ECLI:NL:RBROT:2012:BV6793

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1882 TELEC-T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een boete wegens radiouitzending zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Agentschap Telecom). Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 maart 2011, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Dit volgde op een eerder besluit van 20 mei 2010, waarbij eiser was gesommeerd om geen radiozendapparaten te gebruiken zonder de vereiste vergunning. Eiser had op 5 maart 2010 zonder vergunning een radiouitzending laten plaatsvinden vanaf zijn perceel, wat door een toezichthouder was vastgesteld op 20 november 2010. Eiser stelde dat er geen onrechtmatige zaken waren geconstateerd door ambtenaren van de gemeente Borger-Odoorn en dat een antenne zonder zijn medeweten op het dak van zijn buurman was geplaatst.

De rechtbank oordeelde dat het Rapport van bevindingen, dat was gebaseerd op radiopeilingen en visuele waarnemingen, voldoende bewijs bood dat het radiocommunicatiesignaal afkomstig was van de antennemast op het perceel van eiser. De rechtbank nam daarbij in overweging de uitleg van verweerder over de opsporingsprocedure en de gebruikte apparatuur. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de betrouwbaarheid van de metingen in twijfel te trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2012, en belanghebbenden konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 11/1882 TELEC – T1
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, (Agentschap Telecom), verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 18 januari 2011 is verweerder overgegaan tot invordering van een volgens verweerder op 20 november 2010 van rechtswege verbeurde dwangsom.
Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 9 november 2011 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2011. Eiser was aanwezig.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.A. Huiskens en mr. M. Smit.
2 Overwegingen
Artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat het aanleggen, het geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben, of het gebruik van radiozendapparaten slechts is toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte is verleend.
Op 5 maart 2010 heeft op het perceel van eiser, [adres] te [woonplaats], zonder vergunning een radiouitzending plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan is op
10 maart 2010 proces-verbaal en rapport opgemaakt. Bij besluit van 20 mei 2010 heeft verweerder eiser gesommeerd geen radiozendapparaten te (laten) gebruiken, aan te (laten) leggen, of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig te hebben zonder de vereiste vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. Indien eiser hieraan geen gevolg zou geven, zou hij een dwangsom verbeuren van € 2.250,- per dag, met een maximum van € 33.750,-.
Eiser is tegen verweerders besluit van 20 mei 2010 niet in bezwaar of beroep gegaan, waardoor dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden.
Nadat een toezichthouder van verweerder op 20 november 2010 had geconstateerd dat vanaf hetzelfde perceel van eiser een radiocommunicatiesignaal werd uitgezonden zonder de vereiste vergunning, waarvan in een “Rapport van bevindingen” verslag is gemaakt, heeft verweerder eiser bij het primaire besluit ervan in kennis gesteld dat hij een dwangsom verbeurd heeft.
Eiser heeft aangevoerd dat uit contact met controlerende ambtenaren van de gemeente Borger-Odoorn is gebleken dat zij op die datum geen onrechtmatige zaken hebben geconstateerd. Verder heeft eiser gesteld dat de - volgens hem - op het dak van zijn zijn buurman - waarmee eiser kennelijk bedoelt: een huurder van eiser - geconstateerde antenne buiten zijn medeweten om is geplaatst.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het Rapport van bevindingen, dat gebaseerd is op radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en visuele waarnemingen, toereikend is om met voldoende zekerheid vast te stellen dat het gepeilde radiocommunicatiesignaal, zoals omschreven in het Rapport van bevindingen, afkomstig is van de antennemast van eisers perceel. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking de nadere uitleg die verweerder bij brief van 9 november 2011 heeft verstrekt over hoe de opsporingsprocedure werkt, welke apparatuur de ambtenaar ten tijde van de bewuste radiouitzending op 20 november 2010 heeft gebruikt, hoe is vastgesteld dat de radiouitzending uitsluitend vanaf het perceel van eiser heeft kunnen plaatsvinden en wat de specificaties zijn van de gebruikte apparatuur.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gezien de gegeven uiteenzetting over de werkwijze bij het uitvoeren van radiopeilingen, de bewijskracht van deze peilingen en het onderzoek ter plaatse, er geen aanleiding is de betrouwbaarheid van de door de opsporingsambtenaar uitgevoerde metingen in twijfel te trekken.
Voor wat betreft eisers stelling dat er op 20 november 2010 door ambtenaren van de gemeente Borger-Odoorn zou zijn verklaard dat er geen onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden merkt de rechtbank op dat, wat er van deze stelling verder ook zij, deze ambtenaren niet belast zijn met toezicht in het kader van de Telecommunicatiewet.
Dat de betreffende antenne buiten medeweten van verzoeker zou zijn geplaatst, doet er niet aan af dat er is uitgezonden vanaf een - ook voor eiser - zichtbare plek op het perceel van eiser en dat hij het aldus in zijn macht had de uitzending te (doen) beëindigen.
Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in tegenwoordigheid van R.P. Evegaars, griffier.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 9 februari 2012.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: