ECLI:NL:RBROT:2012:BW1442
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg testament en fideï-commissaire making met betrekking tot de ontbindende voorwaarde
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2012, staat de uitleg van een testament centraal. De eiser, [eiser], en gedaagde sub 1 zijn de kinderen van de overleden erflaatster, mevrouw [X]. De erflaatster heeft in haar testament een fideï-commissaire regeling opgenomen, waarbij de rechten van de erfgenamen onder bepaalde voorwaarden zijn vastgelegd. De eiser vordert een verklaring voor recht dat de ontbindende voorwaarde, die in het testament is opgenomen, niet van toepassing is, terwijl gedaagde sub 3 in reconventie stelt dat deze voorwaarde wel van toepassing is en dat de eiser de nalatenschap moet aanvaarden.
De rechtbank overweegt dat de uitleg van het testament moet plaatsvinden aan de hand van de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt en de verhoudingen die de erflaatster heeft willen regelen. Vast staat dat de eiser op het moment van het opstellen van het testament en het openvallen van de nalatenschap een uitkering ontving op basis van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK). De rechtbank concludeert dat, hoewel de tekst van het testament op het eerste gezicht de ontbindende voorwaarde lijkt te activeren, de bedoeling van de erflaatster niet was om de eiser te onterven op basis van zijn uitkeringssituatie.
De notaris die het testament heeft opgesteld, bevestigt in een brief dat de erflaatster niet de bedoeling had om de eiser te onterven. De rechtbank komt tot de conclusie dat de ontbindende voorwaarde niet van toepassing is, waardoor de eiser recht heeft op zijn aandeel in de nalatenschap. De vorderingen van gedaagde sub 3 worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.