ECLI:NL:RBROT:2012:BV5472

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/965123-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Essen
  • A. Volker
  • J. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Rotterdam in een strafzaak met betrekking tot grooming en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van grooming en het bezit van kinderporno. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 1 en 15 februari 2012. De officier van justitie van het landelijk parket had de zaak aanhangig gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat zij alleen bevoegd was als het ging om strafvervolgingen die specifiek aan de officier van justitie van het landelijk parket waren toevertrouwd. De rechtbank concludeerde dat de feiten in deze zaak zich uitsluitend in de regio Leiden hadden afgespeeld en dat er geen aanknopingspunten waren die de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam konden rechtvaardigen.

De rechtbank merkte op dat de strafbare feiten die de verdachte ten laste waren gelegd niet konden worden gekwalificeerd als zware en georganiseerde criminaliteit, zoals bedoeld in de relevante wetgeving. De verdachte had via een internetsite contact gelegd met een minderjarige en had kinderporno op zijn laptop en mobiele telefoon in bezit. De officier van justitie stelde dat de zaak onder het gezag van het landelijk parket viel, maar de rechtbank was van mening dat de feiten niet in nationaal of internationaal verband waren gepleegd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd tot kennisneming van de zaak, wat betekende dat de vervolging door de officier van justitie niet kon plaatsvinden. De beslissing werd genomen in tegenspraak met de verdachte en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2012. De rechtbank benadrukte dat er geen verdere bespreking nodig was over de (niet-)ontvankelijkheid van de officier van justitie, gezien de onbevoegdheid van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/965123-10
Datum uitspraak: 15 februari 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
(verdachte)
geboren op (datum) te (plaats),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
(adres)
raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2012 en 15 februari 2012.
BEVOEGDHEID RECHTBANK ROTTERDAM
De strafzaak tegen de verdachte is aanhangig gemaakt door de officier van justitie van het landelijk parket.
Preliminair verweer
Namens de verdachte is aangevoerd dat het landelijk parket in deze zaak niet bevoegd is, gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en sub b van het Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket, Stb. 2007, 255 (hierna: het Besluit), hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, althans tot onbevoegdheid van deze rechtbank.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze zaak misdrijven betreft waarvan de opsporing heeft plaatsgevonden onder het gezag van een officier van justitie van het landelijk parket en met de vervolging waarvan de officier van justitie bij het landelijk parket is belast en dat daarom deze rechtbank bevoegd is deze zaak te berechten.
Beoordeling
Het onderzoek dat aan de strafzaak tegen de verdachte ten grondslag ligt, is aangevangen door de dienst IPOL, een onderdeel van het Korps landelijke politiediensten (hierna: KLPD), waarna het onderzoek is voortgezet door de politie Hollands Midden. Aan de verdachte wordt thans - kort gezegd - verweten dat hij te Leiden, althans Nederland, via een internetsite (Gaychat.nl) en MSN contact heeft gelegd met een minderjarige (‘Lars 13’), met het oog op sexueel contact, en dat hij in Leiden, althans in Nederland, kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop en zijn mobiele telefoon in bezit heeft gehad. Lars 13 zou zich in Leiderdorp bevinden.
Deze rechtbank is op de voet van het bepaalde in artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) uitsluitend bevoegd deze zaak te behandelen indien het een strafvervolging betreft waarmee de officier van justitie bij het landelijk parket is belast. Voor het overige biedt deze zaak geen aanknopingspunten die tot bevoegdheid van deze rechtbank leiden.
De officier van justitie van het landelijk parket is op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 2 Sv. belast met de vervolging van de strafbare feiten ten aanzien waarvan dat is bepaald bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Besluit.
Het Besluit, artikel 3, aanhef en onder b luidt:
3. De officier van justitie bij het landelijk parket is belast met de vervolging van:
a. (…)
b. misdrijven die in nationaal of internationaal verband worden gepleegd en
waarvoor vervolging door het landelijk parket, gezien de taakverdeling tussen het
landelijk rechercheteam en de regionale politiekorpsen, in aanmerking komt.
Het landelijk rechercheteam, dat is ingesteld bij de Regeling landelijk rechercheteam, Stcrt. 1995, 220, is opgegaan in de Dienst Nationale Recherche (hierna: DNR), ingesteld bij de Regeling nationale en bovennationale recherche, Stcrt. 2004, 19 (hierna: de Regeling). Volgens artikel 3 van de Regeling is de DNR een (…) eenheid die deel uitmaakt van het KLPD en onder gezag staat van de hoofdofficier van justitie van het landelijk parket. Aangenomen moet daarom worden dat in het Besluit voor ‘het landelijk rechercheteam’ gelezen moet worden: ‘DNR’.
Ingevolge artikel 5 van de Regeling heeft de DNR tot taak: het (…) verrichten van onderzoeken naar zware en georganiseerde criminaliteit die naar aard of organisatie een landelijk of internationaal karakter hebben en die de rechtsstaat in ernstige mate bedreigen.
Hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd kan niet worden aangemerkt als zware en georganiseerde criminaliteit in de hiervoor bedoelde zin, terwijl het in deze zaak evenmin een of meer misdrijven betreft die in nationaal of internationaal verband worden gepleegd, nu een en ander zich uitsluitend in de regio Leiden zou hebben afgespeeld.
Dat niet aannemelijk lijkt dat het aangetroffen materiaal uitsluitend in Nederland is vervaardigd en contacten met ‘Lars13’ via een door een Amerikaanse partij geleverde dienst zijn gelegd maakt, anders dan door de officier van justitie is aangevoerd, de verweten gedragingen zoals hiervóór kort omschreven, nog niet tot misdrijven die een regio-overstijgend karakter hebben.
Dat bij de opsporing gebruik is gemaakt van expertise van de Unit Werken onder Dekmantel van het KLPD die valt onder het gezag van de landelijk infiltratie-officier van justitie en dat, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd, door de dienst IPOL - ook onderdeel van het KLPD - bij de opsporing onder gezag van het landelijk parket gebruik is gemaakt van regio-overschrijdende, landsgrenzenoverschrijdende en innoverende opsporingsmethoden, is evenmin een aanwijzing dat de verweten gedragingen misdrijven betreffen die in nationaal verband of internationaal verband worden gepleegd.
Nu de strafbare feiten die in deze zaak aan de verdachte zijn ten laste gelegd niet kunnen worden aangemerkt als misdrijf zoals bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b van het Besluit, is de officier van justitie van het landelijk parket niet als zodanig belast met de vervolging van die strafbare feiten. Bij gebreke daarvan, en bij gebreke van andere aanknopingspunten op grond waarvan bevoegdheid van deze rechtbank zou kunnen worden aangenomen, dient de rechtbank zich in deze zaak onbevoegd te verklaren. Hetgeen overigens is aangevoerd omtrent de (niet-)ontvankelijkheid van de officier van justitie behoeft daarom geen bespreking meer.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Essen, voorzitter,
en mrs. Volker en Van Baaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2012.