Parketnummer: 10/600140-08
Datum uitspraak: 21 februari 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats]
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Rip heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest, alsmede tot oplegging van een geldboete ter hoogte van € 25.000,-, subsidiair 160 dagen hechtenis.
Stukken toegevoegd na 3 november 2010
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de stukken die na de raadkamerbehandeling van 3 november 2010 aan het dossier zijn toegevoegd dienen te worden uitgesloten van het bewijs gelet op de toezegging van de officier van justitie dat geen stukken meer zouden worden toegevoegd.
Bewijsuitsluiting kan uitsluitend aan de orde komen indien bewijsmateriaal door een vormverzuim is verkregen, en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden (HR 29 mei 2007, LJN AZ8795).
Het door de raadsman geconstateerde verzuim (de toevoeging van processtukken aan het dossier na 3 november 2010) is geen verzuim inzake bewijsgaring en kan reeds daarom niet leiden tot het door de raadsman gewenste gevolg, de bewijsuitsluiting.
Taps Curaçao
De raadsman heeft betoogd dat alle telefoongesprekken die zijn opgenomen op Curaçao dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe heeft hij gesteld dat van deze tapgesprekken enkel samenvattingen, voorzien van waarderende en concluderende opmerkingen van verbalisanten, bestaan. Nu deze opmerkingen niet (meer) gecontroleerd kunnen worden aan de hand van opnames of schriftelijke weergave van de afgeluisterde gesprekken, zijn deze samenvattingen onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te bezigen. De raadsman heeft gewezen op het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 24 maart 2011 (parketnummers 500.00479/09 en 500.01158/09) inzake [naam], waarin het Hof dit eveneens heeft geoordeeld terzake van onder meer dezelfde tapgesprekken als in het onderhavige dossier.
De rechtbank zal dit standpunt volgen.
Het dossier bevat een groot aantal afgeluisterde telefoongesprekken. Een deel van deze gesprekken is opgenomen op Curaçao. Van deze tapgesprekken heeft het openbaar ministerie enkel samenvattingen overgelegd. Hier komt bij dat de gesprekssamenvattingen hier en daar zijn voorzien van interpretaties van verbalisanten over welke personen de gesprekken voeren en waar zij over spreken. Kennelijk zijn de originele afgeluisterde en opgenomen gesprekken niet meer af te luisteren wegens een gecrashte server.
Nu deze gesprekken niet beluisterd kunnen worden en er ook geen woordelijke weergaven van de tapgesprekken beschikbaar zijn, is het voor de rechtbank niet mogelijk om te beoordelen of die samenvattingen een correcte weergave van de desbetreffende getapte gesprekken geven. Om deze redenen zijn deze gesprekssamenvattingen onvoldoende betrouwbaar en zullen deze gesprekken derhalve niet worden gebruikt.
Machtigingen rechter-commissaris Nederlandse taps
Door de raadsman is betoogd dat een deel van de in Nederland getapte telefoongesprekken ook van het bewijs dienen te worden uitgesloten, aangezien de bijbehorende tapmachtigingen zich niet in het dossier bevinden. Als gevolg hiervan kan niet worden gecontroleerd of de telefoontaps rechtmatig zijn geschied.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat een aantal machtigingen van getapte telefoongesprekken in het dossier, zoals dat bij de rechtbank ligt, ontbreekt. Daarom kan niet gecontroleerd worden of deze machtigingen al dan niet zijn verleend. De rechtbank houdt het er, nu de officier van justitie deze machtigingen op de zitting niet heeft kunnen verstrekken, dan ook voor dat de machtigingen voor een aantal getapte gesprekken niet zijn verleend, terwijl er wel is getapt. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op. De vraag is of dit zonder meer tot bewijsuitsluiting van deze tapgesprekken moet leiden. Bewijsuitsluiting is immers een sanctie die de rechtbank kan opleggen bij geconstateerd vormverzuim ten aanzien van de bewijsgaring, een verplichting daartoe bestaat niet.
Het onderzoek tegen de verdachte is een langlopend onderzoek, waarin door de rechter-commissaris ten aanzien van telefoonnummers toebehorende aan onder meer de verdachte een groot aantal (verlengingen van) tapmachtigingen is verleend. Tegen die achtergrond is het ontbreken van enkele machtigingen in een reeks van taps met machtiging op een zelfde telefoonnummer, niet een vormverzuim dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. Er dient echter wel een consequentie aan te worden verbonden en die zal leiden tot strafvermindering.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks de periode van 22 juli 2008 tot en met 18 september 2008 te Amsterdam, en Curaçao en Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft vervoerd van Curaçao naar Spanje, ongeveer 20 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde vervoer van cocaïne.
Uit het dossier is het volgende gebleken.
Op grond van informatie uit een proces-verbaal van de Dienst Internationale Politiesamenwerking (DIPOL), met daarin –kort gezegd- de informatie dat de verdachte in verdovende middelen handelt en in afwachting is van een onbekende hoeveelheid drugs die vanuit de Nederlandse Antillen naar Europa zal worden vervoerd, is de officier van justitie een onderzoek tegen de verdachte gestart.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de periode van 31 juli tot en met 15 augustus 2008 in Curaçao is geweest. De verdachte is in deze periode geobserveerd.
Rond de periode dat de verdachte in Curaçao was, werd de container waar uiteindelijk de cocaïne in is gevonden, verzonden. Op 14 augustus is de container (ECMU1156799) in Willemstad ter beschikking gesteld aan de verzender Curastars. Op 18 augustus 2008, was de container klaar om geladen te worden en op 27 augustus 2008 is de container op het schip geladen.
Vanuit Nederland is er een rechtshulpverzoek aan Spanje gezonden, met daarin de informatie dat aan boord van het schip ‘Marfret Durande’ een container ECMU1156799 met een verborgen onbepaalde hoeveelheid cocaïne op 15 september 2008 in Valencia zou aankomen. Op 16 september 2008 is de Marfret Durande met de desbetreffende container de haven van Valencia binnengekomen. Op 18 september 2008 is de container opengemaakt en gecontroleerd door de Spaanse douane. De lading bleek te bestaan uit banken en armstoelen. In een dubbele bodem van het zitgedeelte van één van de banken zijn 20 pakketten in zwarte folie gevonden. Uit nader onderzoek is gebleken dat die pakketten een totaalgewicht van ruim 20 kilo cocaïne bevatten.
Naast de observatie van de verdachte, zijn de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en
[telefoonnummer 2] (TT01 en TT04), toebehorende aan de verdachte, getapt. Uit deze tapgesprekken blijkt dat de verdachte in de periode van 7 oktober 2011 tot en met 24 november 2011 vrij intensief gesprekken heeft gevoerd met personen uit Curaçao over “dat ding een beetje oponthoud heeft”, “de vijftiende komt het daar aan hè?”, “dat ding zit nog in Valencia” en ‘ik denk dat het een probleem heeft”.
Volgens het container tracking systeem zou de container op 15 oktober 2008 Malta als volgende haven aandoen. Omdat de container in Valencia door de douane is onderschept en van het schip is gehaald, is de container daar nooit aangekomen.
De verdachte heeft noch bij de politie, noch bij de rechtbank een aannemelijke uitleg of een alternatief scenario gegeven voor hetgeen in de telefoongesprekken is besproken. Ook heeft hij niet betwist dat hij heeft deelgenomen aan deze gesprekken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte in de getapte gesprekken spreekt over de container met cocaïne die in Valencia door de douane is onderschept.
De raadsman stelt zich ten onrechte op het standpunt dat uit een uitspraak van de Hoge Raad (NJ 1998, 515) volgt dat de tapgesprekken die zijn opgenomen na inbeslagname van de cocaïne niet als bewijs gebezigd mogen worden, omdat dit handelingen zijn die zijn verricht na strafvorderlijke inbeslagneming van verdovende middelen.
In de onderhavige zaak gaat het, anders dan het geval was in de zaak die tot voornoemd arrest heeft geleid, niet om handelingen die kunnen strekken tot het verdere vervoer, de opslag of de aflevering van de in beslag genomen verdovende middelen. In de onderhavige tapgesprekken wordt in verhullende termen gesproken over het oponthoud van de container, na de inbeslagname van de cocaïne. Er is geen enkele grondslag voor de stelling dat dergelijke gesprekken niet in het kader van de bewijsvoering voor het vervoer dat reeds heeft plaatsgevonden, zouden kunnen worden meegenomen.
De rechtbank leidt uit het geheel aan feiten en omstandigheden af dat de verdachte zich samen met een ander of anderen bezig heeft gehouden met het vervoer van de gevonden cocaïne vanuit Curaçao naar Spanje.
Het subsidiaire verweer van de raadsman dat niet bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het vervoer van 20 kilo verdovende middelen, omdat hij in tapgesprekken zegt dat hij er “1 komt kopen”, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. De grote inspanning die de verdachte heeft verricht rond het vervoer van de cocaïne, zoals het afreizen naar Curaçao, het sturen van een persoon naar Spanje om de container te controleren en het vele heen en weer bellen met personen in Curaçao, maakt het scenario dat de verdachte slechts wetenschap had van de aanwezigheid van 1 kilo cocaïne in de container buitengewoon onaannemelijk.
Het bewezen feit levert op:
primair:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De verdachte is strafbaar.
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoer van een forse hoeveelheid cocaïne naar Spanje die verstopt zat in een container afkomstig uit Curaçao.
Dit is een ernstig feit. Feiten als deze, dragen bij aan de verdere verspreiding en het gebruik van harddrugs. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevordert de toename van vermogensdelicten. Het is algemeen bekend dat gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, veelvuldig strafbare feiten plegen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar.
Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Ook acht de rechtbank bestraffing in de vorm van een geldboete op zijn plaats nu een dergelijk feit in de regel louter voor het financieel gewin wordt gepleegd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs veel geld opleveren aan alle personen die zitten in de lijn van het vervoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker. Bij de vaststelling van de geldboete is - voor zover bekend - rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2012 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De eis van de officier van justitie komt de rechtbank te hoog voor gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd.
Voorts zal het ontbreken van enkele tapmachtigingen in het dossier, zoals is overwogen onder het kopje ‘machtigingen rechter-commissaris Nederlandse taps’, worden
verdisconteerd in de strafmaat. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverlagende zin rekening met de bij de verwerping van het preliminair verweer ter terechtzitting geconstateerde uiterst onwenselijke gang van zaken rondom het toevoegen van stukken aan het dossier na de raadkarnerbehandeling van 3 november 2010.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal daarom beduidend lager zijn dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat door het Landelijk Parket recent tot een bedrag van € 25.000,- conservatoir beslag is gelegd op het bij de verdachte aangetroffen en in beslag genomen geld. Het restant ad € 2.700,- terug te geven aan de verdachte. Ook de op de beslaglijst onder nummer 4 genoemde horloges dienen terug gegeven te worden aan de verdachte.
Uit het dossier blijkt dat er slechts conservatoir beslag is gelegd tot een bedrag van
€ 20.000,- in plaats van € 25.000,-. Ten aanzien van het overige gedeelte van het in beslag genomen geld, genoemd op de beslaglijst onder nummers 1 tot en met 3, te weten een bedrag van € 7.700,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.
Ook voor de horloges genoemd op de beslaglijst onder nummer 4, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 23, 24c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van twee jaar en zes maanden, alsmede tot een geldboete van € 20.000, (zegge: twintigduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 135 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: nummer 4 en ten aanzien van nummers 1 tot en met 3 een bedrag van € 7.700,--.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. Laukens en Benaissa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Casteleijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2012.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 21 februari 2012:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2008 tot en met 18 september 2008
te Amsterdam, althans elders in Nederland en/of Curaçao en/of Spanje, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
vervoerd (van Curaçao naar Spanje) ongeveer 20 kilogram cocaïne, in elk geval
(een) handels)hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Artikel 2 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2008 tot en met 18 september 2008
te Amsterdam, althans elders in Nederland en/of Curaçao en/of Spanje, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid cocaïne in elk geval een
hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s)
wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen
en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- Eén of meer geldbedrag(en) overgemaakt en/of geleend en/of overhandigd en/of
vervoerd ten behoeve van de aankoop en/of het transport van voornoemde
hoeveelheid cocaïne en/of
- Eén of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk
vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- Eén of meer telefoongesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik)
gevoerd met betrekking tot het opzettelijk vervoeren van voornoemde
hoeveelheid cocaïne;
Artikel 10a Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht