ECLI:NL:RBROT:2012:BW5338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/651006-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F. Feraaune
  • A. van den Berg
  • J. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing in Rotterdam met bijzondere voorwaarden

Op 9 mei 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 12 januari 2012 een overval heeft gepleegd op een café in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van poging tot afpersing. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van zijn gokverslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een vuurwapen de barmedewerker had bedreigd en hem had gedwongen geld af te geven, maar dat de poging niet was voltooid omdat de barman niet was geïntimideerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door een psychiater. De psychiater adviseerde intensieve begeleiding en behandeling voor de verdachte, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank volgde dit advies en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering en kan poliklinisch behandeld worden voor zijn verslavingsproblematiek.

De benadeelde partij, die immateriële schade vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze een onevenredige belasting op het strafgeding zou opleveren. De rechtbank besloot dat de kosten voor de vordering door beide partijen gedragen moesten worden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/651006-12
Datum uitspraak: 9 mei 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw: mr. W.R. Arema, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Segerink heeft gerekwireerd:
- de bewezenverklaring van de tenlastegelegde poging tot afpersing;
- de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat de verdachte zich, met behulp van een tolk in de Nederlandse gebarentaal, onder poliklinische behandeling dient te stellen van de verslavingszorg van Bouman GGZ.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 januari 2012 te Rotterdam,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan café [café] en/of [slachtoffer 1],
- een vuurwapen, heeft
gericht op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij
- op dreigende toon de woorden heeft toegevoegd: "Geef geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
poging tot afpersing.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsvrouw heeft hiertoe primair aangevoerd dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat dit ook zo was ten tijde van het feit, dat er een causaal verband is tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het feit en dat de gebrekkige ontwikkeling zodanig is dat deze aan toerekening in de weg staat.
Subsidiair is een beroep gedaan op psychische overmacht. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte in een ongewone psychische toestand verkeerde, die was veroorzaakt door zijn gebrekkige geestesontwikkeling. Deze specifieke toestand maakt dat van de verdachte in redelijkheid niet kon en mocht worden verwacht dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan, aldus de raadsvrouw.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Blijkens het rapport Pro Justitia d.d. 16 april 2012 omtrent de persoon en geestvermogens van de verdachte acht de psychiater C.J. Sleeboom-van Raaij de verdachte verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar - en dus niet ontoerekeningsvatbaar - voor het hem tenlastegelegde feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te oordelen. Het primaire verweer wordt derhalve verworpen.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat er sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Van een dergelijke van buiten komende drang is niet gebleken, zodat reeds om deze reden het beroep op psychische overmacht moet worden verworpen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot strafuitsluiting.
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte is met een bivakmuts op zijn hoofd een café binnengegaan en heeft daar een vuurwapen (in casu een gaspistool) op de barmedewerker gericht, teneinde hem te bewegen geld af te geven - naar eigen zeggen om dusdoende zijn gokverslaving te bekostigen. Dat de verdachte niet in zijn opzet is geslaagd (doordat de barman zich niet door de verdachte heeft laten intimideren), is een omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is geweest.
Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen bij de directe slachtoffers gevoelens van onveiligheid en angst, maar ook bij de maatschappij in het algemeen, temeer nu dit feit zich in de openbaarheid heeft afgespeeld. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich bij het plegen van dit feit enkel heeft laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en dat hij geen oog heeft gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2012 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts is acht geslagen op het rapport Pro Justitia d.d. 16 april 2012 omtrent de persoon en geestvermogens van de verdachte, opgemaakt door C.J. Sleeboom-van Raaij, psychiater. De psychiater acht de verdachte verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar voor het tenlastegelegde feit.
Aan deze conclusie legt de psychiater ten grondslag dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, doordat bij zijn doofheid passende communicatie in zijn eerste elf levensjaren in Marokko op school en thuis, en daarna in Nederland thuis, heeft ontbroken.
