ECLI:NL:RBROT:2012:BV3617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378977 / HA ZA 11-1217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal bevoegdheidsincident en forumkeuze in vervoerovereenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een internationaal bevoegdheidsincident tussen Samskip Multimodal Container Logistics B.V. en een Duitse gedaagde. De rechtbank diende te oordelen over de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vordering van Samskip tot betaling van openstaande vrachtfacturen, die voortvloeide uit vervoerovereenkomsten tussen partijen. De vordering van Samskip bedroeg € 151.407,19, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde had in Duitsland een tegenvordering ingesteld, waarin zij stelde dat Samskip geen aanspraak kon maken op betaling van deze facturen.

De rechtbank Rotterdam moest zich buigen over de vraag of er sprake was van een geldige forumkeuze en of de CMR-regelgeving van toepassing was. Samskip stelde dat de gedaagde had ingestemd met een forumkeuze in de opdrachtbevestigingen, terwijl de gedaagde betwistte dat er een dergelijke overeenkomst bestond. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de gedaagde de forumkeuze had aanvaard, en dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was om van de vordering kennis te nemen.

De rechtbank hield echter de uitspraak aan in afwachting van bewijslevering door Samskip, waarin zij moest aantonen dat zij de gedaagde een opdrachtbevestiging had gestuurd met de forumkeuze. De rechtbank merkte op dat de uitkomst van de bewijslevering bepalend zou zijn voor de uiteindelijke beslissing over de bevoegdheid. Dit vonnis is gewezen op 8 februari 2012 en is openbaar uitgesproken door mr. A.N. van Zelm van Eldik.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 378977 / HA ZA 11-1217
VONNIS van 8 februari 2012 (bij vervroeging)
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAMSKIP MULTIMODAL CONTAINER LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat mr J.F. van der Stelt,
- tegen -
[gedaagde],
gevestigd te Olpe, Duitsland,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr R.W.J.M. te Pas.
Partijen worden hierna aangeduid als "Samskip" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken waarvan de rechtbank heeft kennisgenomen:
- dagvaarding d.d. 20 april 2011 en de door Samskip overgelegde producties;
- incidentele conclusie tot onbevoegdheid, tevens houdende incidentele conclusie tot
aanhouding;
- conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties;
- akte uitlaten producties aan de zijde van [gedaagde];
- antwoordakte aan de zijde van Samskip, met productie;
- rolbeschikking van 23 november 2011 waarbij pleidooi is toegestaan;
- de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde pleitnotities en de door partijen voor het
pleidooi toegezonden producties (excelsheets en Klage aan de zijde van [gedaagde],
producties 13, 14 en 15 aan de zijde van Samskip).
1.2 Partijen hebben hun standpunten in het incident doen bepleiten door hun raadslieden, mr J.J. van de Velde en mr R.W.J.M. te Pas, die zich daarbij bedienden van pleitnotities.
1.3 Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feitelijke uitgangspunten
2.1 In dit stadium van de procedure kan van de volgende feiten worden uitgegaan:
(a) Samskip was tot 3 oktober 2006 geregistreerd onder de naam [bedrijf 1]; ook waar wordt verwezen naar gebeurtenissen vóór die datum betreffende [bedrijf 1] zal deze worden aangeduid als Samskip;
(b) in de periode van 2005 tot en met 2009 heeft Samskip in opdracht van [gedaagde] een groot aantal (weg)transporten van beladen containers uitgevoerd vanaf verschillende locaties in Duitsland, Italië, Nederland, België en Frankrijk naar verschillende locaties in het Verenigd Koninkrijk en Ierland; betreffende haar opdrachten zond [gedaagde] aan Samskip telkens een "Transportauftrag";
(c) op al deze transporten was de CMR van toepassing;
(d) Samskip heeft aan [gedaagde] voor de uitgevoerde transporten facturen gezonden; een deel van deze facturen is door [gedaagde] onbetaald gelaten; volgens Samskip gaat het om een bedrag van in totaal € 151.407,19;
(e) op 25 augustus 2010 heeft [gedaagde] bij het Landgericht Siegen in Duitsland een "Klage" tegen Samskip ingediend, die op 29 oktober 2010 aan Samskip is betekend; in die procedure vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat Samskip jegens [gedaagde] geen aanspraak kan maken op betaling van openstaande facturen ten bedrage van
€ 151.407,19 en wel omdat de vorderingen van Samskip zijn verjaard ofwel omdat de vorderingen ongegrond zijn, reeds zijn voldaan of met tegenvorderingen zijn verrekend;
(f) het Landgericht Siegen heeft op 20 januari 2012 twee uitspraken gedaan: in een "Urteil" heeft zij - kort gezegd - de vordering van [gedaagde] afgewezen voor zover deze zag op transporten waarbij de plaats van inontvangstneming van de goederen niet in Duitsland was gelegen en wel omdat tussen partijen geen forumkeuze voor de rechter in Siegen gold en deze evenmin aan een andere toepasselijke bevoegdheidsgrond rechtsmacht kon ontlenen; in een "Beschluss" heeft zij de procedure voor zover deze - in de kennelijke visie van het Landgericht - zag op transporten die waren aangevangen in het rechtsgebied van een aantal andere Duitse gerechten naar deze gerechten verwezen.
3. De vordering van Samskip in de hoofdzaak
3.1 De vordering luidt, verkort weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 151.407,19, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten ad € 22.711,08 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding en de nakosten.
3.2 Samskip heeft aan de vordering - kort en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
(a) wegens onbetaald gelaten facturen voor door Samskip in opdracht van [gedaagde] uitgevoerde transporten heeft Samskip in hoofdsom een bedrag te vorderen van
€ 151.407,19;
(b) dit bedrag moet worden vermeerderd met contractuele dan wel wettelijke rente en met buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 22.711,08 dan wel € 2.842,-.
4. De incidentele vordering van [gedaagde]
4.1 De vordering van [gedaagde] strekt ertoe, verkort weergegeven, dat bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: de vordering van Samskip wordt afgewezen;
subsidiair: de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van de vordering van Samskip kennis te nemen;
meer subsidiair: de rechtbank de zaak aanhoudt totdat de rechter in de Duitse procedure haar bevoegdheid heeft vastgesteld;
uiterst subsidiair: de rechtbank de zaak aanhoudt totdat de Duitse rechter vonnis heeft gewezen.
4.2 [gedaagde] heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd:
(a) de rechtbank Rotterdam dient zich onbevoegd te verklaren; ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden die op de transportopdrachten van [gedaagde] zijn vermeld is de rechter van de Duitse "Sitz" van [gedaagde] bevoegd; voor een deel van de opdrachten geldt dat de plaats van inontvangstneming of aflevering in Duitsland is gelegen, zodat de Duitse rechter rechtsmacht heeft op basis van art. 31 CMR; de Nederlandse rechter is in deze niet bevoegd;
(b) voor zover de rechtbank zich bevoegd zou achten dient de zaak overeenkomstig
art. 27 EEX-Vo te worden aangehouden totdat de Duitse rechter zijn bevoegdheid in de aldaar eerder aanhangig gemaakte procedure over dezelfde vordering en berustend op dezelfde oorzaak heeft vastgesteld; indien deze zich bevoegd acht, moet de Rotterdamse rechtbank zich onbevoegd verklaren;
(c) in elk geval is sprake van samenhangende vorderingen, zodat op grond van
art. 28 EEX-Vo de onderhavige procedure zou moeten worden aangehouden teneinde tegenstrijdige vonnissen te voorkomen.
5. Het verweer van Samskip
5.1 Het verweer van Samskip strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
5.2 Samskip heeft daartoe, in het kort, aangevoerd:
(a) na ontvangst van de transportopdrachten van [gedaagde] stuurde Samskip aan [gedaagde] telkens een opdrachtbevestiging met daarin de bepaling "Gerichtstand: Rotterdam", waartegen nooit bezwaar is gemaakt; bovendien werd in de opdrachtbevestiging verwezen naar de algemene voorwaarden van Samskip met een exclusieve forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam; de aanwijzing van de rechter van [gedaagde]'s Duitse vestigingsplaats in de transportopdracht werd telkens door de opdrachtbevestiging van Samskip verworpen; aldus is de rechtbank Rotterdam bevoegd;
(b) bevoegdheid kan ook worden ontleend aan art. 5 lid 1 EEX-Vo, nu de verbintenis tot betaling van de vracht in Rotterdam moet worden uitgevoerd;
(c) het gaat in de Duitse procedure niet om een vordering die berust op dezelfde oorzaak en die hetzelfde onderwerp betreft als de vordering van Samskip in de onderhavige procedure zoals bedoeld in art. 27 EEX-Vo;
(d) evenmin is sprake van samenhangende vorderingen in de zin van art. 28 EEX-Vo; het Landgericht Siegen zal geen inhoudelijk oordeel geven omtrent [gedaagde]'s vordering.
6. De beoordeling van de incidentele vordering
6.1 De primaire incidentele vordering van [gedaagde] ziet kennelijk op de hoofdzaak en zal daarom hier onbesproken blijven.
6.2 Voor de subsidiaire vordering van [gedaagde] moet worden beoordeeld of de rechtbank Rotterdam rechtsmacht heeft om van de vordering van Samskip kennis te nemen. Op de rechtsverhouding van partijen is de CMR van toepassing. Tevens valt het geschil binnen het materiële en formele toepassingsgebied van de EEX-Vo. Voor de rechtsmacht is bepalend de exclusieve bevoegdheidsregeling van art. 31 lid 1 CMR, die ingevolge art. 71 EEX-Vo als bijzondere regeling voorgaat boven de regels van de EEX-Vo. Dat betekent dat de bevoegdheidsgrond van art. 5 lid 1 EEX-Vo niet aan de orde komt.
Wel valt aan te nemen dat de vormvereisten die art. 23 lid 1 EEX-Vo stelt aan een forumkeuze ook gelden ten aanzien van het in art. 31 lid 1 CMR bedoelde beding tussen partijen waarbij een gerecht als bevoegd wordt aangewezen. Bij samenloop van de CMR met de EEX-Vo worden de regels over de rechterlijke bevoegdheid van het bijzondere verdrag ingevolge art. 71 lid 1 EEX-Vo onverlet gelaten, maar dit bijzondere verdrag sluit toepassing van de EEX-Vo alleen uit voor zover het bijzondere verdrag een bepaalde rechtsvraag regelt en niet voor zover het deze niet regelt (vgl. HvJEG 6.12.1994, NJ 1995, 659, Tatry). De CMR geeft geen regels ten aanzien van de vorm van een dergelijk beding; daarvoor moet te rade worden gegaan bij andere regelingen (zie ook het commentaar op de CMR van R. Loewe; § 241). In art. 23 lid 1 EEX-Vo worden wel vormvoorschriften gegeven. Uit het arrest van het HvJEU van 4 mei 2010, NJ 2010, 482, TNT/AXA, blijkt dat - ondanks het bestaan van een regeling in een bijzonder verdrag - groot belang dient te worden toegekend aan de doelstellingen van de EEX-Vo en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, in het bijzonder die van voorzienbaarheid van rechterlijke bevoegdheid, rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling. De vormvoorschriften van
art. 23 lid 1 EEX-Vo zijn opgesteld in het belang van de rechtszekerheid door een uniforme regeling en deze dienen om te waarborgen dat sprake is van daadwerkelijke instemming van de belanghebbenden met de forumkeuze (vgl. HvJ EG/EU 24.6.1981, NJ 1981, 546, Elefanten Schuh/Jacqmain; 20.2.1997, NJ 1998, 565, MSG/Les Gravières Rhénanes; 16.3.1999, NJ 2001, 116, Castelletti/Trumpy).
6.3 Onderzocht moet worden of tussen partijen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van een bepaalde forumkeuze. Partijen hebben meegedeeld dat zij wensen dat deze vraag naar Nederlands recht wordt beoordeeld.
6.4 Partijen zijn het niet eens over de gang van zaken voor en bij het totstandkomen van een individuele vervoerovereenkomst. Volgens Samskip (bij conclusie van antwoord in het incident en bij pleidooi) zond [gedaagde] eerst aan haar een "Transportauftrag" en zond zij daarop aan [gedaagde] een opdrachtbevestiging, overeenkomstig de door haar bij dagvaarding respectievelijk als prod. 3 en prod. 2 overgelegde voorbeelden. Volgens [gedaagde] (bij pleidooi) werden de individuele transporten door [gedaagde] aan Samskip opgedragen per afzonderlijke transportopdrachten en is het niet juist dat [gedaagde] nog een aparte opdrachtbevestiging van Samskip ontving, doch werd het transport eenvoudigweg uitgevoerd en gefactureerd.
6.5 Tussen partijen kan als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] voor ieder transport aan Samskip een "Transportauftrag" stuurde, waarop stonden vermeld: de laad- en losdatum, de laad- en losplaats, het te vervoeren goed en een vrachtprijs. Tevens staat vast dat op dit stuk een groot aantal voorwaarden was afgedrukt, onder meer: "Entgegenstehende Geschäftsbedingungen, insbesondere ADSp und VBGL werden von uns nicht anerkannt. Gerichtsstand und Erfüllungsort für alle Leistungen und Streitigkeiten aus diesem Vertrag ist unser Sitz, soweit keine zwingenden gesetzlichen Bestimmungen entgegenstehen."
6.6 Samskip heeft als productie 2 bij dagvaarding twee stukken overgelegd, die volgens haar voorbeelden zijn van de opdrachtbevestiging voor een bepaald transport die zij telkens aan [gedaagde] toestuurde in reactie op een "Transportauftrag" van [gedaagde] voor dat transport.
In deze stukken is onder meer vermeld: "vielen Dank für Ihre Anfrage. Wir können wie folgt anbieten" met daarna een aantal gegevens, waaronder "Abgangsort", "Empfangsort" en het vrachttarief. Onderaan staat: "Das Angebot ist freibleibend bis Abschluss und versteht sich vorbehaltlich Equipmentverfügbarkeit. Es gelten die CMR und unsere AGB. Gerichtstand: Rotterdam."
6.7 Samskip heeft gesteld dat de "Transportauftrag" een aanbod was en haar opdracht-bevestiging een aanvaarding van dit aanbod, met dien verstande dat deze opdracht-bevestiging/aanvaarding op het punt van de forumkeuze en de verwijzing naar algemene voorwaarden afweek van de "Transportauftrag"/het aanbod, zodat haar aanvaarding krachtens art. 6:225 lid 1 BW als nieuw aanbod gold en als verwerping van het oorspronkelijke aanbod van [gedaagde]. Na ontvangst van deze opdrachtbevestiging heeft [gedaagde] nimmer de jurisdictieclausule daarop betwist. [gedaagde] moet daarom geacht worden die forumkeuze te hebben aanvaard, althans heeft zij bij Samskip het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij daarmee instemde, zodat partijen zijn overeengekomen dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was. Ook in de algemene voorwaarden waarnaar wordt verwezen staat een forumkeuze in die zin. Aldus Samskip.
6.8 [gedaagde] heeft aangevoerd dat, voor zover Samskip wel een opdrachtbevestiging zou hebben gezonden als reactie op haar "Transportauftrag", ingevolge art. 6:225 lid 3 BW aan de tweede verwijzing naar algemene voorwaarden geen werking toekomt.
6.9 Op Samskip rust de last te bewijzen dat zij in reactie op de "Transportauftrag" die [gedaagde] haar toestuurde voor ieder transport, met name ieder transport dat in deze procedure een rol speelt, aan [gedaagde] een opdrachtbevestiging heeft gestuurd met daarop het hiervoor onder 6.6 vermelde forumkeuzebeding "Gerichts[s]tand: Rotterdam". Dat dit het geval was, kan niet als vaststaand worden aangenomen op grond van de overweging in het "Urteil" van het Landgericht Siegen van 20 januari 2012 (p. 5) dat [gedaagde] zulks niet gemotiveerd heeft betwist. In de onderhavige procedure hebben beide partijen verschillende standpunten ingenomen over de tussen hen voor een opdracht gewisselde stukken. De rechtbank gaat uit van de stellingen bij pleidooi (zie 6.4). Er is geen sprake van een uitdrukkelijke erkenning door [gedaagde] dat het standpunt van Samskip juist is, noch van gezag van gewijsde van de vorenbedoelde overweging in het "Urteil".
6.10 Voor het geval dit bewijs wordt geleverd, wordt nu reeds het volgende overwogen, waarbij veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat Samskip telkens een opdrachtbevestiging met de hiervoor genoemde inhoud aan [gedaagde] heeft toegezonden in reactie op een voor een bepaald transport verstuurde "Transportauftrag".
Uitgangspunt is dat tussen partijen een groot aantal vervoerovereenkomsten tot stand is gekomen, waarbij zij het eens waren over de essentialia betreffende het vervoer (het te vervoeren goed, plaats van laden en lossen, data, vrachtprijs) en die zij ook hebben uitgevoerd.
Uit de bewoordingen aan het begin van de opdrachtbevestiging - zie hiervoor onder 6.6 - blijkt dat deze niet een eenvoudige aanvaarding inhoudt van de "Transportauftrag", doch dat deze eerder is bedoeld als en moet worden opgevat als een eigen aanbod van de zijde van Samskip. Dat het niet gaat om een aanvaarding van de bepalingen van de Transportauftrag blijkt bovendien uit het feit dat Samskip in de opdrachtbevestiging duidelijk te kennen geeft dat zij ten aanzien van de forumkeuze een afwijkend beding wenst: in plaats van het door [gedaagde] voorgestelde "Gerichtsstand (..) für alle (..) Streitigkeiten aus diesem Vertrag ist unser Sitz" wenst Samskip klaarblijkelijk "Gerichts[s]tand: Rotterdam", waarmee zij aangeeft dat zij dit voorstel van [gedaagde] afwijst en daartegenover een ander forumkeuzebeding wil overeenkomen.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarop heeft gereageerd en bezwaar heeft gemaakt tegen dit andere forumkeuzebeding. De transporten zijn vervolgens zonder meer uitgevoerd, kennelijk volgens de gegevens van de opdrachtbevestiging. Andere omstandigheden die hier van belang kunnen zijn ontbreken.
6.11 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank - overeenkomstig het onder 6.7 weergegeven standpunt van Samskip - tot de conclusie dat [gedaagde] telkens ermee instemde dat het vervoer werd uitgevoerd op basis van de voorwaarden genoemd in de opdrachtbevestiging, of dat Samskip in elk geval in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat [gedaagde] daarmee instemde, dit alles met inbegrip van het forumkeuzebeding "Gerichts[s]tand: Rotterdam".
6.12 [gedaagde] heeft zich beroepen op art. 6:225 lid 3 BW, waarin is bepaald dat indien aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verwijzen, aan de tweede verwijzing geen werking toekomt, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. Deze bepaling staat echter aan het hiervoor gegeven oordeel niet in de weg omdat dit oordeel is gebaseerd op de forumkeuzebedingen die in de gewisselde stukken zelf waren vermeld.
6.13 Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht en uit overgelegde stukken is gebleken, kan worden afgeleid dat partijen al vanaf 2005 jarenlang op deze wijze een groot aantal individuele vervoerovereenkomsten hebben gesloten en dat de onderhavige procedure betrekking heeft op de betaling van vracht die verschuldigd zou zijn op grond van vervoerovereenkomsten uit de periode maart 2006 tot en met februari 2009. Dat betekent dat hier - ook ten aanzien van de overeenkomst tot het aanwijzen van een rechter die bevoegd was geschillen betreffende die vervoerovereenkomsten te berechten - sprake was van een vorm die werd toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk waren geworden (art. 23 lid 1 aanhef en onder b EEX-Vo), zodat is voldaan aan het vormvereiste.
6.14 Het vorenstaande betekent dat - in het hier veronderstelde geval - ingevolge het door partijen overeengekomen forumkeuzebeding de rechtbank Rotterdam rechtsmacht heeft om te oordelen over de door Samskip ingestelde vordering, zodat dan de subsidiaire vordering van [gedaagde] faalt. Voor een definitief oordeel moet de uitkomst van de bewijslevering worden afgewacht.
6.15 De rechtbank merkt nog op dat uit de overgelegde producties, in het bijzonder productie 15 van Samskip, kan worden afgeleid dat bij enkele transporten de plaats van inontvangstneming van de goederen was gelegen in Nederland, te weten in Moerdijk.
6.16 Bij de meer subsidiaire vordering van [gedaagde] gaat het om litispendentie.
Zowel in art. 31 lid 2 CMR als in art. 27 EEX-Vo is daarvoor een regeling gegeven.
Uit het arrest van het HvJEU van 4 mei 2010, NJ 2010, 482, TNT/AXA, volgt dat bij samenloop van art. 31 lid 2 CMR en art. 27 EEX-Vo de laatste bepaling dient te worden toegepast.
In art. 27 EEX-Verordening staat dat wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
6.17 De vordering bij het Landgericht Siegen is eerder aangebracht dan die bij deze rechtbank. In de onderhavige procedure vordert Samskip (in hoofdsom) betaling van
€ 151.407,19 ter zake van vracht die [gedaagde] volgens haar verschuldigd is op grond van bepaalde tussen partijen gesloten vervoerovereenkomsten uit de periode van maart 2006 tot en met februari 2009. In de Duitse procedure vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat Samskip jegens [gedaagde] geen aanspraak kan maken op betaling van deze openstaande facturen ten bedrage van € 151.407,19 en wel - blijkens de "Klage" - ofwel omdat de vorderingen van Samskip zijn verjaard ofwel omdat de vorderingen ongegrond zijn, reeds voldaan zijn of met tegenvorderingen verrekend zijn.
6.18 Art. 27 EEX-Vo moet aldus worden begrepen dat een vordering die ertoe strekt te doen verklaren dat de verweerder aansprakelijk is voor de betaling van bepaalde vrachtprijzen uit vervoerovereenkomsten en hem tot betaling van die vrachtprijzen te doen veroordelen, op dezelfde oorzaak berust en hetzelfde onderwerp betreft als een eerdere vordering van deze verweerder die ertoe strekte te doen verklaren dat hij niet aansprakelijk is voor die betaling (vgl. HvJEG 6.12.1994, NJ 1995, 659, Tatry). Aangenomen kan worden dat in de hoofdzaak in de onderhavige procedure [gedaagde] als verweer tegen de vordering van Samskip tot betaling hetzelfde zal aanvoeren als waarop zij haar vordering in Duitsland heeft gebaseerd. Hieruit volgt dat het bij de onderhavige Rotterdamse procedure en procedure in Duitsland gaat om vorderingen tussen dezelfde partijen die op dezelfde oorzaak berusten en hetzelfde onderwerp betreffen.
6.19 Het Landgericht Siegen heeft bij haar "Beschluss" bepaalde onderdelen van de vordering van [gedaagde] verwezen naar enige andere Duitse gerechten. Voor het overige is de vordering van [gedaagde] afgewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat de bevoegdheid van die andere gerechten ten aanzien van de verwezen onderdelen van de vordering van [gedaagde] nog niet (definitief door de Duitse rechter) is vastgesteld. De rechtbank Rotterdam dient haar (eind)uitspraak aan te houden ten aanzien van de onderdelen van de vordering van Samskip die dezelfde vrachtbetaling betreffen als waarop de door het Landgericht Siegen naar een ander Duits gerecht verwezen onderdeel van de vordering van [gedaagde] betrekking heeft, totdat de bevoegdheid van het betreffende Duitse gerecht vaststaat.
Indien de bevoegdheid van het betreffende Duitse gerecht vaststaat, dient de rechtbank Rotterdam zich ter zake van het betreffende onderdeel van de vordering van Samskip onbevoegd te verklaren, ook indien - na bewijslevering - komt vast te staan dat de rechtbank Rotterdam terzake bevoegd is.
6.20 Naar de mening van Samskip zullen deze Duitse gerechten zich ten aanzien van een aantal naar hen verwezen onderdelen onbevoegd dienen te verklaren. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat een forumkeuzebeding als bedoeld in art. 31 lid 1 CMR - in dit geval voor de rechter te Rotterdam - geen exclusief karakter heeft en dat bevoegdheid ingevolge die bepaling ook kan worden gebaseerd op de plaaats van inontvangstneming van de te vervoeren goederen.
6.21 Voor zover het gaat om de onderdelen van de vordering van Samskip die dezelfde vrachtbetaling betreffen als waarop de onderdelen van de vordering van [gedaagde] betrekking hebben waarover het Landgericht Siegen heeft geoordeeld dat deze wegens onbevoegdheid worden afgewezen, dient de uitkomst van de bewijslevering te worden afgewacht voordat een definitief oordeel kan worden gegeven over de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam.
6.22 Ten vervolge op hetgeen hiervoor is overwogen onder 6.9 zal nu aan Samskip bewijs worden opgedragen.
7. De beslissing
in het incident
draagt Samskip op te bewijzen dat zij in reactie op de "Transportauftrag" die [gedaagde] haar toestuurde voor ieder transport, in het bijzonder ieder transport dat in deze procedure een rol speelt, aan [gedaagde] een opdrachtbevestiging heeft gestuurd met daarop het forumkeuzebeding "Gerichts[s]tand: Rotterdam".
bepaalt dat, indien partijen daartoe getuigen willen doen horen, het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr A.N. van Zelm van Eldik op een door deze in overleg met de raadslieden van partijen nader vast te stellen tijdstip;
verzoekt de advocaat van Samskip om binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis aan de rechter en de advocaat van de wederpartij mee te delen of hij getuigen wil voorbrengen om, in dat geval, opgave te doen van het aantal getuigen en van zijn verhinderdata en zo mogelijk die van de getuigen in de periode van april tot en met juni 2012,
en verzoekt de advocaat van [gedaagde] om, in dat geval, binnen twee weken na die opgave zijn eigen verhinderdata in dezelfde periode op te geven;
in de hoofdzaak
houdt iedere uitspraak aan.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik en uitgesproken in het openbaar op
8 februari 2012.
10/1278