingel driemaal disciplinair gestraft (tweemaal wegens ruzie met een bewaarster en eenmaal vanwege een positieve urinecontrole) en daarnaast ook driemaal gedurende zijn verblijf op de locatie De Schie (eenmaal wegens ernstige bedreigingen jegens medewerkers van de afdeling waarop de veroordeelde verblijft en tweemaal wegens een positieve urinecontrole).
Daarenboven schat de officier van justitie het gevaar van herhaling van (een) geweldsdelict (en) als hoog in. De officier van justitie schat in dat er voor het slachtoffer in de zaak waarvoor veroordeelde zijn straf uitzit, een risico is op letselschade. Zij heeft het standpunt ingenomen dat het opleggen van voorwaarden het recidivegevaar voor het plegen van misdrijven onvoldoende inperkt. Immers, de veroordeelde blijft dreigende uitspraken doen over het slachtoffer. Voorts zou de veroordeelde willen terugkeren naar Suriname, waarmee er indicaties zijn dat hij vluchtgevaarlijk is. Bovendien is de veroordeelde niet gemotiveerd om zorg of behandeling te accepteren en stelt hij zich niet leerbaar of veranderbaar op. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat de veroordeelde heeft verklaard niet bereid te zijn zich aan de recidivebeperkende voorwaarden behorend bij de voorwaardelijke invrijheidstelling te houden: zo wil hij niet meewerken aan een behandeling bij De Waag, BoumanGGZ en de stichting Mozaïek.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een reclasseringsadvies ten behoeve van voorwaardelijke invrijheidstelling ten name van de veroordeelde d.d. 26 oktober 2011 en een reclasseringsadvies ten behoeve van het re-integratieplan TR, d.d. 24 mei 2011.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit. In dit verband is aangevoerd dat de veroordeelde na invrijheidstelling aan het werk kan gaan bij een onderhoudsbedrijf en dat het weliswaar met de reclasseringswerkster niet klikte, maar dat de veroordeelde wel degelijk bereid is om mee te werken aan een behandeling bij De Waag. Ten slotte is aangevoerd dat de moeder van de veroordeelde ernstig ziek is en dat de veroordeelde daarom zo snel als mogelijk de penitentiaire inrichting wil verlaten.
De rechtbank overweegt als volgt.
De veroordeelde is disciplinair gestraft voor onder andere bedreigingen jegens penitentiaire medewerkers en positieve urinecontroles die, in het kader van de beoordeling of er aanleiding bestaat om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten ,een aanzienlijk gewicht in de schaal leggen. Gelet op het doel van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten de vergroting van de maatschappelijke veiligheid door onder andere het terugdringen van het recidivegevaar, mag van de veroordeelde worden verwacht dat hij zich optimaal inzet in het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De reclassering schat echter het recidiverisico voor misdrijven en het onttrekken aan voorwaarden door de veroordeelde, mede gezien zijn niet-meewerkende houding, als hoog in en heeft geadviseerd om hem niet in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Tijdens de behandeling ter zitting van de vordering tot uitstel of het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft de veroordeelde laten zien niet gemotiveerd te zijn voor begeleiding door welke instantie dan ook, zolang dat niet op zijn voorwaarden gebeurt.
De veroordeelde heeft een evident agressieprobleem, gecombineerd met een mogelijk autistische stoornis. Voorts is er sprake van middelengebruik en heeft de veroordeelde aangegeven met dit gebruik niet te willen stoppen. Begeleiding en behandeling komen de rechtbank dan ook als noodzakelijk voor.
De stukken die aan de vordering ten grondslag liggen, maken voldoende duidelijk dat de veroordeelde zich ernstig heeft misdragen na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf. Gelet hierop en gezien de bevindingen van de reclassering en de houding van de veroordeelde op de zitting, kan op dit moment het recidiverisico voor misdrijven door het stellen van voorwaarden onvoldoende worden ingeperkt.
Gelet op het voorengaande ziet de rechtbank voldoende grond om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten. De vordering wordt toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15, 15d, 15e en 15f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering tot achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van [veroordeelde] achterwege blijft;
- bepaalt dat de veroordeelde op 7 maart 2013 in vrijheid wordt gesteld.
Deze beslissing is genomen door:
mr. Blagrove, voorzitter,
en mrs. Volker en Van Baaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.