ECLI:NL:RBROT:2012:BV6376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/651124-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Sikkel
  • mr. Mentink
  • mr. Koekebakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving van een taxichauffeur met vuurwapen

Op 6 februari 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan een gewelddadige beroving van een taxichauffeur. De feiten vonden plaats op 23 augustus 2011, toen de verdachte en zijn medeverdachte de taxichauffeur bedreigden met een vuurwapen en hem dwongen tot het afgeven van geld en zijn mobiele telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn veelvuldige eerdere veroordelingen, een lagere straf opgelegd kreeg dan geëist door de officier van justitie. Dit was te wijten aan de noodzaak van een verplichte klinische behandeling voor zijn alcoholafhankelijkheid en de gevolgen van de Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen behandeld, waaronder een bivakmuts en geldbedragen, en bepaalde dat de bivakmuts onttrokken aan het verkeer moest worden verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 45, 47, 57, 184, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/651124-11
Datum uitspraak: 6 februari 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [plaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Swaak heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland en dat hij zich zal laten opnemen in een intramurale zorginstelling.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 23 augustus 2011 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 60 euro,
toebehorende aan [slachtoffer]
of RTC (Rotterdamse Taxi Centrale), welke diefstal werd voorafgegaan en
vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen
tot de afgifte van een mobiele telefoon (I-phone),
toebehorende aan die [slachtoffer]
en
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen
tot de afgifte van 250 euro, toebehorend aan die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- tonen van een vuurwapen, aan die [slachtoffer] en
- met kracht duwen van een vuurwapen in de zij van die [slachtoffer] en
- lostrekken van een camera in de taxi en
- drukken van een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] en
- onder bedreiging van een vuurwapen die [slachtoffer] gebieden om
naar een bank en/of pinautomaat te rijden en aldaar een geldbedrag te pinnen en
- dreigend aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden:
"Blijf rustig, we gaan gewoon verder rijden, ik wijs wel waar je heen moet"
en "Geef me je telefoon en al je geld" en "Als je, je geld hebt
gegeven, snijden we je twee banden lek en dan gaan we weg en gebeurt je
niks" en "Je geld, je geld, je telefoon, snel anders schiet ik"
en "Ik wil al je geld hebben, anders schiet ik je neer" en "Stoppen, stoppen, hier moet je pinnen"
2.
(parketnummer 733024-10)
hij
op 23 oktober 2010 te Rotterdam,
toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad
ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden
vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en
te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren
verdachte trachtten te geleiden en door zich trachten los te trekken
en door zijn voeten tegen een wiel van het politievoertuig te plaatsen
en zich af te zetten en door trappende bewegingen met zijn benen te
maken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Op dinsdag 23 augustus 2011, omstreeks 06:12 uur, werd bij de politie melding gedaan van een overval op een taxichauffeur, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). De medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) nam die nacht plaats op de bijrijdersstoel van de taxi van [slachtoffer], de verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte]) zat rechts achterin. Vrijwel direct na vertrek duwde [verdachte] een revolver tegen de zij van [slachtoffer]. [slachtoffer] drukte de noodknop in. [medeverdachte] zei: "blijf rustig, we gaan gewoon verder rijden, ik wijs wel waar je heen moet” en "geef me je telefoon en al je geld” en “als je je geld hebt gegeven snijden we je twee banden lek en dan gaan we weg en gebeurt je niks". [medeverdachte] trok de in de taxi aanwezige bewakingscamera los van de voorruit en trok de kabel er af. [verdachte] schreeuwde "Je geld, je telefoon, snel anders schiet ik". [verdachte] bleef het vuurwapen constant in de zij van [slachtoffer] prikken. [slachtoffer] pakte een bedrag van € 60,- uit zijn borstzakje, dat [verdachte] uit zijn handen griste. Ook moest [slachtoffer] zijn mobiele telefoon afgeven. [verdachte] schreeuwde toen: "Ik wil al je geld hebben, anders schiet ik je neer". [medeverdachte] zei dat [slachtoffer] moest gaan pinnen. Aangekomen bij een pinautomaat nam [medeverdachte] het vuurwapen van [verdachte] over. [medeverdachte] zei tegen [verdachte]: "geef dat ding maar aan mij, dan ga ik wel met hem pinnen, blijf jij maar zitten". Hij drukte het vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer] en liep met hem mee naar de pinautomaat. Daar heeft [slachtoffer] € 250,- gepind, terwijl [medeverdachte] het vuurwapen op [slachtoffer] gericht bleef houden. Het bedrag van € 250,- is in het bezit van [slachtoffer] gebleven: hij moest het [medeverdachte] in de taxi overhandigen. [medeverdachte] vond het bedrag van € 250,- niet genoeg. [slachtoffer] moest daarom nog naar een andere pinautomaat rijden. Op dat moment verscheen de politie ter plaatse Toen de politie liet weten dat [verdachte] en [medeverdachte] waren aangehouden, rende [verdachte] weg. [medeverdachte] verdween met zijn bovenlichaam in de taxi en kwam daar weer uit met een vuurwapen in zijn rechterhand. [medeverdachte] is vervolgens aangehouden. [verdachte] werd verderop in een tuin aangehouden. De mobiele telefoon van de aangever lag op de bijrijdersstoel. In de fouillering van [verdachte] werd een geldbedrag van € 70,- en een bivakmuts aangetroffen.
Door het gebruik van de noodknop kon via een mobilofoonverbinding worden meegeluisterd met het gevoerde gesprek in de taxi, zij het dat de mobilofoonverbinding volgens de verklaring van getuige [getuige] enkele malen dichtsloeg, waardoor [getuige] niet alles wat is gezegd heeft kunnen horen. Hij hoorde onder meer dat de chauffeur zei: "Dit vind ik niet fijn jongens een pistool in mijn zij” en dat een andere persoon antwoordde: "Maak je niet druk, we willen alleen maar geld. Er gaat niks gebeuren."
Ter terechtzitting heeft de raadsman het volgende betoogd. Niet bewezen kan worden verklaard dat het vuurwapen ook is gebruikt bij de poging tot afpersing van het geldbedrag van € 250,-. Aangevoerd is dat het vuurwapen niet uit de taxi is geweest. Voorts kan niet bewezen worden dat de verdachten de mobiele telefoon van aangever hebben afgepakt.
Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
De aangifte van [slachtoffer] wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige], de verklaringen van beide verdachten en het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2011 (nr [nummer]). De rechtbank acht de verklaring van aangever over hetgeen die dag is voorgevallen geloofwaardig en gaat uit van de juistheid van de door hem beschreven gebeurtenissen. Derhalve gaat de rechtbank er ook vanuit dat [medeverdachte] het vuurwapen buiten de taxi heeft gehanteerd om aangever te dwingen tot de afgifte van het geldbedrag van € 250. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] de mobiele telefoon van [slachtoffer] hebben afgepakt.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
wederspannigheid.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving op een taxichauffeur. Bij deze beroving is een vuurwapen in de zij van de chauffeur geduwd en zijn ernstige bedreigingen geuit. Nadat een geldbedrag was afgenomen en de chauffeur zijn telefoon had afgegeven, is de medeverdachte met de chauffeur naar een pinautomaat gelopen, waar hij nog een geldbedrag voor de verdachte en de medeverdachte moest pinnen. Hierbij werd de chauffeur een pistool op zijn hoofd gezet.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Hier komt in dit geval nog bij dat een taxichauffeur een kwetsbaar slachtoffer is. Een taxichauffeur is voor zijn inkomen afhankelijk van het vertrouwen dat hij in de hem onbekende personen die hij vervoert moet kunnen stellen. De verdachte heeft dat vertrouwen ernstig beschaamd door het slachtoffer in de beperkte ruimte van diens taxi met een vuurwapen te bedreigen. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Hij heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de rechtsorde. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid worden door het handelen van de verdachte en de medeverdachte versterkt. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan.
Tenslotte heeft de verdachte zich bij een andere gelegenheid verzet tijdens zijn aanhouding. Dergelijk gedrag getuigt van disrespect voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Kennis is genomen van de inhoud van het psychologisch onderzoek van de klinisch psycholoog drs. R.K.F. Lemmens d.d. 28 november 2011, die het volgende heeft geconstateerd. De verdachte lijdt aan een aandachtstekortstoornis, alcoholafhankelijkheid en cocaïnemisbruik (beide nu kortdurend in remissie). Hij lijdt tevens aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een lage intelligentie en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken. Over een eventueel verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte heeft de psycholoog geen uitspraak kunnen doen, nu de verdachte weigerde met hem over het ten laste gelegde te spreken. De psycholoog schat het recidiverisico bij de verdachte matig tot hoog in door zijn persoonlijkheidsstoornis, zijn delictverleden sinds zijn jeugd, beperkt zelfinzicht, pro-criminogene opvattingen en impulsiviteit. Wel ziet de psycholoog in de hernieuwde motivatie van de verdachte om met behulp van een (langdurige) behandeling te veranderen als een recidiveverlagende factor. Geadviseerd wordt de verdachte in een verplichtend kader (klinisch) te laten behandelen voor zijn alcoholafhankelijkheid en om hem een aantal sociale vaardigheden bij te brengen. De psycholoog heeft hierbij de SOV te Ossendrecht (onderdeel van stichting Palier Rotterdam) genoemd.
Voorts is bij de strafoplegging in ogenschouw genomen het reclasseringsadvies d.d. 25 november 2011 van P. Remmerswaal, reclasseringswerker bij Bouman GGZ. Het rapport beschrijft dat de verdachte problemen heeft op het gebied van huisvesting en wonen, opleiding werk en leren, het vinden van inkomen en omgaan met geld, het aangaan en omgaan met relaties met familie, vrienden en kennissen, het drugsgebruik, alcoholgebruik en de denkpatronen alsmede het gedrag en de vaardigheden van de verdachte. De reclassering ziet mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding. De verdachte zegt gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering middels een klinische behandeling. Ook de reclasseringswerker acht een klinische opname noodzakelijk. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Ook wordt het risico op onttrekking aan eventueel op te leggen voorwaarden als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in die zin dat als bijzondere voorwaarde bij die voorwaardelijke straf reclasseringstoezicht wordt opgelegd bestaande uit een meldingsgebod en een behandelverplichting in een zorginstelling voor forensische verslavingszorg, waarbij aandacht is voor zowel de verslavingsproblematiek als de persoonlijkheids- en psychische problematiek van de verdachte.
Voorts is bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2012 reeds herhaalde malen is veroordeeld, voor soortgelijke, gewelddadige strafbare feiten.
In het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Dit houdt verband met - op hiervoor genoemde gronden aanwezig geachte - noodzaak van een verplichte klinische behandeling van de verdachte van maximaal achttien maanden, alsmede met het effect van de Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling, waardoor de verdachte – anders dan bij een onvoorwaardelijke straf – niet na het uitzitten van twee derden van de opgelegde straf vrij komt. Om die redenen is de op te leggen straf lager dan de straf die aan de medeverdachte zal worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de bivakmuts te vernietigen, de pet terug te geven aan de verdachte en het in beslag genomen geld, te weten € 70, verbeurd te verklaren. Die verbeurdverklaring moet dan worden opgelegd als bijkomende straf voor feit 1.
De bivakmuts behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit (feit 1) aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tot belemmering van de opsporing daarvan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. De bivakmuts zal dan ook worden onttrokken aan het verkeer.
Van het bij de verdachte aangetroffen geld is € 60,- van aangever [slachtoffer]. Verbeurdverklaring treft de verdachte dus niet in zijn vermogen en is gelet op artikel 33a, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, niet mogelijk. Ten aanzien van dit deel van het in beslag genomen geld, te weten € 60,-, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de heer [slachtoffer].
Ten aanzien van de in beslag genomen pet en een gedeelte van het in beslag genomen geld, te weten € 10,-, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 45, 47, 57, 184, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (TIEN) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (TWEE) JAREN en stelt de volgende algemene voorwaarden:
-de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
-de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden naleven;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland;
- de veroordeelde dient zich na uitnodiging te melden bij het adres van de betreffende reclasseringsorganisatie en dient zich te blijven melden zo frequent als de betreffende reclasseringsorganisatie dit nodig acht;
- de veroordeelde zal zich laten opnemen in de SOV te Ossendrecht (onderdeel van stichting Palier Rotterdam) of een soortgelijke zorginstelling en een behandeling gericht op zijn verslavings-, persoonlijkheids- en psychische problematiek te volgen gedurende een termijn van maximaal 18 (achttien) maanden of zoveel korter als degene die met de behandeling is belast, na overleg met voornoemde reclasseringsinstelling, verantwoord vindt en voorts zal de veroordeelde zich gedurende de opname gedragen naar de aanwijzingen van genoemde inrichting;
- de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de hiermee verband houdende nadere aanwijzingen en afspraken die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 STK Muts Kl: zwart (wollen bivakmuts);
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Pet Kl: wit;
- Geld Euro (10 euro);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ([slachtoffer]) van:
- Geld Euro (60 euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Sikkel, voorzitter,
en mrs. Mentink en Koekebakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2012.
Bijlage bij vonnis van 6 februari 2012:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 23 augustus 2011 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 60 euro, in
elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
en/of RTC (Rotterdamse Taxi Centrale), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van een (mobiele) telefoon (I-phone), in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of RTC
(Rotterdamse Taxi Centrale), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf/misdrijven om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen
tot de afgifte van 250 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten den dele
toebehorend aan die [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte
en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een capuchon over het hoofd/gezicht getrokken, bij die [slachtoffer]
in de taxi stappen en/of
- (vervolgens) tonen van een vuurwapen, aan die [slachtoffer] en/of
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, duwen van/met een vuurwapen in de
zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- lostrekken/kapot trekken van een camera in de taxi en/of
- duwen/drukken van een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- (daarbij) (onder bedreiging van een vuurwapen) die [slachtoffer] gebieden om
naar een bank en/of pinautomaat te rijden en/of (aldaar) een geldbedrag te
pinnen en/of
- (daarbij) dreigend aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden:
"Blijf rustig, we gaan gewoon verder rijden, ik wijs wel waar je heen moet"
en/of "Geef me je telefoon en al je geld" en/of "Als je, je geld hebt
gegeven, snijden we je twee banden lek en dan gaan we weg en gebeurt je
niks" en/of "Je geld, je geld, je telefoon, snel anders schiet ik"
en/of "Ik wil al je geld hebben, anders schiet ik je neer" en/of "Stoppen,
stoppen, hier moet je pinnen"
(Artikelen 312 en 317 jo 47/45 Wetboek van Strafrecht);
2.
(parketnummer 733024-10)
hij
op of omstreeks 23 oktober 2010 te Rotterdam,
toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en)
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad
ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den)
vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en
te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en)
verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door zich trachten los te trekken
en/of door zijn voeten tegen het wiel van het politievoertuig te plaatsen
en/of zich af te zetten en/of door trappende bewegingen met zijn benen te
maken;
(Art. 184 Wetboek van Strafrecht)