De psychiater geeft aan dat het tenlastegelegde feit volledig is voortgekomen uit genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psychiater geeft in dit verband aan dat de verdachte door het ontbreken van adequate visuele communicatie als doof kind niets heeft kunnen begrijpen van de leefomgeving, geen informatie heeft kunnen opnemen over taal, cultuur, sociale omgangsvormen, normen en waarden, emotionele vaardigheden, sociale vaardigheden, regels en wetten, schoolse vaardigheden, copingmechanismen en probleemoplossend gedrag. Dit heeft geleid tot een laag taal- en rekenniveau, primitief, naïef handelen, het niet goed kunnen inschatten van de gevolgen daarvan en inadequaat en onrijp psychosociaal en emotioneel functioneren. De psychiater geeft voorts aan dat de verdachte pas achteraf heeft beseft wat de gevolgen zijn van zijn gedrag.
Naar het oordeel van de psychiater is de kans reëel dat de verdachte zal recidiveren, indien hij niet gecorrigeerd of behandeld wordt voor zijn problematiek en gokverslaving. De psychiater geeft aan dat verdachtes inadequate en onrijpe psychosociaal functioneren, met zeer matig probleemoplossend vermogen tot terugval in zijn gokgedrag kan leiden en recidive van een vergelijkbaar delict kan betekenen. De bijkomende factoren dat de verdachte alleen woont, een gering steunsysteem, geen werk of andere zinvolle bezigheden, weinig sociale contacten en een matige relatie met zijn ouders heeft, versterken het risico op terugval in verdachtes gokverslaving, omdat zij zijn sociaal isolement bevorderen.
Naar het oordeel van de psychiater is het wenselijk dat de verdachte intensief begeleid wordt om hem een kans te bieden zich meer te ontwikkelen op het gebied van taalvaardigheden, psychosociale en emotionele vaardigheden, probleemoplossend vermogen en copinggedrag. Naar het oordeel van de psychiater zou een opname in een setting gericht op dove en slechthorende mensen zoals de Kersenboom van Trajectum (Hoeve Boschoord) de verdachte de meest grondige behandeling kunnen bieden; wanneer dit niet tot de mogelijkheden behoort (mede vanwege de grote afstand) is een poliklinisch contact met behulp van een tolk gebarentaal met de Bouwman GGZ in Rotterdam aangewezen.
De psychiater adviseert voorts de verdachte daarbij te doen begeleiden door de reclassering, voor werktoeleiding en om de verdachte een duidelijke dagstructuur en een betere sociale context te bieden. De psychiater geeft de rechtbank in overweging, een en ander te doen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij oplegging van een deels voorwaardelijk strafdeel.
Voorts is acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Stichting Reclassering Nederland d.d. 20 maart 2012 omtrent de verdachte, opgemaakt door J. Ivasko, reclasseringswerker. In dit rapport wordt aangegeven dat het risico op recidive als ‘hoog gemiddeld’ wordt ingeschat.
Teneinde het risico op recidive te verkleinen wordt geadviseerd de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, waarbinnen een traject kan worden uitgezet gericht op een passende dagbesteding en het gericht zoeken naar een mogelijkheid tot toeleiding richting de (gok)verslavingszorg van Bouman GGZ.
De rechtbank kan zich verenigen met de bevindingen en conclusies van de psychiater en neemt deze over.
De adviezen van de psychiater en Stichting Reclassering Nederland zullen worden gevolgd en aan de verdachte zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een stok achter de deur is nodig om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact worden verbonden, zodat invulling kan worden gegeven aan het door de reclassering voorgestelde plan van aanpak.
Alles afwegend, wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00.
Naar het oordeel van de rechtbank levert behandeling van deze vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting op van het strafgeding. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank ziet voorts aanleiding te bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde poging tot afpersing, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren en stelt de volgende algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden dat de veroordeelde zich (met behulp van een tolk in de Nederlandse gebarentaal) poliklinisch dient te laten behandelen door de de verslavingszorg van Bouman GGZ, of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Feraaune, voorzitter,
en mrs. Van den Berg en Van Baaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Schut, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2012.
Bijlage bij vonnis van 9 mei 2012:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 januari 2012
te Rotterdam, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te dwingen tot de afgifte van geld en/of
sigaretten, althans enig(e) goed(eren) van zijn gading,
geheel of ten dele toebehorende aan café [café] en/of
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of sigaretten, althans
enig(e) goed(eren),geheel of ten dele toebehorende aan café [café] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 1] voornoemd en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te plegen
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft
gericht op, althans gehouden in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 3] en/of (daarbij)
- op dreigende toon de woorden heeft toegevoegd: "Geef geld", althans woorden
van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 317/312 jo 45 Wetboek van Strafrecht)