ECLI:NL:RBROT:2012:BW0074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
398239 / HA RK 12-188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • P.H. Veling
  • H. van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 maart 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gedaan door de advocaat van de verzoeker, die van mening was dat de rechter-commissaris partijdig was door een deel van het antwoord van een getuige niet op te nemen in het proces-verbaal van het getuigenverhoor. De getuige had een mogelijke verdenking geuit over de broer van de verzoeker, maar de rechter-commissaris weigerde deze informatie op te nemen, omdat hij dit niet relevant achtte voor de zaak. De rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter-commissaris. De beslissing van de rechter-commissaris om het antwoord van de getuige niet op te nemen, werd als een procedurele beslissing beschouwd, die niet op zichzelf grond voor wraking opleverde. De rechtbank benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat de door de advocaat aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter-commissaris niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 27 maart 2012
Zaaknummer: 398239
Rekestnummer: HA RK 12-188
Parketnummer: 10/960101-10
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
preventief gedetineerd [naam P.I.],
verzoeker,
advocaat: mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter-commissaris is in behandeling de strafzaak met bovenvermeld parketnummer tegen verzoeker als verdachte. In het kader van de verwijzing van deze zaak door de rechtbank naar de rechter-commissaris heeft laatstgenoemde op 20 maart 2012 [naam getuige] als getuige gehoord.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van genoemde strafzaak waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van het hiervoor genoemde getuigenverhoor;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de advocaat van verzoeker, de rechter-commissaris alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 20 maart 2012.
Ter zitting van 23 maart 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker en diens advocaat, mr. A. Moszkowicz. De rechter-commissaris en de officier van justitie, mr. G.C. Bos, zijn - met bericht van verhindering - niet verschenen. De advocaat heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven -:
In het kader van het getuigenverhoor heeft de rechter-commissaris geweigerd een deel van het antwoord van de getuige [naam getuige] op een vraag van de verdediging, betrekking hebbende op zijn broer [naam broer], op te nemen in het proces-verbaal van getuigenverhoor. Het antwoord van de getuige was (geparafraseerd weergegeven) "dat daarover niet met hem is gesproken, maar dat bij hem wel de gedachte was opgekomen dat [naam broer] zich aan witwassen zou hebben schuldig gemaakt, of althans die verdenking hem zou kunnen treffen" op te nemen in het proces-verbaal van getuigenverhoor. De motivering van de rechter-commissaris daartoe was dat dit deel van de reactie van de getuige geen antwoord was op de gestelde vraag. Deze motivering volstaat voor verzoeker niet. Het gaat niet aan dat de verslaglegging wordt beperkt tot antwoorden die de aanklagers welgevallig zullen zijn, terwijl gegeven antwoorden die tot verweer kunnen strekken buiten de verslaglegging blijven. Het niet willen opnemen van dit deel van het antwoord van de getuige geeft evident blijk van een vooringenomen opstelling van de rechter-commissaris.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust. Hij is van mening dat er geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
De rechter-commissaris heeft hiertoe in zijn e-mail van 20 maart 2012 onder meer het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling van de juistheid van een door mij als rechter-commissaris genomen beslissing om het antwoord op een vraag door de getuige te beletten, indien naar mijn oordeel het antwoord op die vraag redelijkerwijs niet van belang kan worden geacht voor de beantwoording door de zittingsrechter van de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De beoordeling van de juistheid van mijn beslissing is voorbehouden aan de zittingsrechter. Grond voor wraking bestaat alleen als deze beslissingen feiten opleveren waarvoor geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeien uit vooringenomenheid van de rechter-commissaris. Daarvan is in de onderhavige zaak naar mijn mening geen sprake.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek, aangezien procedurele beslissingen - behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden - geen grond opleveren voor wraking. Hiervan is in de onderhavige zaak geen sprake.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door de advocaat van verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Daarbij moet vooropgesteld worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan slechts anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris heeft geweigerd de door de advocaat van verzoeker aangehaalde zinsnede op te nemen in het proces-verbaal van getuigenverhoor is naar het oordeel van de rechtbank niet een zozeer onbegrijpelijke beslissing, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing als onder 3.3 bedoeld kan worden ontleend. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de betreffende zinsnede geen mededeling omtrent de feiten betreft maar een mogelijke indruk/conclusie die op enig moment bij de getuige is ontstaan met betrekking tot het gedrag van zijn broer, die tot op heden niet als verdachte is aangemerkt, terwijl het naar de rechter-commissaris verwezen onderzoek niet mede het gedrag van die broer betreft. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat het van belang is om te weten of ook door genoemde [naam broer] strafwaardig is gehandeld brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De advocaat van verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer met betrekking tot de voorgeschiedenis van dit wrakingsverzoek een aantal feiten gesteld en gevraagd die in de beoordeling te betrekken. De rechtbank zal de juistheid van die feiten echter in het midden laten nu ze geen deel uitmaken van de motivering die aan de wraking ten grondslag ligt.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 27 maart 2012 door mr. M.F.L.M. Van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de jongste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. A. Schut, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beslissing door de jongste rechter en de griffier is ondertekend.