ECLI:NL:RBROT:2012:BV5472
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Essen
- A. Volker
- J. van Baaren
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank Rotterdam in een strafzaak met betrekking tot grooming en bezit van kinderporno
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van grooming en het bezit van kinderporno. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 1 en 15 februari 2012. De officier van justitie van het landelijk parket had de zaak aanhangig gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat zij alleen bevoegd was als het ging om strafvervolgingen die specifiek aan de officier van justitie van het landelijk parket waren toevertrouwd. De rechtbank concludeerde dat de feiten in deze zaak zich uitsluitend in de regio Leiden hadden afgespeeld en dat er geen aanknopingspunten waren die de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam konden rechtvaardigen.
De rechtbank merkte op dat de strafbare feiten die de verdachte ten laste waren gelegd niet konden worden gekwalificeerd als zware en georganiseerde criminaliteit, zoals bedoeld in de relevante wetgeving. De verdachte had via een internetsite contact gelegd met een minderjarige en had kinderporno op zijn laptop en mobiele telefoon in bezit. De officier van justitie stelde dat de zaak onder het gezag van het landelijk parket viel, maar de rechtbank was van mening dat de feiten niet in nationaal of internationaal verband waren gepleegd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd tot kennisneming van de zaak, wat betekende dat de vervolging door de officier van justitie niet kon plaatsvinden. De beslissing werd genomen in tegenspraak met de verdachte en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2012. De rechtbank benadrukte dat er geen verdere bespreking nodig was over de (niet-)ontvankelijkheid van de officier van justitie, gezien de onbevoegdheid van de rechtbank.