vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 380379 / HA ZA 11-1412
Vonnis van 25 januari 2012
[eiser]
wonende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. N. Schuerman,
[gedaagde]
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. ter Meulen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 14 september 2011 waarbij een comparitie van partijen is bepaald en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de op 20 december 2011 gehouden comparitie van partijen;
- de brief van 1 december 2011 van mr. Schuerman, met bijlagen;
- het faxbericht van 2 december 2011 van mr. Ter Meulen, met bijlagen;
1.2. In reconventie is geen schriftelijke conclusie van antwoord genomen. Wel is mondeling verweer gevoerd ter zitting.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
2.1. Partijen zijn buren geweest sinds 1999. [eiser] woonde met zijn partner, mevrouw [persoon 1] (hierna: [persoon 1]), en haar zoon op het adres [adres 1] te Rotterdam. [gedaagde] woont met zijn partner, mevrouw [pers[persoon 2] (hierna: [persoon 2]), en hun twee kinderen op het adres [adres 2] te Rotterdam. De woningen van partijen zijn eengezinswoningen met aan elkaar grenzende balkons op de derde verdieping en aan elkaar grenzende carports.
2.2. Tussen partijen zijn spanningen ontstaan. Op 2 september 2009 en op 23 april 2011 hebben zich tussen [eiser] en [gedaagde] incidenten voorgedaan waarbij fysiek geweld is gebruikt. Met betrekking tot die incidenten zijn aangiften ter zake van strafbare feiten gedaan.
2.3. Een op 3 september 2009 door [eiser] tegen [gedaagde] gedane aangifte terzake eenvoudige mishandeling vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Hoe dit gezin heet weet ik echter niet, ik weet alleen dat er een man, een vrouw en twee kleine kinderen wonen.
Ik woon hier samen met mijn echtgenote en met onze zoon.
Wij wonen hier al 16 jaar en het gezin van [adres 2] woont er ook al 16 jaar lang.
Ik kan u vertellen dat er nooit in die 16 jaar problemen zijn geweest tussen ons en de familie op [adres 2]
Echter ineens een paar maanden geleden begonnen er scheldpartijen komende vanaf de buurvrouw, te ontstaan.
Ik kan u zeggen dat deze ruzie niet bij mijn gezin vandaan kwamen, maar van het gezin van [adres 2]
Op 20 april 2009 heeft de vrouw, welke woonachtig is op [adres 2], mij niet fysiek aangevallen, maar wel kwam zij al gillend en schreeuwend haar huis uit.
Omstreeks 07:00 uur vertrok ik naar mijn werk, ik startte toen mijn bromfiets en ik zag haar toen al gillende haar woning uit stormen en ik hoorde haar tegen mij gillen dat ik te veel geluid maakte met mijn bromfiets.
Vervolgens ben ik hier niet verder op in gegaan en ben naar mijn werk gegaan.
Ik kan u vertellen dat mijn echtgenote, genaamd [persoon 1], die dag thuis was, op de hoogte was van de uitspattingen van onze buurvrouw.
Mijn echtgenoot is die ochtend ook nog door onze buurvrouw mondeling aangevallen, niet fysiek, mijn echtgenote had de buurvrouw aangesproken en had gevraagd wat er nu aan de hand was.
De buurvrouw bleef echter maar tegen mijn echtgenote schreeuwen en gillen: "Ik kom je nog op je bek tikken" of woorden van gelijke strekking.
Op 21 april 2009 verliet onze zoon onze woning, hij zag toen dat de buurvrouw al voor haar raam stond.
Hij zag dat de buurvrouw met messen in haar handen stond te zwaaien richting hem.
Onze zoon heeft vervolgens mijn echtgenote erbij gehaald en zij zag ook dat de buurvrouw met messen in haar handen stond te zwaaien richting hun.
Vervolgens kwam mijn schoonzus bij ons langs, op verzoek van mijn vrouw omdat zij zich bedreigd voelde en zij heeft ook gezien dat de buurvrouw met messen stond te zwaaien, mijn schoonzus heeft nog geroepen naar mijn echtgenote en zoon, "haal je camera", vervolgens heeft mijn zoon de camera gepakt en is weer naar buiten gelopen, toen zag de buurvrouw dus ineens de camera en had de messen ineens neer gelegd.
Vervolgens heeft mijn echtgenote de politie gebeld deze zijn ook ter plaatse gekomen.
Dit kunt u verifiëren onder nummer [nummer 1]
Wij zijn na dit incident naar het politie bureau gegaan om aangifte te doen tegen onze buren, uiteindelijk hebben we dat niet gedaan en is het bij een melding gebleven, omdat het toch wel ging om een vrij zwaar middel.
Wij hadden wel buurtbemiddeling aangevraagd, echter dit moet van twee kanten komen en de familie van [adres 2] willen dit niet.
Ik kan u vertellen dat buurtbemiddeling wel bij ons 2 keer op bezoek zijn geweest.
Hierna is het een tijdje rustig gebleven en wij zijn op vakantie gegaan.
Ik kan u vertellen dat wij op 28 augustus 2009 weer terug zijn gekomen van vakantie en nu beginnen de dreigementen weer ineens komende vanaf de buurvrouw.
Op woensdag 2 september 2009 omstreeks 19:45 uur kwam ik samen met mijn echtgenote terug van het boodschappen doen. Mijn echtgenote liep onze woning in en ik wilde haar volgen, net voordat ik mijn woning in wilde lopen glipte de buurvrouw van [adres 2] ineens ongevraagd onze woning binnen. Ik zag dat de buurvrouw zeker met een (l) been onze woning betrad. Ik zag dat de buurvrouw iets in haar handen had. Ik zag de buurvrouw een soort van gooiende beweging maakte met haar hand, met het voorwerp welke ik dus had gezien die zij in haar hand had, ik heb niet gezien wat dat was.
Ik heb de buurvrouw bij haar bovenarmen licht beetgepakt en haar begeleidt naar de deur opening om haar zo mijn woning uit te krijgen, hierbij gebruikte ik ook lichtjes mijn bovenbeen. Ineens voelde ik dat ik opzettelijk en met kracht een harde klap kreeg tegen mijn gelaat, ik wist eigenlijk niet wat er gebeurde, ik had niet direct door dat ik een klap kreeg, maar ik voelde pijn aan mijn mond en ik proefde de smaak van bloed in mijn mond, ik was ook mijn bril kwijt, welke in op had.
Ik kan u ook vertellen dat ik direct duizelig was en wist niet wat er mij overkwam.
Vervolgens zag ik ineens de buurman staan, ik zag dat hij zich in mijn voortuin bevond, net voor de voordeur. Ik had direct door dat ik opzettelijk een klap had gehad van de buurman.
Mijn echtgenote zag dat de buurman al weer in de houding stond om nog een klap te geven, echter dit is niet gebeurd. Mijn echtgenote heeft hierna direct de politie gebeld. Ik heb de buurman en buurvrouw gezegd om mijn terrein direct te verlaten, ik hoorde hun alleen maar schreeuwen en gillen, wat er allemaal gezegd is weet ik niet meer. Ik weet niet hoeveel keer ik heb gezegd dat ze weg moesten gaan, ik heb volgens mij letterlijk gezegd:"Ga direct van mijn terrein af, wegwezen." Uiteindelijk zijn de buurvrouw en buurman wel weggegaan.
De politie is wederom ter plaatse geweest en heeft met ons en met de buren gesproken.
Ik kan u vertellen dat ik een scheur in mijn onderlip heb opgelopen. Ook kan ik u vertellen dat in de envelop allemaal sigarettenpeuken zaten, welke de buurvrouw dus opzettelijk door onze gang heeft gegooid.
(…)"
2.4. Een op 17 september 2009 door [persoon 2] tegen [eiser] gedane aangifte terzake eenvoudige mishandeling vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Ik woon samen met mijn man en twee (2) kinderen op de [adres 2] te Rotterdam. Wij wonen daar al zestien (16) jaar.
Wij wonen ook al zestien jaar naast dezelfde buren van [adres 1]. Wij hebben al die jaren geluidsoverlast van deze buren gehad.
De buren maken veel lawaai door middel van harde muziek, geur van wiet in de tuin, geluidsoverlast van de brommers van de buren en overlast van het geluid van een soort drilboor.
Deze overlast hebben wij nooit bij de politie gemeld. Wij wilden al deze overlast onderling uitpraten. Na de gesprekken ging het dan een paar dagen goed om vervolgens weer terug te vallen in het oude ritme van overlast.
Onze woning is een eengezinswoning met een balkon op de derde verdieping. Aan de linkerkant zit het balkon van de buren. Sinds enige tijd vinden wij met grote regelmaat sigarettenpeuken op ons balkon. Deze liggen altijd aan de kant van de buren van [adres 1].
Wij hebben hier de buren niet op aangesproken maar wij hebben de politie hiervoor gebeld. Wij hebben gesproken met buurtagent [persoon 3]. [persoon 3] kon ons echter niet helpen en gaf aan dat wij dit onderling moesten uitzoeken.
Wij hebben de peuken in een enveloppe bewaard als bewijsmateriaal. De buren zijn in augustus op vakantie gegaan en in deze tijd hadden wij geen sigarettenpeuken meer op balkon.
Eind augustus kwamen de buren weer terug van vakantie. Daags na hun terugkomst vonden wij weer sigarettenpeuken op ons balkon.
Wederom hebben wij de sigarettenpeuken bewaard. We hebben weer de politie gebeld maar deze konden wederom niets voor ons doen.
Op 2 september 2009 omstreeks 19:30 uur hebben wij gewacht tot de buren thuis kwamen.
Ik zag dat de buurman en de buurvrouw aan kwamen lopen en liep naar de voordeur van [adres 1]. Ik had de enveloppe met de sigarettenpeuken in mijn rechterhand. Ik zag dat de buurvrouw de sleutel in het slot deed en de deur open duwde. Ik deed de enveloppe open en gooide de sigarettenpeuken op de deurmat van de buren. Ik zei tegen de buren: "hou je spullen bij je, we willen ze niet meer zien op ons balkon" of woorden van gelijke strekking.
Ik stond achter de buurvrouw en met mijn rug naar de buurman. Ik voelde plotseling dat ik kennelijk opzettelijk en met kracht bij mijn schouders werd beetgepakt van achter vandaan.
Ik voelde dat ik een knietje kreeg tegen mijn rechterbeen. Ik voelde een stekende pijn in mijn been.
Ik wankelde en viel op de grond. Ik zag dat de buurman het knietje had gegeven. Ik hoorde dat de buurman tegen mij zei:"nu moet je uit gaan kijken voor mij" of woorden van gelijke strekking.
Ik zag dat mijn man naast de buurman stond. Ik zag dat de buurman opzij viel. Ik heb niet gezien waardoor de buurman viel. Mijn man heeft mij later wel verteld dat hij de buurman een duw had gegeven. Ik ben opgestaan en ben samen met mijn man naar binnen gegaan. Eenmaal thuis hebben wij de politie gebeld en deze zijn ter plaatse gekomen.
Ik wil u tevens nog vertellen dat de buren na dit voorval bij diverse andere buren flyers in de bus hebben gedaan waarop leugens over mijn man en mijzelf stonden. Ik heb een voorbeeld van deze brief al eerder op het politiebureau afgegeven.
(…)"
2.5. Een op 23 april 2011 door [persoon 1] tegen [gedaagde] gedane aangifte terzake eenvoudige mishandeling vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Ik bewoon een rijtjeswoning welke aan de voorzijde een berging met daar over heen tot aan de stoep een carport.
De carport wordt gedeeld met de buren welke wonen [adres 2] te Rotterdam. Het gedeelte van de carport welke bij mijn woning behoort is afgescheiden van het gedeelte van de buren door een ijzeren hek van ongeveer 1 meter hoog. Dit hek is in november 2010 daar geplaatst op advies van de buurtagent. Ik zal in het vervolg van de aangifte de buurman [gedaagde] en de buurvrouw [persoon 2] noemen.
Ik en mijn man hebben sinds april 2009 problemen met de buren die wonen op [adres 2]. Er wordt door [persoon 2] vaak tegen mij en mijn man gescholden. Dat gebeurt terwijl wij uit de auto stappen en naar onze woning toelopen. Dit gebeurt ook als wij in de tuin zitten. In september 2010 heeft er een mishandeling tussen mijn man en [gedaagde] plaats gevonden. Vanaf die tijd zijn mijn man en ik regelmatig door [gedaagde] en [persoon 2] uitgescholden. Tegenwoordig worden wij ook door hun kinderen, welke ongeveer 2 en 4 jaar oud zijn, uitgescholden.
Ik heb geen idee waarom wij door de buren worden uitgescholden.
Op zaterdag 23 april 2011, waren mijn man en ik naar de Gamma geweest om tuinaarde te halen. Toen wij terug kwamen, heeft mijn man de auto bij de brandgang neer gezet om de zakken tuinaarde achterom naar onze tuin te brengen. Ik ben naar de voorzijde van mijn woning gelopen om via de voordeur naar binnen te gaan. Ik kon dan de poort van de tuin bij de brandgang openen zodat mijn man in de tuin kon.
Terwijl mijn man en ik met de zakken tuinaarde naar onze tuin aan het lopen waren, komt [persoon 2] met de 2 kinderen langs onze auto lopen. Ik hoorde dat de kinderen ons uitscholden. Ik hoorde dat zij zeiden:
"Sukkels, stomkop, lijers". Ik zei daarop tegen [persoon 2] dat zij haar kinderen wat beter op moest voeden.
Ik zag dat [persoon 2] naar de voorzijde van de woning liep en ik zag dat [gedaagde] naar ons toe kwam lopen. [gedaagde] stond naast onze auto waarvan het rechterachterportier open stond en waar ik mij op dat moment ook bevond.
Ik hoorde dat [gedaagde] tegen mij zei: "Ga jij met mijn kinderen praten" en ik zag en voelde dat [gedaagde] het rechterachterportier van mijn auto dicht gooide waardoor mijn linkerarm bekneld kwam te zitten.
Ik zag en hoorde dat [gedaagde] scheldend en tierend naar de voorzijde van zijn woning liep. Mijn man heeft daarop de auto op onze uit/inrit geparkeerd, voor het keukenraam. Wij zijn samen uitgestapt en wij wilden ons huis binnen gaan. Ik hoorde dat [gedaagde] nog steeds aan het schelden was terwijl hij op zijn eigen gedeelte van zijn inrit stond, onder de carport.
Plotseling zag ik dat [gedaagde] een buggy over het hek wat onder de carport staat, op onze in/uitrit gooide.
Ik zei toen tegen [gedaagde]: "Je komt de buggy niet ophalen, dit is ons terrein".
Ik zag dat [gedaagde] toch om het hek heen kwam lopen en onze uit/inrit opliep. Ik dacht dat [gedaagde] richting de buggy zou lopen om deze op te halen.
Maar ik zag dat [gedaagde] naar mijn man, welke ook op de in/uitrit stond, liep en ik zag dat [gedaagde] mijn man met zijn vuist een stomp in zijn gezicht gaf. Ik zag dat [gedaagde] mijn man nog een stomp aan de andere kant van zijn gezicht gaf, waardoor mijn man begon te bloeden. Ik zag dat mijn man zich begon te verweren en [gedaagde] ook begon te slaan.
Ik zag dat mijn man en [gedaagde] aan het vechten waren.
Ik stond op dat moment met mijn rug naar de straat de vechtpartij te bekijken. Toen zag ik dat [gedaagde] naar mij toe kwam lopen en ik zag en voelde dat [gedaagde] mij een klap in mijn gezicht gaf. [gedaagde] sloeg mij opzettelijk in mijn gezicht, ik probeerde te bukken om de klap te ontwijken. Ik voelde dat door de klap van [gedaagde] mijn gezicht begon te gloeien. Terwijl ik bukte voelde ik dat iemand mij aan mijn haar aan de achterkant van mijn hoofd vastgreep. Ik draaide mij om en ik zag dat [persoon 2] dit deed.
Ik voelde dat [gedaagde] en [persoon 2] mij opzettelijk op mijn rug, gezicht en armen sloegen en ik voelde dat [persoon 2] mij aan mijn haar trok. Ik voelde dat [gedaagde] mij opzettelijk met zijn elleboog in mijn rug en nek "hakte". Ik voelde daardoor pijn in mijn rug en nek.
(…)"
2.6. Een op 16 mei 2011 door [persoon 2] tegen [eiser] en [persoon 1] gedane aangifte terzake eenvoudige mishandeling, vernieling auto en bedreiging vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Mijn zoon is net 3 jaar geworden en mijn dochter is 4 jaar oud. We leven al ongeveer 2 jaar in onmin met onze buren van [adres 1], te [eiser], zijn vrouw [persoon 1] en hun 20-jarige zoon.
Op zaterdag 23 april 2011 is een en ander geëscaleerd en mijn man en de buurman zijn allebei aangehouden en mijn man is weer gebeld om deze week te verschijnen bij de buurtagent, omdat onze buren kennelijk weer iets gemeld hebben over ons.
Ik heb het maatschappelijk werk ingeschakeld, omdat ik na het incident zo van slag was en ik weet gewoon niet hoe ik hiermee moet omgaan, omdat het mijn leven beheerst.
Ik ben er dan ook niet eerder toe gekomen om aangifte te doen en het is absoluut onze stijl niet om de politie in te schakelen, maar helaas kunnen we nu niet anders.
Wij hebben ons huis al ruim anderhalf jaar te koop staan, want we willen rustig ons leven kunnen leiden.
Op zaterdag 23 april 2011 was mijn man [gedaagde] in de voortuin van onze woning bezig.
Hij was de berging aan het uitruimen en een kinderzitje op mijn nieuwe fiets aan het plaatsen.
Ik liep achter de kinderen, die een rondje om de huizen aan het fietsen waren.
Ik zag dat de buren van [adres 1] hun auto aan de zijkant van de huizen hadden staan en dat ze bezig waren met het uitladen van tuinspullen.
Mijn kinderen zijn bang voor de buren en noemen hen "boeven".
Terwijl mijn dochter langs de buurvrouw fietste, zag en hoorde ik dat de buurvrouw in het gezicht van mijn dochter begon te schelden en ik hoorde dat ze zei: "Je bent een kutkind, een poepchinees, spleetoog en je bent niet opgevoed".
Ik werd zo kwaad dat de buurvrouw zo stond te schelden tegen mijn dochter, dat ik riep: "Je houdt je bek tegen mijn kinderen"!
Ik vond het zo erg voor mijn kinderen dat ik wegliep en ik zag dat de buurvrouw, mevrouw [persoon 4], van [adres 3], op mij af kwam lopen. Ze was kennelijk op de herrie afgekomen en ik hoorde haar zeggen tegen mij: "Zijn ze weer bezig"?
Mevrouw [persoon 4] is geen vriendin van mij, maar we zeggen elkaar altijd gedag en soms maken we een praatje.
Ik bleef even met haar in haar tuin staan praten en ik hoorde de buurvrouw nog steeds schelden naar mij.
Mijn man kwam ook nog even kijken of alles goed was met mij en de kinderen en ik zag dat hij weer verder ging in onze voortuin. Ik zag dat de buren hun auto hun voortuin binnen reden en ik zag en hoorde hen schelden naar mijn man.
Vervolgens zag ik dat onze buggy in de voortuin van de buren lag en dat de buurman behoorlijk agressief op de buggy aan het stampen was. Het is mij onbekend hoe onze buggy in de tuin van de buren is gekomen, want deze lag in onze eigen tuin op de vuilnisbak.
Onze buren hebben in onze gezamenlijke carport een hek geplaatst; volgens ons was dit ook een pesterij, want mijn man heeft een brede auto en vanwege het hek kan het autoportier niet meer open, zodat hij niet meer in de carport kan staan.
Ik zag dat mijn man, vanwege het hek, omliep en de tuin van de buren wilde betreden, kennelijk om de buggy terug te pakken.
Ik hoorde schreeuwen dat mijn man niet in hun tuin mocht komen en op de openbare weg, ter hoogte van ons huis, zag ik dat ze beiden op mijn man afstormden en ik zag dat mijn man door de buurman van voren werd aangevallen en ik zag dat de buurvrouw mijn man aan zijn achterzijde aan het slaan en trappen was.
Ik rende naar de buurvrouw en ik trok haar weg bij mijn man.
De buurvrouw draaide zich om en ik zag de agressie in haar ogen en ondertussen pakte ze mij met beide handen vast bij mijn haren en ik deed dit ook bij haar.
Ik stond met mijn hoofd gebogen en ik voelde dat de buurvrouw mij opzettelijk en met kracht hard tegen mijn benen trapte en ik voelde een enorme pijn, ook op mijn hoofd.
Ik hoorde de buurvrouw van [adres 3] schreeuwen: "Laat los'!
Toen de buurvrouw mij uiteindelijk losliet, zag ik dat er plukken haar uit mijn hoofd getrokken waren en ik wilde naar binnen lopen om de politie te bellen.
Ik voelde ook pijn in mijn gezicht, omdat de buurvrouw mij ook had gekrabbeld.
Terwijl ik naar mijn voordeur liep, zag ik dat de buurman zijn tuin inliep, onze buggy oppakte en deze op de motorkap van mijn auto smeet, waarbij hij ook mijn fiets raakte, welke tegen de linkerzijde van mijn auto aanviel.
Mijn auto stond in de carport geparkeerd en ik zag later dat er diverse deuken in de motorkap zaten van mijn Suzuki Swift, voorzien van het kenteken [kenteken 1]
Ook zaten er diverse diepe krassen op de motorkap en door het vallen van mijn fiets waren ook het linkervoor- en achterportier behoorlijk bekrast.
De buren van [adres 3] en [adres 4] waren op de herrie afgekomen en hebben ook gezien dat de buggy door de buurman op mijn auto gesmeten werd.
Ik weet niet of de getuigen een verklaring af willen leggen bij de politie, omdat zij misschien bang zijn voor de buren, maar zij zijn in ieder geval getuige geweest van het incident en zij hebben voor mijn autoverzekering beiden een verklaring ingevuld.
Ik ben naar de huisarts gegaan, omdat ik een bloeduitstorting op de voor/binnenzijde van mijn linkerbovenbeen had van 20 bij 10 centimeter en ik had hier erg veel pijn aan.
Ik heb hier foto's van gemaakt en deze zal ik u zo spoedig mogelijk doen toekomen om bij het Proces-verbaal te voegen.
Ook had ik een wondje aan de bovenzijde van mijn neus, alsmede had ik een open wondje aan de bovenzijde van mijn linkervoet.
Ik ben ten einde raad, omdat dit mijn leven beheerst.
(…)
De buurman heeft mijn man ook al vele malen bedreigd en hij zegt dan altijd hetzelfde.
Ik hoor hem dan schreeuwen:"Ik breek je dunne nekkie en ik maak je af en dan neem ik je wijf te grazen".
Ik voel me ook daadwerkelijk bedreigd, want deze mensen zijn gewoon gek en onvoorspelbaar.
Ik vind het verschrikkelijk, ook omdat mijn kinderen overal getuige van zijn geweest en hier inmiddels een trauma door hebben opgelopen.
(…)"
2.7. [gedaagde] is op 23 april 2011 als verdachte van het mishandelen van [eiser] verhoord. De door hem afgelegde verklaring vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
U wordt verdacht van het mishandelen van uw buurman? Wat kunt u daarover verklaren?
Het was puur uit noodweer.
Ik woon samen met mijn vrouw en kinderen in de [adres 5] te Rotterdam. De woningen zijn in een zogenaamde "P" vorm gebouwd. Dat betekent dat de omliggende straten om ons huis tevens vallen onder de straatnaam [adres 5]
Ik had vandaag een fiets voor mijn vrouw gekocht. Ik had daarom alle fietsen uit mijn schuur gehaald zodat ik ze kon afstellen en zij, dus mijn vrouw en kinderen, een proefrit konden maken.
Terwijl mijn vrouw en kinderen een rondje reden kwamen zij de buurman van [adres 1] tegen. Deze buurman woont pal naast ons. Wij leven sinds de geboorte van mijn oudste dochter in onmin met deze buren. Wij hebben voor de geboorte van onze kinderen allebei gewerkt en hadden weinig contact met de buren. Na de geboorte van ons eerste kind besloot mijn vrouw thuis te blijven voor die kleine. Toen begonnen de pesterijen. Het begon eerst met muziek en toen boren tot 's avonds laat. Tevens gooiden zij sigarettenpeuken op mijn balkon. Ik vermoed dat zij dat waren, want ik heb het ze niet zien doen, maar ik weet wel dat zij allebei roken. Ik had hiervoor de politie erbij gehaald en zij hebben toen ook toegegeven dat zij degene waren die de wpeuken op mijn balkon gooiden. Ik heb hier eerdere meldingen van gedaan en zult u dit kunnen lezen in de computer.
Ik heb van alle eerdere situaties de politie altijd gebeld. Wij hebben ook met de buurtagent contact gehad, echter zonder het gewenste resultaat. Er is ook buurtbemiddeling voorgesteld. Ik heb dit geweigerd omdat ik niet het gewenste resultaat verwachtte. Ik heb sinds twee jaar mijn huis te koop staan. Ik wil heel graag verhuizen. Deze situatie is voor mij en mijn gezin niet meer vol te houden.
Vandaag fietsten dus mijn vrouw en kinderen een rondje. Zij kwamen de buren tegen. De buurman of buurvrouw stonden met hun auto in een zijstraat naast de woning. Terwijl mijn kinderen langsfietsten, maakte of de buurman of de buurvouw een beweging die ik kan uitleggen als zijnde "spleetogen". Door met zijn/haar beide handen de beide ogen naar buiten te trekken beelden zij dat uit. Tevens hebben zij tegen mijn dochter gezegd: "tjing tjang tjong. Pindachineesen". Mijn dochter was hier hevig door ontdaan. Toen mijn dochter dat tegen mij vertelde werd ik boos en ben ik op de buurman afgestapt en heb hem gezegd dat hij het niet meer in zijn hoofd moest halen om mijn kinderen lastig te vallen. De buurman zei toen dat ik mijn kind moest opvoeden.
Ik ben van Chinese afkomst en heb dus inderdaad amandelvormige ogen, maar hoef van de buurman niet te pikken dat hij mijn kinderen daarmee lastig valt. Tenslotte val ik hem ook niet lastig. Het is ook niet de eerste keer dat hij/zij dit doen.
Mijn vrouw stond, terwijl ik de buurman aansprak, met een buurvrouw uit diezelfde zijstraat in gesprek. Mijn vrouw en de buurvrouw hebben allebei gehoord dat ik de buurman aansprak.
Ik ben na dit gesprek terug gelopen naar mijn woning alwaar ik in de tuin verder ging met de fietsen. Ik had, omdat ik de schuur had opgeruimd, een buggy van mijn kinderen op de container geplaatst in de veronderstelling deze naderhand weer in de schuur te doen. De containers staan naast het hek van de buren. Het hek hebben zij sinds kort geplaatst.
De buggy viel van de container in de tuin van de buurman. Ik zag dat de buurman op de buggy stond te springen teneinde deze kapot te maken. Ik ben toen omgelopen om mijn buggy uit de tuin van de buren te halen. Ik hoorde de buurman zeggen: "jij komt mijn tuin niet in". Ik wilde mijn buggy en ben dus wel de tuin ingestapt. Ik was amper twee stappen in de tuin en zag dat zowel de buurman als de buurvrouw op mij afrenden. Ik zag dat de buurman zijn rechter arm optilde. Ik zag dat hij dit met gebalde vuist deed. Ik zag dat hij uithaalde mijn richting uit. Omdat ik aan racketbal en squash doe ben ik gewend snel te reageren. Ik ontweek die klap van de buurman. Ik probeerde mij te weren. Ik voelde dat ik de buurman raakte. Ik weet alleen niet waar ik hem geraakt heb. Ik zag dat de buurman nog een keer met zijn rechterhand en gebalde vuist uithaalde in de richting van mij. Ik ontweek wederom deze klap. Ik reageerde hier voor de tweede keer op door mij weer te verweren. Ik weet niet of ik hem toen geraakt heb. Ik zag dat hij na de tweede keer een stap achteruit deed. Ik zag dat de buurvrouw waarmee mijn vrouw in gesprek stond tussen ons in stond. Ik hoorde haar zeggen: "Stoppen met vechten, jullie zijn toch geen kinderen?"
Ik draaide mij toen om en zag dat mijn vrouw en de buurv[adres 1] aan elkaars haren trokken.
Ik heb ze uit elkaar gehaald. Ik ben samen met mijn vrouw terug gelopen naar mijn eigen tuin. Ik zag dat de buurman toen de buggy oppakte en deze met een zwaaibeweging in de richting van de auto van mijn vrouw gooide. Ik zag dat de buggy op de motorkap van de auto van mijn vrouw terecht kwam. Ik heb de auto bekeken en ik zag dat op de motorkap aan de bestuurderszijde wat lakschade in de vorm van krassen is ontstaan. Wij zijn toen ieder op ons eigen terrein gebleven en werd de politie door de buurvrouw, die bemiddeld, had gebeld."
2.8. Na het tweede incident zijn [eiser] en [gedaagde] beiden aangehouden op verdenking van het gepleegd hebben van een strafbaar feit. Beiden hebben een transactievoorstel van € 300,00 geaccepteerd en zijn vervolgens heengezonden.
2.9. [eiser] en [gedaagde] hebben beiden hun woning te koop gezet. [eiser] sedert september 2011. [gedaagde] al in 2009. [eiser] heeft na het incident van 23 april 2011 gedurende zes maanden met een derde van woning geruild. Nadien heeft hij een woning elders gehuurd. Die woning heeft hij inmiddels gekocht. De woning op het adres [adres 1] te Rotterdam stond ten tijde van de comparitie van partijen leeg.
3. Het geschil
In conventie:
3.1. [eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden de door deze geleden materiele en immateriële schade welke is ontstaan ten gevolge van de mishandeling van [eiser] door [gedaagde] in november 2009, welke schade bestaat uit:
- schade aan een bril ten bedrage van € 912,00;
- immateriële schade ten bedrage van € 1.750,00.
2. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden de door deze geleden materiele en immateriële schade welke is ontstaan ten gevolge van de mishandeling van [eiser] door [gedaagde] op 23 april 2011, welke schade bestaat uit:
- schade aan een bril ten bedrage van € 1.500,00;
- een verplicht eigen risico ten bedrage van € 170,00;
- reis- en parkeerkosten in verband met de behandeling van letsel ten bedrage van € 200,00;
- immateriële schade ten bedrage van € 32.000,00.
3. [gedaagde] en zijn minderjarige kinderen een contactverbod op te leggen in die zin dat het hen niet langer is toegestaan [eiser] aan te spreken, uit te schelden, zijn terrein te betreden, of hem op andere wijze lastig te vallen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke.
3.2. [gedaagde] voert verweer tegen deze vorderingen en concludeert tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.3. [gedaagde] vordert - na vermindering van eis - in reconventie:
1. [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 150,00;
2. te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, dat de camera's in de tuin van [eiser] vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis worden verwijderd en verwijderd worden gehouden, en dat deze camera's enkel mogen worden vervangen door vaste niet verstelbare camera's die enkel de tuin van [eiser] kunnen filmen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag indien niet wordt voldaan aan, en bij overtreding van het gebod;
3. [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4. [eiser] voert verweer tegen deze vorderingen.
In conventie en in reconventie:
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie:
4.1. [eiser] grondt zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Hij stelt daartoe dat [gedaagde] hem heeft mishandeld en dat hij als gevolg daarvan de door hem gestelde schade heeft geleden.
4.2. Bij dagvaarding stelt [eiser] dat hij in november 2009 en op 23 april 2011 door [gedaagde] is mishandeld. Uit de overgelegde producties blijkt echter dat zich twee incidenten hebben voorgedaan waarbij sprake was van fysiek contact tussen partijen. Dat was op 2 september 2009 en op 23 april 2011. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat met de in de dagvaarding gestelde mishandeling van november 2009 wordt gedoeld op het incident van 2 september 2009 dat hierna als het eerste incident zal worden aangeduid.
4.3. [eiser] heeft in de op 3 september 2009 door hem gedane aangifte van mishandeling door [gedaagde] - kort samengevat - het volgende verklaard over het incident van 2 september 2009 (zie hiervoor onder 2.3). Thuis gekomen van boodschappen doen liep [persoon 1] de woning in. Daarop betrad [persoon 2] "zeker met één been" ongevraagd de woning van [eiser]. Hij zag dat ze iets in haar handen had en dat ze een gooiende beweging maakte. Hierop pakte [eiser], die zich nog buiten zijn woning bevond, [persoon 2] licht beet bij haar bovenarmen en begeleidde hij haar naar de deuropening. Hierbij gebruikte hij ook "lichtjes" zijn bovenbeen. Vervolgens voelde hij pijn, proefde hij bloed in zijn mond en was hij zijn bril kwijt. Hij zag [gedaagde] net voor de voordeur staan en realiseerde zich dat hij een klap had gehad van [gedaagde].
4.4. [persoon 2] heeft over het incident verklaard dat zij door [eiser] van achteren met kracht bij haar schouders werd beetgepakt en een knietje tegen haar rechterbeen kreeg waardoor zij een stekende pijn in haar rechterbeen voelde en ten val kwam.
4.5. [gedaagde] heeft ter zitting van 20 december 2011 verklaard dat [eiser] [persoon 2] bij haar schouders vastpakte en haar een knietje gaf. Daardoor viel ze op de grond. [eiser] maakte daarna een beweging alsof hij [persoon 2] wilde schoppen. Toen heeft [gedaagde] hem een duw gegeven.
4.6. Uit de door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet afleiden dat [gedaagde] op 2 september 2009 een onrechtmatige daad jegens [eiser] heeft gepleegd. Vast staat dat [gedaagde] [eiser] op die dag een duw dan wel een klap heeft gegeven. Direct daaraan voorafgaand had [eiser] echter [persoon 2] vastgepakt en daarbij tevens - in zijn woorden - lichtjes zijn bovenbeen gebruikt.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van [persoon 2] die een envelop met peuken de woning van [eiser] in gooide volstrekt ongepast was. Niettemin vloeide daar voor [eiser] geen noodzaak uit voort om geweld tegen [persoon 2] te gebruiken. [eiser] had kunnen volstaan met [persoon 2] te sommeren om zijn erf te verlaten. Zo nodig had hij de politie kunnen inschakelen.
4.8. [gedaagde] heeft [eiser] één duw of klap gegeven nadat [eiser] ertoe was overgegaan geweld te gebruiken tegen de partner van [gedaagde], [persoon 2]. Door die klap of duw liep [eiser] een scheurtje in zijn lip op dat restloos is hersteld. Van door [gedaagde] gebruikt excessief geweld was geen sprake.
4.9. Voor zover al geoordeeld zou kunnen worden dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden onrechtmatig handelde, hebben de aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden in dermate grote mate tot zijn eigen - geringe - schade als gevolg van dit incident bijgedragen, dat wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten de eventuele vergoedingsplicht van [gedaagde] geheel vervalt.
4.10. Hetgeen [eiser] bij dagvaarding heeft gesteld over de brilschade als gevolg van de gestelde mishandeling is onjuist. Ter zitting van 20 december 2011 heeft [eiser] desgevraagd medegedeeld dat zijn bril tijdens het incident op de grond is gevallen waardoor één glas kapot is gegaan. De bij dagvaarding gestelde schade van € 912,00 heeft echter betrekking op de volledige kosten van vervanging in december 2010 van beide glazen van de bril voor glazen van een andere sterkte. Een niet door [eiser] bekend gemaakt gedeelte van dat bedrag heeft [eiser] bovendien vergoed gekregen via een verzekering.
4.11. Zoals blijkt uit de hiervoor - zie onder 2.5, 2.6 en 2.7- weergegeven verklaringen verschillen partijen ernstig van mening over de toedracht van het tweede incident.
4.12. Ter zitting van 20 december 2011 heeft [eiser] over het tweede incident verklaard dat er een buggy in zijn richting werd gegooid. [gedaagde] wilde die buggy terug hebben. Daartoe liep hij het erf van [eiser] op. Volgens [eiser] haalde [gedaagde] met twee klappen uit zodat [eiser] volledig was uitgeschakeld.
4.13. In de visie van [gedaagde] had hij een buggy die in zijn garage stond op een op zijn erf staande container gelegd terwijl hij bezig was met werkzaamheden aan fietsen. De buggy viel van de container op het erf van [eiser]. Daarna begon [eiser] daar op te stampen. [gedaagde] vroeg de buggy terug. [eiser] weigerde dat. [gedaagde] liep naar het erf van [eiser] met de bedoeling om de buggy op te halen, waarna [eiser] en [persoon 1] met slaande en schoppende bewegingen op hem af kwamen. [gedaagde] erkent dat hij [eiser] tweemaal heeft geslagen, maar in zijn visie verweerde hij zich beide malen slechts tegen de agressie die uitging van [eiser] en [persoon 1].
4.14. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. De bewijslast van die stelling rust krachtens de hoofdregel van het bewijsrecht op [eiser]. Uit de overgelegde producties kan dat bewijs niet, ook niet voorshands, worden geput. Weliswaar is het in het algemeen onrechtmatig om een ander te slaan, maar of dat in een concreet geval zo is, hangt af van de context.
4.15. Van onrechtmatig handelen is geen sprake indien degene die een ander slaat dat doet teneinde zichzelf (of een derde) te verdedigen tegen agressief gedrag van die ander of van anderen. Voor zover sprake is van zelfverdediging is echter ook relevant of de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit daarbij in acht zijn genomen. Anders gezegd: men mag zich verdedigen, maar die verdediging mag geen excuus zijn voor eigen agressief gedrag waarmee de grenzen van de noodzakelijke verdediging worden overschreden.
4.16. De onrechtmatigheidsvraag kan pas worden beantwoord zodra in rechte meer komt vast te staan over de precieze toedracht van het incident. Het ligt in de rede dat daartoe getuigen gehoord zullen moeten worden.
4.17. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat [eiser] zal worden opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden met betrekking tot de toedracht van het incident van 23 april 2011 waaruit is af te leiden dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
4.18. Ongeacht het resultaat van de bewijsvoering kan reeds worden vastgesteld dat de door [eiser] gevorderde schadevergoeding grotendeels niet toewijsbaar is.
4.19. Ter zitting van 20 december 2011 heeft [eiser] desgevraagd verklaard dat ook bij het tweede incident één glas van zijn bril kapot is gegaan. Betreffende bril is nog niet gerepareerd. De schade aan de bril - één te vervangen glas - betreft uiteraard niet het bij dagvaarding gestelde schadebedrag van € 1.500,00. Dat bedrag ziet op de kosten van een volledige bril. Dat wil zeggen inclusief montuur en glazen.
4.20. Het als schadepost gestelde eigen risico van een zorgverzekering ten bedrage van € 170,00 vormt geen schade. [eiser] heeft ter zitting erkend dat hij ook zonder dit incident het eigen risico over 2011 zou hebben moeten voldoen. [eiser] lijdt aan diabetis en epilepsie en maakt in verband daarmee jaarlijks medische kosten die reeds meebrengen dat het eigen risico voor zijn rekening komt.
4.21. De gestelde reis- en parkeerkosten in verband met de behandeling van letsel ten bedrage van € 200,00 zijn niet gespecificeerd. Het is niet zonder meer aannemelijk dat kosten tot die omvang zijn gemaakt. Dat bedrag is derhalve in ieder geval niet volledig toewijsbaar.
4.22. De feiten en omstandigheden waarvan na de zitting en op basis van de overgelegde producties kan worden vastgesteld dat zij zich hebben voorgedaan, rechtvaardigen geen toekenning van een vergoeding in verband met immateriële schade (smartengeld) van de orde van grootte van het gevorderde bedrag van € 32.000,00.
4.23. Smartengeld vormt een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Tevens dient bij de begroting te worden gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Daarbij dient uiteraard de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding in aanmerking te worden genomen.
4.24. De blijvende fysieke gevolgen van het letsel dat [eiser] bij het incident heeft opgelopen zijn aanmerkelijk minder ernstig dan bij dagvaarding is gesteld. De bij dagvaarding ingenomen stelling dat het zicht van [eiser] nimmer volledig zal terugkeren, is onjuist. Uit de op verzoek van de rechtbank overgelegde medische informatie blijkt dat [eiser] op 23 april 2004 op de SEH van het Erasmus MC werd gezien in verband met een oogkasbodemfractuur links met een geringe dislocatie. De visus was echter ongestoord. Wel was de sensibiliteit van de nervus infra orbitalis links gestoord, in de zin dat er verminderd gevoel was. Besloten werd om [eiser] niet te opereren. Bij poliklinische controles op 17 mei 2011 en 13 september 2011 werden geen afwijkingen aangetroffen, behoudens een blijvend verminderd gevoel in de linkerwang, bovenlip en neusvleugel. [eiser] werd uit de controle ontslagen.
4.25. Uit de door [eiser] overgelegde foto's blijkt dat de twee klappen die [gedaagde] [eiser] heeft gegeven weliswaar letsel hebben veroorzaakt, maar geen (ernstige) blijvende littekens in het gelaat van [eiser].
4.26. [eiser] heeft erop gewezen dat hij lijdt aan epilepsie, maar dat hij tot oktober 2010 al geruime tijd geen medicijnen meer hoefde te gebruiken. Omstreeks oktober 2010 heeft [eiser] echter weer een epilepsieaanval gehad. Hij wijt dat aan de spanningen die hij toerekent aan [gedaagde]. Wat daarvan ook zij, de oorzaak kan in ieder geval niet gelegen zijn in het incident van 23 april 2011. Een epilepsieaanval kan immers niet het gevolg zijn van een gebeurtenis die een half jaar later plaatsvindt.
4.27. Iedere verdere beslissing in conventie zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de bewijsvoering.
4.28. [gedaagde] grondt zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Hij stelt dat [eiser] zijn auto heeft beschadigd door daar een buggy op te gooien. Het gevorderde bedrag, dat ter zitting is verminderd van € 1.719,61 tot € 150,00, betreft de door [gedaagde] in verband met het herstel van de schade verschuldigde eigen bijdrage. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat zijn belang bij behandeling van zijn eerstgenoemde vordering groter is dan het thans gevorderde bedrag van € 150,00 omdat de uitkomst van de procedure op dit punt ook gevolgen zou kunnen hebben voor de no-claim korting op zijn verzekering.
De vordering ertoe strekkende dat de camera's die [eiser] op zijn erf heeft aangebracht dienen te worden verwijderd, althans dienen te worden vervangen door een ander type, grondt [gedaagde] op de stelling dat [eiser] zijn privacy schendt doordat de camera's (ook) op het perceel van [gedaagde] kunnen filmen. [gedaagde] heeft geen bezwaar tegen het eventueel doen aanbrengen door [eiser] van vaste camera's die niet (mede) het perceel van [gedaagde] (kunnen) filmen.
4.29. [eiser] heeft ontkend dat hij een buggy op de auto van [gedaagde] heeft gegooid. Hij heeft aangevoerd dat hij na het incident is afgevoerd met een ambulance en dat hij de buggy niet heeft aangeraakt.
4.30. Op [gedaagde] rust de bewijslast ter zake van de aan zijn vordering ten grondslag gelegde stelling dat [eiser] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door een buggy op zijn auto te gooien. [gedaagde] zal worden opgedragen die stelling te bewijzen.
4.31. Voor wat betreft de door [eiser] aangebrachte camera's blijkt reeds uit de door [eiser] overgelegde foto's dat daarmee niet alleen het erf van [eiser] in beeld kan worden gebracht, maar ook de openbare weg en een gedeelte van het erf van [gedaagde]. Het aanwezig en in gebruik hebben van dergelijke camera's vormt een in beginsel niet gerechtvaardigde inbreuk op de privacy van [gedaagde].
4.32. Iedere verdere beslissing in reconventie zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de bewijsvoering.
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie en in reconventie:
5.1. draagt [eiser] op te bewijzen feiten en omstandigheden met betrekking tot de toedracht van het incident van 23 april 2011 waaruit is af te leiden dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld,
5.2. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [eiser] op 23 april 2011 een buggy op zijn auto heeft gegooid,
5.3. bepaalt dat indien een van of beide partijen dit bewijs wil(len) leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. C. Bouwman,
5.4. bepaalt dat indien te horen getuigen over beide bewijsopdrachten kunnen verklaren zij zoveel mogelijk in één zitting over beide bewijsopdrachten zullen worden gehoord,
5.5. bepaalt dat de advocaten van beide partijen binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moeten doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan die zijde in de volgende vijf maanden, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.(
1729/2148