ECLI:NL:RBROT:2012:BV9314
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in interregionale nalatenschapszaak met erfgenamen uit Nederland en Curaçao
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een interregionale nalatenschapskwestie. De eiser, wonende in Abcoude, heeft een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waarvan één in Nederland woont en de ander op Curaçao. De rechtbank moet beoordelen of zij bevoegd is om de zaak te behandelen, gezien de internationale context van de nalatenschap die in Zwitserland is opengevallen. De eiser vordert onder andere een verklaring voor recht dat hij het beheer over de nalatenschap naar behoren heeft gevoerd en vraagt om decharge van de gedaagden.
De rechtbank overweegt dat er een zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen de gedaagden dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de gedaagde die in Nederland woont, en dat de vorderingen voldoende samenhang vertonen om gezamenlijk behandeld te worden. De rechtbank wijst erop dat de erflater in zijn testament heeft gekozen voor Nederlands recht, wat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter verder ondersteunt.
De rechtbank besluit zich bevoegd te verklaren en verwijst de zaak naar de parkeerrol in afwachting van een eindarrest van de Hoge Raad in een gerelateerde zaak. Dit besluit is genomen om te voorkomen dat er tegenstrijdige uitspraken zouden ontstaan in de verschillende rechtsgedingen die aanhangig zijn. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak voorlopig is aangehouden totdat er meer duidelijkheid is over het toepasselijk recht en de positie van de executeur.