Parketnummer: 10/660119-11
Datum uitspraak: 21 maart 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [plaats] (Roemenië),
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. Visser, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Slieker heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Bewijsuitsluiting van de camerabeelden
Standpunten van partijen
De raadsman heeft aangevoerd dat op de zitting videobeelden zijn vertoond en/of dat zich in het dossier afdrukken van videobeelden bevinden die door de officier van justitie en/of politie zijn verkregen zonder dat daaraan een vordering als bedoeld in art 126nd van het Wetboek van Strafvordering ten grondslag heeft gelegen. De verkregen (video)beelden dienen van het bewijs te worden uitgesloten, omdat de wijze waarop deze beelden in het bezit zijn gekomen van politie en/of justitie geen wettelijke basis heeft en daarom onrechtmatig is.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de verstrekkingen van de videobeelden waaraan geen vordering ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering ten grondslag heeft gelegen ofwel op vrijwillige basis hebben plaatsgevonden, ofwel op basis van een convenant dat (o.a.) tussen de Rotterdamse vervoermaatschappij RET en de politie is afgesloten.
Beoordeling
Mochten er bij de verstrekking van de videobeelden al vormen zijn verzuimd door het niet voorhanden zijn van een vordering als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering, welke vormen in dat geval niet meer kunnen worden hersteld, dan acht de rechtbank dit verzuim niet van dien aard dat daarop de sanctie van bewijsuitsluiting dient te volgen. Bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan immers uitsluitend aan de orde komen indien door een onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Daarvan is hier geen sprake.
Daarbij wordt nog het volgende overwogen.
Het belang dat door artikel 126nd Sv wordt beschermd is met name een algemeen belang dat niet louter strekt ter bescherming van de rechten van de verdachte. Dat dit afgeleide belang op zodanige wijze is geschonden dat sprake is van nadeel in de zin van artikel 359a lid 2 Sv is gesteld noch gebleken. Daarbij wordt benadrukt dat nadeel voor de verdachte dat door de verdediging is aangevoerd inhoudende - kort gezegd - dat de beelden mogelijkerwijs een rol spelen in de bewijsvoering in deze strafzaak, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang en kan dan ook geen nadeel opleveren in de zin van artikel 359a lid 2 Sv.
Feit 1 tot en met 5
Voor vaststelling van betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste feiten is, gelet op de (overige) bewijsmiddelen in het dossier, herkenning van de verdachte op de videobeelden die rondom de feiten zijn gemaakt noodzakelijk.
De herkenningen die op grond van afdrukken (stills) van de videobeelden in het dossier met betrekking tot de feiten 1 tot en met 5 zijn gedaan hebben onvoldoende bewijskracht om hierop een overtuigende bewezenverklaring te baseren.
Op de terechtzitting zijn op verzoek van de rechtbank alle voorhanden zijnde (bewegende) videobeelden bekeken. Ook op grond hiervan is met betrekking tot de feiten 1 tot en met 5 niet zonder redelijke twijfel vast te stellen of het de verdachte is die op de beelden is te zien.
Niet wettig en overtuigend bewezen is derhalve dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis wordt het navolgende vastgesteld.
Feiten
Aangever [aangever] is op 27 februari 2011 tussen 16:58:39 uur en 17:01:46 uur naar een pinautomaat aan de Blaak te Rotterdam gelopen om te pinnen. [aangever] is vervolgens het metrostation Blaak ingelopen waarbij hij door twee personen is gevolgd. [aangever] is onderaan de roltrap door een van de twee mannen aangesproken, waarbij de mannen [aangever] verscheidene keren aanraken en waarbij een van de mannen in de kleding van [aangever] voelt. Nadat deze man de aangever heeft vastgehad zijn de mannen weggelopen en is [aangever] zijn pinpas kwijt. Een paar minuten hierna wordt met de pinpas van [aangever] € 720,- van zijn rekening opgenomen.
Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting
Op de terechtzitting heeft de rechtbank de verdachte verzocht naast een van de beeldschermen in de zittingzaal te gaan staan. De officier van justitie heeft op dat moment camerabeelden van de RET genummerd 3762 afgespeeld en deze stilgezet op de tijdstippen 27 februari 2011 17:03:18 en 17:03:34 uur waarop het hiervoor vastgestelde voor een deel is waar te nemen. De rechtbank stelt vast dat het de verdachte is die op de beelden is waar te nemen als een van de mannen die hiervoor zijn beschreven.
Samenhang feiten
De tijdspanne tussen het wegnemen van de pinpas bij aangever en het daadwerkelijke pinnen van het bedrag van € 720,- is zodanig klein (circa vier minuten) dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte en de andere man zijn geweest die de pintransactie hebben uitgevoerd ofwel daarbij als medepleger zijn betrokken.
Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 februari 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een INGbankpas
(op naam van [aangever]), toebehorende aan [aangever],
hij op 27 februari 2011
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 720,00,
toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte en/of zijn mededader
het weg te nemen geldbedrag onder hun
bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De bewezen feiten leveren op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, met zijn mededader, schuldig gemaakt aan het wegnemen van een pinpas en het vervolgens opnemen van een geldbedrag met die pinpas. Daarbij hebben zij een persoon van hoge leeftijd (77 jaar) als slachtoffer uitgekozen. De verdachte en zijn mededader maakte gebruik van een babbeltruc, waarbij zij de kans schoon zagen om op geraffineerde wijze de pinpas afhandig te maken.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een bejaarde man van zijn pinpas en geld heeft bestolen. Door uitgerekend deze minder weerbare persoon als slachtoffer uit te kiezen heeft de verdachte zeer laf gehandeld. Hij heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen gewin en hij heeft geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten, naast financiële schade voor de slachtoffers ook, soms gedurende lange tijd, gevoelens van angst voor hen met zich brengen.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2012 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. Deze straf valt aanmerkelijk lager uit dan de door de officier van justitie voorgestelde straf, nu de verdachte in vier van de vijf gevallen zal worden vrijgesproken.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren. Die verbeurdverklaring dient te worden opgelegd als bijkomende straf voor de feiten 1, 3, 4, 5 en 6.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag, groot € 531,80, zal echter een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is komen vast te staan dat dit geldbedrag een relatie met het bewezen verklaarde feit heeft.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende te Capelle aan den IJssel, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 165,- en immateriële schade tot een bedrag van € 250,-.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 157,50.
De benadeelde partijen zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake de feiten 1 en 4 geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aange¬bracht.
Nu de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt. De kosten zijn tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag groot 531,80 euro;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Janssen, voorzitter,
en mrs. Van der Groen en Volker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2012.
Bijlage I bij vonnis van 21 maart 2012:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 18 maart 2011
te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een INGpas
(op naam van [benadeelde partij 1]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
hij
op of omstreeks 18 maart 2011
te Capelle aan den IJssel en/of te Rotterdam en/of te Eindhoven, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 5.540,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 05 mei 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen INGbank-pas
(op naam van [aangever 3]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 05 mei 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen INGbankpas
en/of een VISA-creditcard(op naam van [aangever 4]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij
op of omstreeks 5 mei 2011
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 1.500,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 04 maart 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ABNAmro
bankpas (op naam van [benadeelde partij 2]) en/of een Albert Heijn Bonuskaart, in elk
geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij
op of omstreeks 4 maart 2011
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 900,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 03 mei 2011
te Montfoort
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een Rabobankpas (op naam van [aangever 5]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij
op of omstreeks 3 mei 2011
te Montfoort-Oudewater en/of te Rotterdam en/of te Spijkenisse en/of te
Rozenburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 2304,04, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 27 februari 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen INGbankpas
(op naam van [aangever]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
op of omstreeks 27 februari 2011
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
EUR 720,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
middel van een pincode, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II bij vonnis van 21 maart 2012:
1-.
Een proces-verbaal van politie van 28 februari 2011 voorzover inhoudende de verklaring van aangever [aangever] (proces-verbaalnummer PL17D0 2011063933-1) - zakelijk weergegeven -:
Hierbij doe ik aangifte van fraude en zakkenrollerij van een bankpas tussen zondag 27 februari 2011 te 17.00 uur en zondag 27 februari 2011 te 17.08 uur te Rotterdam. Ik ben 77 jaar. Ik ben rekeninghouder bij de ING bank en heb een betaalpas voorzien van het pasnummer 006, behorend bij rekeningnummer [nummer]. Op zondag 26 februari 2011 (de rechtbank leest: zondag 27 februari 2011) omstreeks 17:00 uur had ik bovengenoemde betaalpas nog in mijn bezit. Nadat ik bij het grenswisselkantoor op de Blaak geld (twintig euro) had opgenomen, stopte ik genoemde betaalpas terug in de borstzak van mijn colbert. Toen ik bij het grenswisselkantoor overstak richting metrostation Blaak, en op de stoep kwam waar diverse pinautomaten zijn werd ik aangesproken door dader 1 die in gezelschap was van dader 2. Ik hoorde dat dader 1 tegen mij zei: "U heeft een vijfje laten vallen” of woorden van gelijke strekking. Ik zag en voelde dat dader 1 in de borstzak van mijn colbert griste, het leek net of dader 1 het zogenaamde vijfje terugplaatste in mijn borstzak. Ik voelde in de borstzak van mijn colbert en zag dat mijn betaalpas daar niet meer in zat. Via internet zag mijn zoon later dat er van mijn rekening een bedrag was opgenomen van zevenhonderdentwintig (720) euro was opgenomen om 17:08 uur.
Bijlage 1:
Rotterdam GWK Blaak 1
Datum Tijd
27/02/11 17:00
Opgenomen bedrag: 20.00 EURO
Bijlage 2:
Afdrukgegevens ING Betaalrekening [nummer]
Datum Naam/Omschrijving Code Af/Bij Bedrag (€)
27-02-2011 ING BANK>[geldautomaat 1] GM AF 720,00
PASVOLGNR 006 27-02-2011 17:08
27-02-2011 ING>[geldautomaat 2] GM AF 20,00
PASVOLGNR 006 27-02-2011 17:00
2-.
Een proces-verbaal van uitkijken videobeelden van de politie Rotterdam Rijnmond, proces-verbaalnummer 2011063933, opgemaakt en op 3 maart 2011 ondertekend door de opsporingsambtenaar H.A.R. Sellier, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik zag dat in beeld van camera c 115, welke is geplaatst op de Blaak ter hoogte van de Nieuwstraat te Rotterdam de datum 27/ 02/2011 en tijd 16:58:39 uur tot en met 17:01:46 uur was weergegeven.
Op de beelden herkende ik aangever. Ik zag dat aangever naar een pinautomaat liep van het grenswisselkantoor welke is gevestigd op de Blaak tegen over de in en uitgang van het metrostation Blaak te Rotterdam. Ik zag dat aangever pinhandelingen aan het verrichten was en dat er een man naast hem kwam staan. Hierna te noemen verdachte 1. Tevens zag ik in de nabijheid van deze man een andere man lopen. Hierna te noemen verdachte 2.
Ik zag op beelden van camera C115 dat verdachte 1 naast de aangever ging staan en daar enige handelingen verrichte. Ik zag op beelden van camera c 115 dat verdachte 1 zich wendde naar aangever. Ik zag dat hij naar aangever keek en ik zag dat hij in de richting van aangever leunde. Ik zag dat verdachte 2 steeds in de buurt was en keek in de richting van aangever en verdachte 1. Ik zag dat verdachte 2 wegliep in de richting, waarvan ik ambtshalve weet dat het, de in en uitgang is naar het Metrostation Blaak.
Ik zag in beeld op de player van camera 3762, geplaatst in het metrostation Blaak te Rotterdam, de datum 27:02:2011 en tijd 17:03:06 uur tot en met 17:06:46 uur was weergegeven. Ik zag dat verdachte 1 voor aangever ging staan en hem aansprak. lk zag dat hij zijn rechterarm uitstrekte in de richting van de aangever. Ik zag dat aangever tengevolge hiervan stil bleef staan voor verdachte.
Ik zag dat verdachte 1 aangever weg had gedraaid naar rechts en dat hij hierbij de verdachte vasthield. Ik zag dat verdachte 1 een oranje voorwerp in zijn rechterhand hield en dit achter de rug van aangever over geeft in zijn linkerhand. Waarna hij de hand vervolgens naar zijn rechterjaszak brengt en bij de man weg loopt.
3-.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 7 maart 2012, zoals hierboven in het vonnis vermeld.