Parketnummer: 10/993109-06
Datum uitspraak: 13 april 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. R.F. Nelisse, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Backer heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een werkstraf 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd – zakelijk weergegeven – dat hij tezamen en in vereniging, althans alleen, zonder vergunning als effectenbemiddelaar diensten heeft aangeboden/verricht of doen aanbieden/verrichten met betrekking tot ‘shares’ in het ‘Active-Share Investment Fund’ (East European Private Investment Limited Company) aan een aantal met name in de dagvaarding genoemde personen.
Artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995) bepaalde gedurende de ten laste gelegde periode: ‘Het is verboden zonder vergunning als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder in of vanuit Nederland diensten aan te bieden of te verrichten.’
Artikel 1 Wte 1995 bepaalde:
‘In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt — voor zover niet anders bepaald — verstaan onder:
a. effecten
1°. aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants, en soortgelijke waardepapieren;
[ ]
b. effectenbemiddelaar:
1°. degene die als tussenpersoon (…) beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming van transacties in effecten;
[ ]
4°. degene die beroeps- of bedrijfsmatig effecten, bij uitgifte ervan, overneemt of plaatst;’
[ ]
De kenmerken van het product dat de (beoogde) beleggers werd aangeboden, komen grotendeels overeen met de kenmerken van een schuldbrief in de zin van artikel 1 Wte 1995. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter onvoldoende dat het Active-Share Investment Fund danwel de onderneming East European Private Investment Limited Company (hierna EEPILC) daadwerkelijk heeft bestaan en dat de aan de beleggers aangeboden ‘shares’ daadwerkelijk waardepapieren betroffen. Op grond daarvan kwalificeren de aan de beleggers verstrekte ‘shares’ niet als effecten in de zin van de Wte 1995 en kan niet worden gezegd dat de verdachte en/of (een van) zijn medeverdachte(n) door te handelen als in de dagvaarding omschreven als effectenbemiddelaar in de zin van artikel 7 Wte 1995 werkzaam is/zijn geweest.
Om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van februari 2004 tot en met 14 april 2004, te Rotterdam en Bruinisse en Renesse,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels nagenoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van
geldbedragen,
- [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 25.000,-, en
- [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 6.000,-, en
- [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 10.000,-, en
- [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 15.000,-, en
- [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.000,-, en
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
telkens met vorenomschreven oogmerk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan voormelde personen beleggingen via de firma "Private Money Advise
(PMA)" en de investeringsmaatschappij "East European Private Investment
Limited Company (EEPILC)", gevestigd te Letland, aangeboden, waarbij:
- de beleggers zouden profiteren van aanzienlijke rendementen,
- eventuele financiële risico's geen invloed zouden hebben op de inleg van de investeerder,
- de totale inleg, verhoogd met 6% per deelnamejaar op basis van samengestelde interest, gegarandeerd zou zijn,
- dat dat bedrag door de Parex Bank werd gegarandeerd,
waardoor voormelde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het thans onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd – kort weergegeven – dat de verdachte op geen enkele manier het oogmerk heeft gehad om zichzelf of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels. De verdachte is te goeder trouw betrokken geweest bij een gedeelte van in de tenlastelegging genoemde handel.
Dit verweer wordt verworpen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op 1 september 2003 werd in Nederland ingeschreven de rechtspersoon Private Money Advice Ltd. (hierna: PMA). Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam luidt de omschrijving van PMA: Het adviseren van particulieren en bedrijven op financieel gebied. De verdachte was vanaf 1 september 2003 tot 5 april 2004 bestuurder van PMA.
PMA trad naar buiten met het aanbieden van participaties in het Active-Share Investment Fund. Na inleg werd aan beleggers een ‘share’ in East European Private Investment Limited Company (hierna: EEPILC) verstrekt, welk bedrijf een investeringsmaatschappij zou zijn, met haar Europese hoofdkantoor in Riga, Letland. De door de beleggers verstrekte gelden zouden worden belegd in onroerend goed in – met name – Oost-Europa.
