ECLI:NL:RBROT:2012:BV9152
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.J.J. Wetzels
- H. van Lokven-van der Meer
- E.R. Houweling
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard in strafzaak tegen verzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door de raadsvrouw van de verzoeker op 3 februari 2012, na een beschikking van de rechter-commissaris die op 2 februari 2012 het verzoek van de verdachte om gehoord te worden had afgewezen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris als behandelend rechter in de procedure optrad en dat de procedure met de beschikking van 2 februari 2012 was geëindigd. Hierdoor kon de rechter-commissaris niet meer als de rechter die de zaak tegen de verzoeker behandelde worden aangemerkt.
Tijdens de zitting op 9 maart 2012 hebben de verzoeker, zijn raadslieden en de officier van justitie hun standpunten toegelicht. De verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen had in de politie en dat de afwijzing van zijn verzoek om gehoord te worden door de rechter-commissaris onbegrijpelijk was, wat leidde tot de vrees voor partijdigheid. De rechter-commissaris voerde echter aan dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het was ingediend na de beëindiging van de procedure ex artikel 36a Sv.
De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verzoeker geen vertrouwen had in de politie niet voldoende was om het verzoek tot wraking te onderbouwen. De beslissing van de rechter-commissaris werd niet als onbegrijpelijk beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker de mogelijkheid had om een nieuw verzoek in te dienen nadat hij bij de politie had verklaard, en dat de rechter-commissaris niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak.