Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 11/2998 WABOM
Uitspraak in het geding tussen
de stichting Stichting tot Behoud van de Hoeksche Waard als Polderlandschap, gevestigd te Oud-Beijerland, eiseres,
gemachtigde mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam,
het college van burgemeester en wethouders van Korendijk, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft verweerder aan Kleinjan’s Aardappelhandel B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen, slopen, het milieuneutraal wijzigen van een inrichting en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiseres bij brief van 9 april 2011 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 19 juli 2011 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 29 augustus 2011 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2011. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J. Rutteman, kantoorgenoot van haar gemachtigde, bijgestaan door H.M. Themans-Bouwman en A.A.H. Venema-van den Bulk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Faasen-Jolmers, bijgestaan door B. Weeda.
2 Overwegingen
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 2 van de statuten van eiseres luidt als volgt:
“De Stichting heeft als doel het behouden en het verbeteren van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de flora en de fauna, de kwaliteit van het milieu waaronder de lucht, de bodem en het water en de gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke ordening in de Hoeksche Waard en aangrenzende gebieden, alles in de ruimste zin van het woord.
De stichting tracht dit doel ondermeer te bereiken door:
a. zich te verzetten tegen elke project dat het polderlandschap zal aantasten en zal daartoe eventueel juridische acties ondernemen;
b. het ontplooien van activiteiten waardoor de bevolking van de Hoeksche Waard bij de doelstelling van de stichting wordt betrokken;
c. deel te nemen in en het zelf organiseren van al datgene wat rechtstreeks of zijdelings verband houdt of bevordelijk kan zijn aan de doelstelling van de stichting, alles in de ruimste zin van het woord.
De stichting richt zich op de Hoeksche Waard met Tiengemeten en omliggende wateren, alsmede op plannen in andere gebieden die de te beschermen waarden kunnen aantasten.”
Verweerder stelt zich bij het bestreden besluit op het standpunt dat het geschonden belang weliswaar besloten kan worden geacht in het statutaire doel van eiseres, maar dat dit doel te ruim is omschreven om aan te nemen dat dit een belang is dat de organisatie “in het bijzonder” behartigt. De statutaire doelstelling acht verweerder daartoe onvoldoende concreet en te algemeen geformuleerd. Verweerder meent voorts dat eiseres niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij werkzaamheden verricht die kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het louter in rechte opkomen tegen besluiten kan niet als zodanig worden aangemerkt.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zowel met betrekking tot de waarden en belangen die zij beoogt te beschermen als met betrekking tot het gebied waarin zij dit beoogt te doen de statuten een duidelijke omschrijving bevatten. In ieder geval is deze omschrijving niet ruimer of meeromvattend dan de omschrijvingen die zijn opgenomen in de statuten van organisaties die recent door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) wel ontvankelijk werden geacht, althans voor zover het de duidelijkheid en mate van concreetheid van hun doelstellingen betrof. Eiseres wijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling van 24 november 2010, LJN BO4875 en van 17 maart 2010, LJN BL8655.
Eiseres is verder van mening dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van een nader onderzoek naar de feitelijke activiteiten van eiseres. Verweerder had zich van die feitelijke activiteiten door middel van een eenvoudig onderzoek op de hoogte kunnen stellen. Eiseres beschikt immers over een website www.behoudpolderlandschap.nl. Voorts treedt zij regelmatig op als gesprekspartner voor overheden en verschaft zij informatie aan derden over actuele onderwerpen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
De rechtbank is, mede in het licht van de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2011, LJN BP2116, van oordeel dat de doelstelling van eiseres, als bedoeld in artikel 2 van haar statuten, voldoende specifiek is te achten. De statutaire doelen van eiseres zijn niet zo veelomvattend, dat deze onvoldoende onderscheidend zijn om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van deze stichting niet rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit. In de statuten wordt immers een aantal concrete waarden waar eiseres zich voor wenst in te zetten specifiek benoemd. Bovendien zijn die voldoende territoriaal begrensd. Anders dan verweerder betoogt zijn er voldoende situaties denkbaar die niet onder de doelomschrijving van eiseres vallen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het primaire besluit raakt aan de doelstelling van eiseres als bedoeld in artikel 2 van haar statuten. Dit besluit kan immers, direct dan wel indirect, (nadelige) gevolgen hebben voor de natuur en landschappelijke waarden, de flora en fauna, het milieu en een goede ruimtelijke ordening in de Hoeksche Waard, hetgeen belangen zijn die eiseres in het bijzonder behartigt. Nu het aanvechten van de onderhavige omgevingsvergunning onder (een van) de doelstelling(en) van eiseres valt en deze voldoende onderscheidend kan worden geacht, is de rechtbank op grond daarvan van oordeel dat het belang van eiseres rechtstreeks betrokken is bij het primaire besluit.
In het licht van onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 oktober 2008, LJN BF3912, is vervolgens de vraag aan de orde of eiseres ten tijde van het primaire besluit en de bezwaartermijn feitelijke werkzaamheden verrichtte in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, waaruit kan blijken dat zij een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen belang in het bijzonder behartigt.
Vaste jurisprudentie van de Afdeling is dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, in zoverre voldoende is dat zij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan.
De rechtbank heeft op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vastgesteld dat eiseres zich onder meer bezig houdt met werkzaamheden die betrekking hebben op gevoerde en te voeren procedures. Daarnaast neemt eiseres deel aan bijeenkomsten die dienen ter voorbereiding van besluitvorming, zoals meedenkrondes over de streekvisie, georganiseerd door het samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard, en het Regionaal Vervoerplan. Ook neemt zij deel aan inspraakbijeenkomsten over onderwerpen die de kwaliteit van landschap en milieu in de Hoeksche Waard raken en stuurt zij brieven over deze kwesties. Ook stuurt zij ingezonden brieven en persberichten naar de media en geeft zij interviews.
Ter zitting is namens eiseres verder uiteengezet dat zij zich bij het nastreven van haar doelen, bezig houdt met voordrachten, organiseren van excursies, verschaffen van informatie op de voorjaars- en paardenmarkten en bijeenkomsten, het verrichten van huisbezoeken onder meer te Numansdorp en Hellevoetsluis en het onderhouden van een website.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee genoegzaam komen vast te staan dat eiseres, naast het voeren van juridische procedures of de voorbereiding daarvan, afdoende overige activiteiten verricht die kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, waarbij zij bovendien het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres wegens het niet zijn van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking, zodat het beroep gegrond is.
De rechtbank ziet, nu nader onderzoek en een inhoudelijke beoordeling door verweerder dient plaats te vinden, geen aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om het geschil finaal te beslechten. Verweerder dient opnieuw op de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit te beslissen.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 874,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op de bezwaren van eiseres neemt,
bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 302,- vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiseres.
Aldus gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. E.R. Houweling en
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Vermaat, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 8 maart 2012.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.