ECLI:NL:RBROT:2012:BV1583
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- H.J.M. van der Kaaij
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek van getuige niet-ontvankelijk verklaard door rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een getuige in een strafzaak. De verzoeker, die als getuige was gehoord door de rechter-commissaris, stelde dat hij onterecht onder ede was gehoord zonder de bijstand van een raadsman en een tolk. Hij voerde aan dat hij door de rechter-commissaris was blootgesteld aan de dreiging van een meineedprocedure, wat zijn positie als getuige zou hebben aangetast. De rechtbank oordeelde dat de getuige niet behoort tot de groep van personen die een verzoek tot wraking kunnen indienen volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de getuige geen verdedigingsbelangen heeft die onder de bescherming van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vallen, aangezien deze bepaling is bedoeld voor verdachten die aan vervolging zijn onderworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de wraking van de rechter-commissaris rechtvaardigden en verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk. De beslissing werd genomen door de oudste rechter in aanwezigheid van de griffier, aangezien de voorzitter afwezig was. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de wrakingsprocedure en de rol van getuigen in strafzaken.