Door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden flyers en folders ontworpen, waarmee potentiële investeerders werden benaderd. Belangstellenden die op voornoemde flyers en folders hadden gereageerd, werden door de medeverdachte Boer bezocht en bewogen te participeren, door tussenkomst van PMA, in het Active-Share Investment Fund. Er werd de beleggers een papier verstrekt dat een ‘share’ in EEPILC zou vertegenwoordigen, alsmede – tijdelijk - toegang tot een website waarop de (vermeende) vermogensgroei kon worden gevolgd.
Door de verdachte werd op 16 september 2003 bij ABN AMRO Bank N.V. onder rekeningnummer 44.20.74.794 een bankrekening ten name van PMA geopend en door hem als enige gemachtigde beheerd.
Op 19 maart 2004 wordt door de aangever [slachtoffer 4] een bedrag van € 15.000,00 overgemaakt op bankrekeningnummer 44.20.74.794. Op 23 maart 2004 wordt door de aangever [slachtoffer 1] een bedrag van € 25.000,00 overgemaakt op bankrekeningnummer 44.20.74.794. Op 25 maart 2004 wordt door de aangever [slachtoffer 3] een bedrag van € 10.000,00 overgemaakt op bankrekeningnummer 44.20.74.794. Op 25 maart 2004 wordt door de aangever [slachtoffer 2] een bedrag van € 6.000,00 overgemaakt op bankrekeningnummer 44.20.74.794.
Op 5 april 2004 wordt PMA door de verdachte van de medeverdachte [medeverdachte 3] overgenomen en wordt [medeverdachte 4] directeur van PMA.
Op 14 april 2004 wordt door de aangever [slachtoffer 5] een bedrag van € 2.000,00 overgemaakt op bankrekeningnummer 44.20.74.794.
Op 14 april 2004 wordt de bankrekening onder nummer 44.20.74.794 opgeheven en wordt het nog resterende creditbedrag van € 1.833,73 overgeboekt naar rekeningnummer 50.63.35.860 op naam van de verdachte.
Op 23 maart 2004 zijn van bankrekeningnummer 44.20.74.794 twee bedragen van respectievelijk € 7.000,00 en € 500,00 overgeschreven naar bankrekeningnummer 6557200019 van de Parex Bank te Riga (Letland), op naam van EEPILC.
Op 26 maart 2004 is van bankrekeningnummer 44.20.74.794 een bedrag van € 24.000,00 overgeschreven naar bankrekeningnummer 6557200019 van de Parex Bank te Riga (Letland), op naam van EEPILC.
Aldus is door de aangevers [slachtoffers 4, 1, 3, 2 en 5] in de periode van 19 maart 2004 tot en met 14 april 2004 een totaalbedrag van € 57.000,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer 44.20.74.794 en werd op 23 en 26 maart 2004 een totaalbedrag van € 31.500,00 van dit bankrekeningnummer afgeschreven.
Op 25 maart 2004 wordt van bankrekeningnummer 6557200019 een bedrag van USD 7.300,00 afgeschreven, onder vermelding van ‘betaling voor ontwerp en opmaak van een website’. Op 25 maart 2004 wordt van bankrekeningnummer 6557200019 een bedrag van USD 24.000,00 afgeschreven, onder vermelding van ‘marketingonderzoek programmering website’.
Op 6 mei 2005 wordt de bankrekening bij de Parex Bank onder rekeningnummer 6557200019 opgeheven na afschrijving van het nog resterend bedrag van USD 589,38.
Uit het zich in het dossier bevindende transactieoverzicht van bankrekeningnummer 6557200019 in de periode 24 maart 2004 tot en met 6 mei 2005 blijkt niet van bestedingen die zijn te relateren aan beleggingen, investeringen of onroerend goedprojecten.
In het ondernemingsregister van Republiek Letland is geen onderneming of ondernemer onder de naam EEPILC geregistreerd, noch is er vermelding in een register van vestigingen van de buitenlandse onderneming EEPILC op het grondgebied van de Republiek Letland.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] hebben beiden verklaard gezamenlijk te zijn afgereisd naar Letland. Zij hebben aldaar nimmer een kantoor van EEPILC bezocht, maar wel ten minste één ontmoeting gehad met twee mannen, door de verdachte aangeduid als [naam] en [naam]. Bij die ontmoeting die plaatsvond in een hotel in Riga, is aan de verdachte en zijn medeverdachte verteld wat PMA moest doen.
Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte te goeder trouw was. De verdachte heeft het project samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] opgestart na overleg met de mannen in Riga, en de verdachte was in de periode daarna niet alleen directeur van PMA, maar verzorgde ook als enige de overmakingen en opnamen van de ABN AMRO rekening van PMA. Ook het door verdachte overmaken van het op die rekening nog resterende bedrag naar een rekening op naam van de verdachte – en niet naar EEPILC of, zodra PMA’s nieuwe rekeningnummer bekend was, naar dat nummer – strijdt met de verklaring van de verdachte dat hij dacht dat de gelden daadwerkelijk voor de aangevers belegd werden.
Nu bovendien op geen enkele wijze is gebleken dat de aan de aangevers door de verdachte en zijn medeverdachten toegezegde beleggingen hebben plaatsgevonden noch dat de door de aangevers overgemaakte gelden anderszins in dat kader zijn beheerd, oordeelt de rechtbank, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, dat de verdachte met zijn medeverdachten genoemde aangevers hebben opgelicht.
Het bewezen feit levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
De verdachte is strafbaar.
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, door op geraffineerde wijze aan particulieren beweerdelijk risicoloze beleggingen met aanzienlijke rendementen aan te bieden. De bedragen die vervolgens door de slachtoffers aan de verdachte en diens medeverdachten werden toevertrouwd, werden echter nimmer belegd maar ten eigen en/of andermans bate aangewend.
Dit is een ernstig feit. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen zijn slachtoffers financieel aanzienlijk benadeeld, maar heeft hij tevens het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld schade toegebracht. De verdachte heeft zich bij dit alles kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin.
Blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2012 is de verdachte reeds eerder veroordeeld voor onder meer een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank stelt vast dat er in onderhavige zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. De verdachte is op 28 maart 2006 door ambtenaren van de FIOD-ECD gelicht uit het huis van bewaring te Zeist, teneinde als verdachte in de onderhavige zaak te worden gehoord. De verdachte kon
vanaf dat moment vrezen dat hij door het openbaar ministerie in een strafprocedure zou worden betrokken. Sindsdien zijn ruim zes jaren verstreken, hetgeen, gelet op het verloop van de procedure, de verdediging niet valt te verwijten.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur aangewezen. Rekening houdend echter met de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur alsmede een werkstraf opleggen. Daarmee straft de rechtbank zwaarder dan door de officier van justitie is geëist, omdat de eis onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 118.640,94.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht ten bedrage van € 25.000,00, zijnde het bedrag aan tweede inleg d.d. 7 juni 2004 door de benadeelde partij. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voor, dat de gevorderde schade tot laatstgenoemd bedrag zal worden toegewezen. Het andere deel van het door de benadeelde partij gedane inleg valt niet in voldoende mate in verband te brengen met een door de verdachte gepleegd of aan deze toe te rekenen strafbaar feit en zal daarom worden afgewezen. De door de benadeelde partij voorts gevorderde, gederfde winst (rentevergoeding) is thans niet toewijsbaar. Wel is in plaats daarvan aanleiding het toe te wijzen schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor de beoordeling van het overig gevorderde is een nader onderzoek noodzakelijk, dat een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren. De benadeelde partij zal in het niet aanstonds toewijsbare deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in aanzienlijke mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Ook daarbij geldt dat indien en voor zover mededaders (ten behoeve van) de benadeelde partij betalen, verdachte in zoverre eveneens van deze betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 5.000,00.
De gevorderde schade valt niet in voldoende mate in verband te brengen met een door de verdachte gepleegd of aan deze toe te rekenen strafbaar feit en zal daarom worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 10.000,00.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Ook daarbij geldt dat indien en voor zover mededaders (ten behoeve van) de benadeelde partij betalen, verdachte in zoverre eveneens van deze betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 6.000,00.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Ook daarbij geldt dat indien en voor zover mededaders (ten behoeve van) de benadeelde partij betalen, verdachte in zoverre eveneens van deze betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 7.971,00.
De gevorderde schade valt niet in voldoende mate in verband te brengen met een door de verdachte gepleegd of aan deze toe te rekenen strafbaar feit en zal daarom worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 6], wonende te Eindhoven, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.000,00.
De gevorderde schade valt niet in voldoende mate in verband te brengen met een door de verdachte gepleegd of aan deze toe te rekenen strafbaar feit en zal daarom worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren en stelt de volgende algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst een deel van de vordering van benadeelde partij groot € 25.000,00 af;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 160 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en dat indien en voor zover zijn mededaders ten behoeve van of aan de benadeelde partij betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en dat indien en voor zover zijn mededaders ten behoeve van of aan de benadeelde partij betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 6.000,00 (zegge: zesduizend euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 6.000,00 (zegge: zesduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 65 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en dat indien en voor zover zijn mededaders ten behoeve van of aan de benadeelde partij betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Geerars, voorzitter,
en mrs. Van Nijen en Volker, rechters,
in tegenwoordigheid van Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2012.
Bijlage bij vonnis van 13 april 2012.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
- al dan niet handelend onder Private Money Advice Ltd -
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 september 2003 tot en met 17 augustus 2004,
in elk geval in of omstreeks de periode van 1 september 2003 tot en met
5 april 2004,
te Rotterdam en/of Bruinisse en/of Renesse en/of Vlissingen en/of Bergen op
Zoom en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Tilburg en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met Private Money Advice Ltd en/of (een) ander(en),
althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) -al dan niet- opzettelijk
zonder vergunning als effectenbemiddelaar in of vanuit Nederland diensten
heeft aangeboden en/of verricht, en/althans doen aanbieden en/of doen
verrichten,
door het (telkens) aanbieden en/of verkopen, en/althans doen aanbieden en/of
doen verkopen, van
(een) share(s) in het "Active-Share Investment Fund"
(East European Private Investment Limited Company)
aan [slachtoffer(s) 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 9 en/of 10 en/of 11] en/of een of
meer ander(en);
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
artikel 7 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995
ter berechting gevoegd parketnummer 10/993050-07
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met augustus 2004,
in elk geval in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met
5 april 2004,
te Rotterdam en/of Bruinisse en/of Renesse en/of Vlissingen en/of Bergen op
Zoom en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Tilburg en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels
(één of meer van) nagenoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van
één of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig(e) goed(eren),
- [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 50.000,-, en/of
- [slachtoffer 6, wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 5.000,-, en/of
- [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 6.000,-, en/of
- [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 10.000,-, en/of
- [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 15.000,-, en/of
- [slachtoffer 7], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.500,-, en/of
- [slachtoffer 8], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 5.000,-, en/of
- [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.000,-, en/of
- [slachtoffer 9], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 1.000,-, en/of
- [slachtoffer 10], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.000,-, en/of
- [slachtoffer 11], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 1.000,-;
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
(telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan voormelde perso(o)n(en) beleggingen via de firma "Private Money Advice
(PMA)" en de investeringsmaatschappij "East European Private Investment
Limited Company (EEPILC)", gevestigd te Letland, aangeboden,
waarbij:
- de beleggers zouden profiteren van aanzienlijke rendementen,
- eventuele financiële risico's geen invloed zouden hebben op de inleg van de
investeerder,
- de totale inleg, verhoogd met 6% per deelnamejaar op basis van samengestelde
interest, gegarandeerd zou zijn,
- dat dat bedrag door de Parex Bank werd gegarandeerd,
waardoor voormelde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n);
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Private Money Advice LTD
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met augustus 2004,
in elk geval in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met
5 april 2004,
te Rotterdam en/of Bruinisse en/of Renesse en/of Vlissingen en/of Bergen op
Zoom en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Tilburg en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels
(één of meer van) nagenoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van
één of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig(e) goed(eren),
- [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 50.000,-, en/of
- [slachtoffer 6, wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 5.000,-, en/of
- [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 6.000,-, en/of
- [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 10.000,-, en/of
- [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 15.000,-, en/of
- [slachtoffer 7], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.500,-, en/of
- [slachtoffer 8], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 5.000,-, en/of
- [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.000,-, en/of
- [slachtoffer 9], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 1.000,-, en/of
- [slachtoffer 10], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 2.000,-, en/of
- [slachtoffer 11], wonende te [woonplaats], een bedrag van Euro 1.000,-;
hebbende die rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen aldaar
(telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan voormelde perso(o)n(en) beleggingen via de firma "Private Money Advice
(PMA)" en de investeringsmaatschappij "East European Private Investment
Limited Company (EEPILC)", gevestigd te Letland, aangeboden,
waarbij:
- de beleggers zouden profiteren van aanzienlijke rendementen,
- eventuele financiële risico's geen invloed zouden hebben op de inleg van de
investeerder,
- de totale inleg, verhoogd met 6% per deelnamejaar op basis van samengestelde
interest, gegarandeerd zou zijn,
- dat dat bedrag door de Parex Bank werd gegarandeerd,
waardoor voormelde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n),
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven
en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met 31 december 2004,
in elk geval in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met
19 april 2004,
te Rotterdam en/of Bruinisse en/of Renesse en/of Vlissingen en/of Bergen op
Zoom en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Tilburg en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
te weten:
- een bedrag van Euro 50.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of
- een bedrag van Euro 5.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtofffer 6], en/of
- een bedrag van Euro 6.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 2], en/of
- een bedrag van Euro 10.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 3], en/of
- een bedrag van Euro 15.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 4], en/of
- een bedrag van Euro 2.500,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 7], en/of
- een bedrag van Euro 5.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 8], en/of
- een bedrag van Euro 2.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 5], en/of
- een bedrag van Euro 1.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 9], en/of
- een bedrag van Euro 2.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 10], en/of
- een bedrag van Euro 1.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 11],
welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s)
van voormelde perso(o)n(en) had(den) ontvangen,
teneinde dat/die geldbedrag(en) te investeren in het Active-Share Investment
Fund, en aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den),
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
artikel 321 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
Private Money Advice LTD
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met 31 december 2004,
in elk geval in of omstreeks de periode van februari 2004 tot en met
19 april 2004,
te Rotterdam en/of Bruinisse en/of Renesse en/of Vlissingen en/of Bergen op
Zoom en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of Tilburg en/of Eindhoven en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan
voornoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s),
te weten:
- een bedrag van Euro 50.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of
- een bedrag van Euro 5.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtofffer 6], en/of
- een bedrag van Euro 6.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 2], en/of
- een bedrag van Euro 10.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 3], en/of
- een bedrag van Euro 15.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 4], en/of
- een bedrag van Euro 2.500,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 7], en/of
- een bedrag van Euro 5.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 8], en/of
- een bedrag van Euro 2.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 5], en/of
- een bedrag van Euro 1.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 9], en/of
- een bedrag van Euro 2.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 10], en/of
- een bedrag van Euro 1.000,-, in elk geval een geldbedrag,
toebehorende aan [slachtoffer 11],
welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) voornoemde rechtspersoon en/of haar
mededader(s)
van voormelde perso(o)n(en) had(den) ontvangen,
teneinde dat/die geldbedrag(en) te investeren in het Active-Share Investment
Fund, en aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den),
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven
en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 321 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht