vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummer / rolnummer: 396445 / KG ZA 12-143
Vonnis in kort geding van 26 maart 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MHG B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. A.J. van de Watering,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. J.M. Hebly en mr. M.M. Fimerius,
in welke zaak zijn toegelaten als tussenkomende partijen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEYRA RETAIL & SERVICES B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
tussengekomen partij,
advocaat mr. Th. Dankert,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELZORG NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Almere,
tussengekomen partij,
advocaat mr. drs. T.R.M. van Helmond,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[tussenkomende partij 3],
gevestigd te Goes,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[tussenkomende partij 4],
gevestigd te Groningen,
tussengekomen partijen,
advocaat mr. I. Broere.
Partijen zullen hierna MHG, de gemeente, Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 22 februari 2012 met producties;
- de brief d.d. 8 maart 2012 zijdens MHG met producties;
- de brief d.d. 9 maart 2012 zijdens de gemeente met een productie;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging zijdens Meyra;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging zijdens Welzorg met een productie;
- de mondelinge behandeling d.d. 12 maart 2012;
- de pleitnota van mr. Van de Watering;
- de pleitnota van mrs. Hebly en Fimerius;
- de pleitnota van mr. Dankert;
- de pleitnota van mr. Van Helmond;
- de pleitnota van mr. Broere, tevens houdende incidentele conclusie tot tussenkomst/voeging met een productie zijdens [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4].
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 12 maart 2012.
Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] hebben verzocht te mogen tussenkomen in dit geding. Ter zitting hebben MHG en de gemeente verklaard daar geen bezwaar tegen te hebben. De voorzieningenrechter heeft daarop de tussenkomst toegestaan, nu bovendien door de tussenkomst Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] in staat zijn om benadeling of verlies van een hun toekomend recht te voorkomen, terwijl niet is gebleken dat de verzoeken tot tussenkomst aan de vereiste spoed en de goede procesorde in dit kort geding in de weg staan.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
De onderhavige aanbesteding betreft de Aanbesteding Hulpmiddelen Individuele Voorzieningen. Aanbestedende dienst is de gemeente, vertegenwoordigd door de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving.
Aanleiding van de aanbesteding is het opvolgen van de huidige overeenkomsten op het verstrekken van gehandicaptenhulpmiddelen. De door de gemeente gewenste maximale duur van de nieuwe overeenkomst is van 1 april 2012 tot en met 31 maart 2019.
Paragraaf 1.3.3.2. (Gewenste situatie) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"In de gewenste situatie doet de afdeling IV (vzr: de afdeling Individuele Voorzieningen van de gemeente) alleen nog de indicatiestelling van de cliënt met als resultaat enkel een functioneel PvE en een daarbij passende categorie hulpmiddel (zie paragraaf 1.3.5) Na deze indicatiestelling gaat een nadere opdracht richting de opdrachtnemer om het functionele probleem van de cliënt via een productselectie-proces op te lossen.
(...)
De opdrachtnemer is hierbij verantwoordelijk voor het passend oplossen van de gestelde functionele indicatie middels het opstellen van een technisch PvE en het selecteren van het hierbij behorende hulpmiddel, binnen de geïndiceerde categorie, door middel van een product-selectieproces. Vervolgens verzorgt de opdrachtnemer ook de aflevering van het hulpmiddel op basis van huur (opdrachtnemer is en blijft juridisch eigenaar van het middel) en is hierna tevens verantwoordelijk voor de nazorg op de levering als ook op het benodigde onderhoud op het hulpmiddel. Noodzakelijke aanpassingen aan het geleverde hulpmiddel zal de opdrachtnemer verstrekken aan de hand van signalen die de opdrachtnemer van de cliënt krijgt (aanvraag) de opdrachtgever heeft hier geen rol in, zal geen opdracht hiervoor aanleveren. Ten aanzien van deze dienstverlening rekent de opdrachtnemer een standaard huurtarief per maand waarin onder andere alle bovengenoemde onderdelen zijn opgenomen. Voor verdere informatie verwijzen wij naar de verder genoemde onderdelen in het beschrijvend document.
Bij alle productselectietrajecten zijn in meer of minder mate andere partijen betrokken. Met complexe trajecten kan het gaan om een revalidatiecentrum, school, fysiotherapeut, ouders, familie en dergelijke. Alle partijen hebben hun eigen wensen en eisen. Het is aan de opdrachtnemer om de regie te hebben in dit traject en in overeenstemming met deze partijen te komen tot een doelmatige verstrekking. Met een aantal ketenpartners heeft de gemeente Rotterdam nauwe samenwerkingsverbanden. Hierbij valt te denken aan Rijndam revalidatiecentrum en de stichting MEE. De opdrachtnemer dient met zijn dienstverlening aan te sluiten op deze samenwerkingsverbanden met als doel de cliënt zo goed mogelijk te blijven helpen. Indien gewenst kan een beroep gedaan worden op de specifieke kennis en kunde die deze partijen bezitten.
(...)"
Paragraaf 1.3.4. (Doelstellingen) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"Rotterdam kent in de huidige situatie een "koopmodel". Dit betekent in de praktijk dat alle opdrachten die de afdeling IV genereert eerst langs het IV-depot gaan alwaar een team van 2 externen ingehuurd door de gemeente, verantwoordelijk is voor het inzetten van de teruggekeerde hulpmiddelen.
(...)
In het toekomstige model wil de gemeente naar een "huurmodel" waarbij er sprake is van drie opdrachtnemers. Binnen de hulpmiddelen wordt een scheiding gemaakt tussen standaard hulpmiddelen en complexe hulpmiddelen. Ten aanzien van de standaard hulpmiddelen worden binnen perceel 1 twee (2) opdrachtnemers geselecteerd die hun werkzaamheden zullen uitvoeren in een geografisch gebied van de gemeente Rotterdam: één opdrachtnemer die de noordkant van de gemeente bedient en één opdrachtnemer die de zuidkant van de gemeente bedient. Voor de complexe hulpmiddelen zal binnen perceel 2 één (1) opdrachtnemer worden gecontracteerd die zowel de noord- als zuidkant van de gemeente moet bedienen. Ten aanzien van de gunning geldt dat indien een inschrijver die op beide percelen inschrijft en die op beide percelen de hoogste score heeft behaald, de inschrijver het tweede perceel (complexe hulpmiddelen) gegund zal krijgen. Gunning op perceel 2 heeft voorrang op gunning boven perceel 1. Voor de geografische gunning van perceel 1 geldt dat de inschrijver bij het indienen zijn voorkeur kan geven voor een geografisch deelgebied. De inschrijver met de hoogste score voor perceel 1 krijgt hierbij het geografische voorkeursdeel gegund, de volgend hoogst scorende partij in perceel 1 krijgt het andere geografische deel gegund. Vanuit het principe dat de opdrachtgever in deze aanbesteding wil gaan werken met drie verschillende opdrachtnemers geldt dat een inschrijver slechts één perceel gegund zal krijgen.
De doelstellingen zijn:
- verkrijgen van een betere prijs/kwaliteitverhouding op de hulpmiddelen bij een minimaal gelijkblijvende kwaliteit.
- productselectie proces verbeteren, waarbij het middel voldoet aan functioneel en technisch gestelde eisen.
- verlichten van het administratieve proces voor medewerkers SoZaWe/IV.
- verbeteren dienstverlening aan de cliënt.
- vergroten van collectief aanbod van voorzieningen
- het borgen van duurzaamheid binnen deze aanbesteding om te kunnen voldoen aan de doelstelling van 75% duurzaam inkopen in 2012."
Paragraaf 1.3.5. (Eisen ten aanzien van de te leveren gehandicaptenhulpmiddelen) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"Binnen deze aanbesteding wordt het gebruiksklaar leveren, onderhouden, repareren, en alle aanverwante dienstverlening van gehandicaptenhulpmiddelen aangepast aan de individuele gebruiker binnen de kaders van dit beschrijvend document onder de opdracht verstaan.
(...)
Onder het leveren, onderhouden en overige dienstverlening wordt in deze verstaan:
- opstellen van een programma van eisen (technisch) na aanlevering van de opdracht van de opdrachtgever (categorie hulpmiddel en functioneel PvE)
- selecteren van het hulpmiddel aan de hand van het programma van eisen (PvE) binnen de gevraagde categorie
- uitvoeren van passingen
- het geven van instructie (voor alle categorieën) bij aflevering
- indien van toepassing het toetsen van de rijgeschiktheid en rijveiligheid bij verstrekking scootmobiel en elektrische rolstoel
- indien van toepassing het uitvoeren van rijlessen voor scootmobiel en elektrische rolstoel (maximaal 2 uur)
- Onderhouden en repareren van de uitstaande middelen (werkend en in goede staat houden)
- het aanpassen van een eerder verstrekt hulpmiddel op basis van nieuwe (noodzakelijke) eisen. Opdrachtnemer zal hiervoor geen opdracht ontvangen van de opdrachtgever tenzij de aanpassing volgens opdrachtnemer leidt tot een verstrekking binnen een andere categorie.
- Ophalen van het betreffende hulpmiddel bij de klant indien dit niet meer voor verstrekking van toepassing is.
De opdrachtnemer is dus verantwoordelijk voor het gehele traject van afhandeling na opdrachtverstrekking binnen een categorie (indicatiestelling), beginnend bij het opstellen van een programma van eisen (technisch) en eindigend bij de inname van het hulpmiddel. De opdrachtnemer heeft derhalve de volledige regie over het traject na indicatiestelling en een grotere mate van vrijheid in keuzes die gemaakt worden ten aanzien van de inzet van hulpmiddelen en dienstverleningsaspecten, zolang de cliënt maar op een doelmatige manier gecompenseerd wordt conform de uitgangspunten van dit beschrijvend document. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de volledige afstemming van alle factoren die van invloed kunnen zijn op het tot stand komen van het PvE. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan de samenwerking met ketenpartners als revalidatie-instellingen, specifieke eisen vanuit de sociale omgeving van de cliënt en de planning van pas en levertrajecten.
Met betrekking tot aanpassingen op eerder verstrekte hulpmiddelen zal de opdrachtnemer direct contact hebben met de cliënt. Opdrachtgever heeft hier geen rol in."
Paragraaf 2.1.1. (Algemeen) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"Deze aanbesteding heeft betrekking op een dienst zoals beschreven in bijlage 2 onderdeel B van het Besluit Aanbestedingsopdrachten (BAO). Alleen de artikelen 23 en 25, 12e tot en met het 16e lid BAO zijn van toepassing op deze aanbesteding, tenzij anders vermeld."
Paragraaf 2.1.4. (Akkoord) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"De inschrijver geeft met het indienen van een aanbieding aan dat hij instemt met de inhoud van dit beschrijvend document, inclusief de bij dit beschrijvend document behorende bijlagen en de overige aanbestedingsdocumentatie."
Paragraaf 2.1.5. (Geen voorwaarden) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"De inschrijver mag geen voorwaarden verbinden aan zijn aanbieding. Een aanbieding waaraan voorwaarden van de inschrijver zijn verbonden is ongeldig."
Paragraaf 2.2.2. ( - procedureel - Informatieronde) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"Dit beschrijvend document, inclusief alle bijbehorende documenten, is met grote zorg samengesteld. De aanbestedende dienst verwacht van de inschrijvers een proactieve houding. Dit betekent, dat de inschrijver verplicht is de aanbestedende dienst - voorafgaand aan de datum van inschrijving - in kennis te stellen dan wel om opheldering te vragen in geval van fouten, omissies of tegenstrijdigheden in de aanbestedingsdocumenten, zodat de aanbestedende dienst eventuele fouten tijdig kan herstellen. De aanbestedende dienst zal aan het uitblijven van klachten het vertrouwen ontlenen, dat de aanbesteding zonder bezwaar kan worden voortgezet en tot ontvangst van inschrijvingen kan worden overgegaan. Ten behoeve hiervan zal een schriftelijke (digitale) vragenronde worden gehouden.
Vragen en opmerkingen kunnen tot uiterlijk 04-01-2012 vóór 12:00 uur worden ingediend. Inschrijvers, die niet binnen deze termijn fouten, omissies of tegenstrijdigheden melden, doen afstand van hun recht om tegen die onregelmatigheden op te komen, althans zij verwerken dat recht."
Paragraaf 3.1.1. (Selectie-eisen) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
"S6 Duurzaamheid
De gemeente Rotterdam heeft als doelstelling 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in 2015. Op lange(re) termijn streeft de gemeente Rotterdam naar verduurzaming van het volledige inkoopvolume.
Milieumanagement systeem
Een milieumanagementsysteem is een organisatiegerelateerd instrument dat erop gericht is de algemene milieuprestatie van een organisatie te verbeteren. Zij stelt organisaties in staat om een duidelijk beeld te krijgen van de invloed die ze hebben op het milieu en helpen hen om de belangrijkste milieueffecten aan te pakken en goed te beheren, door hun milieuprestatie constant te verbeteren. Inschrijver kan zijn milieubeheerssysteem aantonen door te voldoen aan het communautair milieubeheer en milieuauditsysteem (EMAS). Om aan te kunnen tonen dat inschrijver aan deze norm voldoet dient hij een daartoe strekkend certificaat (bijv. ISO 14001) te overleggen. Indien inschrijver niet aan bovenstaande eis kan voldoen geldt dat deze zich verplicht om binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst het betreffende certificaat alsnog behaald).
Door haar inschrijving verklaart inschrijver aan de bovengenoemde selectie-eis te kunnen voldoen. Dit certificaat dient als bewijsstuk bij voorlopige gunning te worden overgelegd.
Transport
Alle voor de uitvoering van de opdracht in te zetten personenauto's, bestelauto's, vrachtwagens en / of bussengemotoriseerde moeten tenminste voldoen aan de volgende eisen (richtlijn 715/2007/EG):
- euronorm 5 voor personenauto's;
- of euronorm 4 voorzien van een door de Rijksdienst voor Wegverkeer gecertificeerd roetfilter conform typegoedkeuringslijst van AgentschapNl..
Door uw inschrijving verklaart u te kunnen voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot transport. Bewijsstuk(ken) hiertoe dienen bij voorlopige gunning door inschrijver te worden overgelegd.
S7 Klachten- en geschillenregeling
Bij het leveren van kwalitatief hoogwaardige dienstverlening zijn niet alleen de inhoudelijke aspecten van de dienstverlening van belang (bijvoorbeeld de kwaliteit van de ingezette methodieken of de aanwezige kennis over de arbeidsmarkt), maar minimaal even belangrijk is dat opdrachtgevers op een correcte manier worden bejegend. Daarom dient inschrijver erop toe te zien dat beide aspecten van de dienstverlening aan de opdrachtgever op een zorgvuldige wijze geschieden en dat klachten hieromtrent volgens een vooraf afgesproken procedure worden behandeld. Dit betekent dat de inschrijver moet beschikken over een klachten- en geschillenregeling. Deze door de inschrijver ondertekende klachten- en geschillenregeling dient als bewijsstuk bij voorlopige gunning te worden overgelegd.
Om de opdracht(en) naar behoren te kunnen uitvoeren, beschikt de inschrijver over bepaalde informatie van de Gemeente Rotterdam. Deze informatie is vertrouwelijk, waardoor de inschrijver op zich en alle medewerkers die bij de inschrijver in dienst zijn of door de inschrijver worden ingehuurd een geheimhoudingsplicht hebben. De inschrijver dient te beschikken over een privacyreglement dat minimaal voldoet aan de uitgangspunten van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Het door de inschrijver ondertekende privacyreglement dient als bewijsstuk bij voorlopige gunning te worden overgelegd."
Paragraaf 3.2.3. (Subgunningscriteria) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - als volgt:
No.Subgunningscriteria Perceel 1 Wegingspercentages
Subcriteria Hoofdcriteria1Kwaliteit: [inhoudelijke werkzaamheden]25%1.1Organisatie productselectieproces35% van 25%1.2Organisatie verspreiding hulpmiddelen25% van 25%1.2Plan van aanpak "Collectiviteit"20% van 25%2Kwaliteit: [Administratieve organisatie]2.1Administratieve afhandeling20% van 25%3Commercieel65%3.1Huurprijs hulpmiddel IV90% van 65%3.3Kortingspercentage bruto adviesprijs fabrikant10% van 65%4Presentatie10%4.1Presentatie inschrijver10%Totaal100%100%
No.Subgunningscriteria Perceel 2 Wegingspercentages
Subcriteria Hoofdcriteria1Kwaliteit: [inhoudelijke werkzaamheden]55%1.1Organisatie productselectieproces45% van 55%1.2Organisatie verspreiding hulpmiddelen25% van 55%2Kwaliteit: [Administratieve organisatie]2.1Administratieve afhandeling30% van 55%3Commercieel35%3.1Huurpijs hulpmiddel IV90% van 35%3.3Kortingspercentage bruto adviesprijs fabrikant10% van 35%4Presentatie10%4.1Presentatie inschrijver10%Totaal100%100%
De inschrijver dient per criterium een antwoord te geven op de volgorde van het gevraagde, zonder verdere verwijzingen. De verstrekte informatie zal per subgunningscriterium in onderlinge samenhang en in relatie tot de andere inschrijvingen worden beoordeeld door een beoordelingsteam."
Paragraaf 3.2.4. (Beoordeling kwaliteit en presentatie) van het beschrijvend document luidt - voor zover relevant - :
"De beoordeling van de kwaliteit en presentatie vindt plaats op een schaal van 0 t/m 10. Per subgunningscriterium en per inschrijver wordt een score van 0 tot 10 gegeven (10 is de hoogst haalbare er worden alleen hele cijfers toegekend).
RichtlijnRapport
cijferUitmuntend beantwoord10Zeer goed beantwoord9Goed beantwoord8Ruim voldoende beantwoord7Voldoende beantwoord6Net niet voldoende beantwoord5Onvoldoende beantwoord4Ruim onvoldoende beantwoord3Absoluut onvoldoende beantwoord2Slecht beantwoord1Geen antwoord0
Vraag 18 van de Nota van Inlichtingen van 12 januari 2012 (hierna: NvI) en het antwoord daarop luidt:
"Gunning op perceel 2 heeft voorrang op gunning boven perceel 1. Voor de geografische gunning van perceel 1 geldt dat de inschrijver bij het indienen zijn voorkeur kan geven voor een geografisch deelgebied.
- Waarom heeft gunning op perceel 2 voorrang op gunning perceel 1?
- Waar in de inschrijving kan de inschrijver zijn voorkeur en motivatie geven voor een geografisch deelgebied?"
"Ad 1) Doordat de opdrachtgever het afbreukrisico voor complexe hulpmiddelen en de hierbij behorende problematiek van perceel 2 hoger inschat dan van perceel 1.
Ad 2) Als laatste alinea in de beantwoording van kwalitatief gunningcriterium 1.2 "Organisatie verspreiding Hulpmiddelen"."
Vraag 135 van de NvI en het antwoord daarop luidt:
"U geeft aan dat deze aanbesteding betrekking heeft op een dienst onder het beperkte regime van Onderdeel B van het Bao. Wij nemen aan dat dit een vergissing is en dat deze aanbesteding betrekking heeft op leveringen onder Onderdeel A van het Bao waarop het volledige regime van toepassing is. Zie hiervoor ook uw (gerectificeerde) aankondiging. Graag vernemen wij uw reactie."
"De rectificatie is gedaan in het kader van de verlengde contractduur. Regulier wordt uitgegaan van een contractduur van 4 jaar, in deze aanbesteding kiest de opdrachtgever voor een langere periode. De reden voor deze langere duur was in de eerste aankondiging niet opgenomen. Aanbesteding betreft een gecombineerde opdracht welke valt onder de CPV-code 33190000 (welke valt onder de categorie 2B-diensten). Verder betreft het hier een huurconstructie waarbij opdrachtgever geen eigenaar wordt van de hulpmiddelen. In die zin kan niet van levering gesproken worden. U kunt er evenwel van verzekerd zijn dat de beoordeling volledig volgens de aanbestedingsbeginselen van gelijkheid en transparantie zal geschieden."
Op de aanbesteding zijn acht inschrijvingen gedaan zowel voor perceel 1 als perceel 2. Op perceel 1 is MHG als laatste geëindigd, op perceel 2 als vijfde.
Bij brieven van 2 februari 2012 heeft de gemeente aan MHG laten weten dat zij voornemens is de opdracht voor perceel 1 te gunnen aan Meyra en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] en voor perceel 2 aan Welzorg.
MHG vordert - samengevat - :
1. de gemeente te bevelen de aanbestedingsprocedure voor perceel 1 en perceel 2 te staken en gestaakt te houden;
2. de gemeente, indien zij de opdracht nog wenst te vergeven, te bevelen de opdracht voor perceel 1 en perceel 2 opnieuw aan te besteden op zodanige wijze dat niet wordt gehandeld in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie en objectiviteit en de overige van toepassing zijnde regelgeving;
maatregelen te treffen die in goede justitie billijk zijn en recht doen aan de belangen van MHG;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per dag dat de gemeente in gebreke blijft bij de naleving van dit vonnis;
met veroordeling van de gemeente in de (na)kosten van het geding en de rente daarover.
MHG legt aan haar vordering het volgende ten grondslag:
a. er is sprake van een aanbesteding voor leveringen en niet, zoals de gemeente ten onrechte tot uitgangspunt neemt, voor zogenaamde 2B-diensten;
b. de gemeente heeft gebruik gemaakt van niet toegestane geschiktheidseisen;
c. de gemeente heeft een onrechtmatig gunningscriterium gehanteerd;
d. de gemeente heeft ongeldige gunningscriteria gehanteerd;
e. een raamovereenkomst voor zes/zeven jaar is verboden;
f. twee inschrijvers per perceel is verboden;
g. de gemeente heeft disproportionele en discriminatoire eisen gehanteerd;
h. de gemeente heeft de inschrijvingen onjuist beoordeeld.
De gemeente voert verweer.
De vorderingen van Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] strekken elk, samengevat, tot niet ontvankelijk verklaring van MHG, althans haar te gebieden te gehengen en gedogen dat de opdracht aan hen wordt gegund en tot veroordeling van de gemeente om de opdracht definitief aan hen en niet aan een ander te gunnen, met veroordeling van MHG in de (na)kosten van het geding en de rente daarover.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
ontvankelijkheid - [X]
Omdat de gemeente, Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] een beroep hebben gedaan op de niet-ontvankelijkheid van MHG in haar vordering, zal dit beroep als eerste aan bod komen. Volgens voornoemde partijen heeft MHG, op grond van paragraaf 2.1.4. en 2.2.2. van het beschrijvend document (zie 2.7. en 2.9.) en op grond van vaste jurisprudentie, haar recht verwerkt om bezwaar te maken tegen de aanbestedingsprocedure, omdat zij haar bezwaren niet vóór het indienen van haar inschrijving heeft kenbaar gemaakt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter slaagt dit beroep niet. MHG baseert een groot aantal van haar bezwaren op haar overtuiging dat sprake is van een aanbesteding voor leveringen als bedoeld in artikel 1 sub i. BAO en niet een aanbesteding voor (2B-)diensten als bedoeld sub j. van artikel 1 BAO. In dit kader is bij gelegenheid van de in paragraaf 2.2.2. van het beschrijvend document bedoelde informatieronde de vraag gesteld die is opgenomen als vraag 135 in de NvI, waar de gemeente op heeft geantwoord. MHG kan dan ook niet worden verweten dat zij op dit punt geen proactieve houding heeft aangenomen. Voor het hebben van een proactieve houding is niet vereist dat alle potentiele inschrijvers die een bepaalde passage in een beschrijvend document onduidelijk vinden, daarover een vraag stellen. Wordt de vraag reeds door een andere potentiele inschrijver gesteld, dan hoeft deze vraag niet nogmaals gesteld te worden. Dat MHG vraag 135 niet zelf heeft gesteld, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen. Dat MHG het vervolgens niet eens is met de kwalificatie "gecombineerde opdracht welke valt onder de CPV-code 33190000 in de categorie 2B-diensten" in het antwoord van de gemeente, is niet iets dat zij in dit geval in een informatieronde aan de orde hoefde te stellen op straffe van niet ontvankelijkheid. Daaraan doen de paragrafen als geciteerd onder 2.7. tot en met 2.9. niet af. Inschrijving onder voorwaarde (2.8.) is niet mogelijk, zodat MHG wel een zeker risico nam door in te schrijven vanuit haar eigen idee op dit punt. Het gaat, mede gelet op het belang van het ordentelijk en efficient afwikkelen van aanbestedingsprocedures echter te ver dat inschrijvers die een onbevredigend antwoord in de NvI hebben gelezen steeds, op straffe van verval van rechten, nog vóór de inschrijving een aparte kort geding procedure moeten entameren, omdat dat zou betekenen dat in een geval als dit eerst voor inschrijving (minstens eenmaal) en vervolgens na de beslissing tot voorlopige gunning nogmaals geprocedeerd moet worden. Bijzondere omstandigheden die dat in dit geval anders maken ontbreken. MHG behoudt het recht om deze kwestie aan de rechter voor te leggen en is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een aanbesteding voor leveringen en niet voor 2B-diensten, heeft MHG aangevoerd dat de te sluiten overeenkomst betrekking heeft op de huur van gehandicaptenhulpmiddelen door de gemeente die uiteindelijk uitmondt in de aankoop van deze hulpmiddelen aan het einde van het contract. Krachtens artikel 1 sub i. BAO valt dit onder de categorie overheidsopdrachten voor leveringen.
Gelet op de in paragraaf 1.3.3.2. van het beschrijvend document weergegeven nieuwe situatie, de daarbij behorende verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer, de in paragraaf 1.3.4. van het beschrijvend document genoemde doelstelling van de gemeente en de onder paragraaf 1.3.5. van het beschrijvend document genoemde eisen ten aanzien van de te leveren gehandicaptenhulpmiddelen, kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een aanbesteding voor leveringen. Weliswaar is onderdeel van de opdracht dat de gemeente van de opdrachtnemer gehandicaptenhulpmiddelen huurt en zal de gemeente aan het einde van het contract de gehandicaptenhulpmiddelen van de opdrachtnemer (terug)kopen zodat de opdracht derhalve voor een gedeelte uit levering bestaat, maar dat dit gedeelte van de opdracht de hoofdverplichting van de opdrachtnemer betreft is niet gebleken. Mogelijk is dit bij de huidige contracten, waarin de afdeling Individuele Voorzieningen van de gemeente zowel de indicatiestelling als het productieselectieproces doet en de contractant alleen het hulpmiddel levert, het geval, doch de gemeente heeft duidelijk in het beschrijvend document verwoord dat zij afwil van deze situatie en een nieuwe weg wil in slaan als gevolg van de op 1 januari 2007 in werking getreden Wmo. In de nieuwe situatie is juist de huur bijkomstig en voortvloeiend uit het voorwerp van de overeenkomst en ziet de koop slechts op de mogelijkheid voor de opvolgende opdrachtnemer om na afloop van de overeenkomst de gehandicaptenhulpmiddelen weer van de gemeente te kunnen overnemen. Hoofdvoorwerp van de te sluiten overeenkomst zijn de diensten in het kader van het gehele traject van afhandeling na opdrachtverstrekking. Ter terechtzitting is ook gebleken dat alle partijen het erover eens zijn dat in financiële zin de diensten een substantieel deel van de opdracht uitmaken. Weliswaar schat MHG dat deel, anders dan de tussengekomen partijen en de gemeente, niet op meer dan 3/4 van de verdiensten, maar ook zij gaf toe dat het een aanzienlijk deel is. Reparatie en onderhoud, dat volgens MHG valt onder 2A-diensten, is daar overigens maar een klein aspect van.
De enkele vermelding van CPV code 33190000 in de aankondiging van de aanbesteding, maakt niet dat de inschrijvers er vanuit mochten gaan dat de onderhavige opdracht een opdracht voor leveringen zou zijn. Aangenomen moet worden dat de gemeente met de vermelding van deze CPV code duidelijk heeft willen maken dat het in de onderhavige aanbesteding gaat om gehandicaptenhulpmiddelen. Onjuist is dat deze code impliceert dat het daarbij zonder meer alleen gaat om de levering van deze hulpmiddelen. Bovendien heeft de gemeente in paragraaf 2.1.1. van het beschrijvend document aangegeven dat de aanbesteding betrekking heeft op een dienst zoals beschreven in bijlage 2 onderdeel B van het Besluit Aanbestedingsopdrachten (BAO) en dat derhalve alleen de artikelen 23 en 25, 12e tot en met het 16e lid BAO van toepassing zijn op deze aanbesteding. Met haar antwoord op vraag 135 heeft de gemeente dit nog eens bevestigd. Bij het bestuderen van de verdere inhoud van het beschrijvend document, moet het voor de normaal oplettende inschrijver duidelijk zijn geworden dat, anders dan in voorgaande jaren, het niet langer alleen gaat om de levering van gehandicaptenhulpmiddelen, maar dat de nadruk is komen te liggen op de diensten daaromheen.
De stelling van MHG dat de gemeente hiermee heeft gepoogd om onder het regime van het BAO uit te komen, is niet onderbouwd en niet aannemelijk geworden. Overigens is een aanbestedende dienst altijd gebonden aan de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, ook wanneer bepaalde artikelen van het BAO niet van toepassing zijn.
Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat sprake is van een aanbesteding betreffende 2B-diensten.
Krachtens artikel 21 BAO dient de aanbestedende dienst bij het gunnen van een overheidsopdracht voor 2B-diensten alleen de artikelen 23 en 35 12e tot en met 16e lid toe te passen. Voor zover MHG andere dan voornoemde artikelen van het BAO aan de onder a. tot en met h. opgesomde bezwaren ten grondslag heeft willen leggen, komt deze grondslag dan ook te ontvallen.
MHG lijkt te stellen dat, ook wanneer de opdracht niet valt onder een overheidsopdracht voor leveringen, de gemeente de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht heeft geschonden. In dit licht zullen de bezwaren hierna afzonderlijk worden behandeld.
Niet valt in te zien waarom de gemeente in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel of waarom de daadwerkelijke mededinging in gevaar is, doordat twee duurzaamheidseisen zijn gesteld. MHG heeft deze stelling niet, althans onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat wanneer de eis van het milieumanagementsysteem niet was gesteld, de kring van gegadigden die op de opdracht hadden willen inschrijven mogelijk groter was geweest, is daartoe onvoldoende.
Overigens speelt duurzaamheid een steeds belangrijker rol binnen overheidsaanbestedingen. Van overheidswege, ingegeven door Europese doelstellingen, is besloten dat aanbestedende diensten uiterlijk in 2010 bij alle aankopen of investeringen milieu- en sociale criteria moeten toepassen. In die zin zijn de duurzaamheidseisen ook in de markt gebruikelijke eisen.
De duurzaamheidseisen houden, anders dan MHG meent, juist duidelijk verband met de uitvoering van de opdracht. Dit geldt niet alleen met betrekking tot het vervoer van de gehandicaptenhulpmiddelen, maar ook in zijn algemeenheid geldt bij de uitoefening van een bedrijf dat in deze tijd op een verantwoorde manier moet worden omgegaan met de afvalstroom.
Nu de gemeente de inschrijvers bovendien heeft toegezegd dat zij twee jaar de tijd zouden krijgen om over een ISO 14001 certificaat te beschikken, is de daadwerkelijke mededinging niet in gevaar. Het thans nog niet beschikken over een dergelijk certificaat hoeft inschrijvers er immers niet van te weerhouden om in te schrijven.
Ook ten aanzien van het vereiste privacyreglement heeft MHG niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie aan het stellen van deze eis in de weg zouden staan. Het hebben van een privacyreglement is van belang voor de uitvoering van de opdracht, nu de opdrachtnemer de beschikking krijgt over een groot aantal persoonsgegevens van inwoners van Rotterdam en de opdrachtnemer dient te waarborgen dat deze persoonsgegevens beschermd zijn. Niet valt in te zien waarom het, op zichzelf transparante, vereiste van het beschikken over een privacyreglement, zou kunnen leiden tot uitsluiting van potentiële inschrijvers.
De voorzieningenrechter passeert de stelling van MHG dat aan de aanbesteding een onherstelbaar gebrek kleeft, omdat de gemeente in paragraaf 1.3.4. van het beschrijvend document haar uitgangspunt dat de economisch meest voordelige inschrijving gegund krijgt zou hebben verlaten, nu het door de gemeente gehanteerde systematiek mogelijk zou zijn dat niet degene die de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan, een perceel wint. In de betreffende paragraaf en in haar antwoord op vraag 18 van de NvI heeft de gemeente kenbaar gemaakt dat zij wil gaan werken met drie verschillende opdrachtnemers. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit voornemen van de gemeente enkel betrekking heeft op de wijze waarop de gemeente de omvang van de opdracht heeft bepaald. Nu de gemeente dit vooraf duidelijk heeft gemaakt staan geen aanbestedingsrechtelijke beginselen daaraan in de weg, noch kleeft op dit punt anderszins een onherstelbaar gebrek aan de aanbesteding.
De gemeente heeft in haar aanbesteding gekozen voor het gunningscriterium economisch meest voordelige inschrijving. Wanneer een aanbestedende dienst kiest voor dit criterium, kunnen verschillende criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht een rol spelen. Met name bij opdrachten voor diensten spelen de individuele kwaliteiten van de dienstverlener een zodanig cruciale rol, dat het mogelijk moet worden geacht om ook in de inschrijvingsfase criteria die op diens individuele kwaliteiten betrekking hebben een rol te laten spelen. Een strikt onderscheid waar MHG voor pleit, tussen criteria die betrekking hebben op de kwalitatieve beoordeling en de selectie van aanbieders enerzijds en gunningscriteria die betrekking hebben op de eigenschappen van het aangebodene anderzijds, schiet bij dit soort opdrachten het doel voorbij.
In de onderhavige aanbesteding spelen de gunningscriteria "organisatie productieselectieproces" en "organisatie verspreiding hulpmiddelen" ook een belangrijke rol. Immers zien deze gunningscriteria op de manier waarop de inschrijver uitvoering geeft aan de inhoudelijke werkzaamheden, hetgeen van invloed is op de kwaliteit van de door de inschrijver te leveren diensten. Voor de gemeente is van belang dat zij kan beoordelen welke inschrijver op dit punt als beste uit de bus komt. Hanteren van deze gunningscriteria is dan ook niet in strijd met de algemene aanbestedingsrechtelijke beginselen.
De stelling van MHG dat ten aanzien van de kwaliteit het transparantiebeginsel is geschonden, omdat de gemeente slechts de inhoud van de gewenste documenten opgeeft, maar niet aangeeft wat het gewicht van de betreffende onderdelen is, is zonder nadere uitleg, welke ontbreekt, onbegrijpelijk. Voor zover MHG hier doelt op de verschillende "A4'tjes" die de inschrijver moet indienen, heeft de gemeente aangegeven welke punten daarvoor gekregen kunnen worden en hoe deze worden meegewogen. De gemeente heeft bovendien aangegeven welke zaken zij belangrijk vindt. Dat de gemeente aan deze zaken geen aparte percentages heeft gekoppeld doet niet af aan de transparantie van het gunningscriterium. De inschrijvers kunnen aan de hand van deze zaken laten zien of zij ten aanzien van het productieselectieproces en de verspreiding van hulpmiddelen de benodigde kwaliteit kunnen leveren. Juist nu het gaat om een nieuwe situatie, in die zin dat van de inschrijver veel meer wordt verwacht dan alleen de levering van gehandicaptenhulpmiddelen, is belangrijk dat aan de inschrijver ruimte wordt gelaten om de gestelde vragen naar eigen inzicht te beantwoorden. De gemeente heeft daarbij aangegeven dat hoe meer de beantwoording blijk geeft van een efficiënt en goed geborgde organisatie, hoe hoger gescoord kan worden.
Ten aanzien van het bezwaar van MHG tegen het gebruik van een presentatie overweegt de voorzieningenrechter dat bij een aanbesteding als de onderhavige, een presentatie een deugdelijk gunningscriterium is dat voldoende verband houdt met de opdracht. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, spelen in de onderhavige aanbesteding de organisatie van het productieselectieproces en die van de verspreiding van gehandicaptenhulpmiddelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de werkzaamheden; evident is dat de manier waarop de inschrijver zijn cliënten benadert daarin ook een belangrijke rol speelt. Door middel van een presentatie kunnen de inschrijvers laten zien hoe zij omgaan met deze aspecten. De personen die de presentatie moeten geven zijn de functionarissen die geacht moeten worden zich in de praktijk met deze aspecten bezig te houden. De presentatie zal dan ook gericht zijn op de uitvoering van deze specifieke opdracht.
Anders dan MHG oordeelt de voorzieningenrechter dat het gunningscriterium presentatie voldoende transparant is. De beoordelingsaspecten zijn van tevoren bekend gemaakt (organisatie-inrichting, productselectie-advies en cliëntbenadering), de personen die de presentatie moeten uitvoeren zijn genoemd en de beoordeling wordt uitgevoerd door een team van ter zake deskundigen. De enkele stelling dat "een zelfstandige beoordeling van de presentatie in de praktijk meestal neerkomt op beoordeling van de presentator, hetgeen meestal niet objectief is" is onvoldoende om te oordelen dat de gemeente in de onderhavige aanbesteding het transparantiebeginsel heeft geschonden. De gekozen procedure met beoordeling door een team, is voorts acceptabel. Dat één van de beoordelaars is vervangen door een ander doet daaraan niet af.
Wat het bezwaar van MHG inzake de klachten- en geschillenregeling betreft, overweegt de voorzieningenrechter dat van ongeoorloofde vermenging van selectie- en gunningscriteria geen sprake is. Hooguit is de eis van het hebben van een klachten- en geschillenregeling dubbel in het beschrijvend document opgenomen (een keer op pagina 35 als selectie-eis S7 en een keer als algemene eis A4 in het programma van eisen). Dit levert echter geen schending van aanbestedingsrechtelijke beginselen op. De algemene eis A4 in het programma van eisen is overigens geen gunningscriterium, maar een minimum eis waaraan de inschrijver, op straffe van uitsluiting, onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig moet voldoen. Aan toetsing van deze minimum eis zal de gemeente echter niet zijn toegekomen, omdat de eis reeds is genoemd als selectie-eis en het niet voldoen daaraan van een inschrijver tot diens uitsluiting zal hebben geleid.
Uitgangspunt is dat de daadwerkelijke mededinging in gevaar kan zijn wanneer overeenkomsten tot het verlenen van een overheidsopdracht worden afgesloten voor een langere duur dan 4 jaar. Dit leidt uitzondering wanneer de gemeente daarvoor een rechtvaardiging kan aandragen. Dat heeft zij gedaan. Immers heeft de gemeente deugdelijk gemotiveerd dat de economische levensduur van de gehandicaptenhulpmiddelen minimaal zeven jaar is. De tussengekomen partijen hebben dat bevestigd en MHG heeft het niet, zeker niet behoorlijk onderbouwd, weersproken. Indien de gemeente de looptijd zou beperkten tot 4 jaar, zou dat ertoe leiden dat aanzienlijk hogere prijzen worden geboden. Anders dan MHG meent, is voldoende aannemelijk geworden dat in casu sprake zal zijn van onnodige vernietiging van gemeenschapsgeld, wanneer de looptijd van de overeenkomst zal worden beperkt tot 4 jaar. De opdrachtnemers zullen nog steeds gehandicaptenhulpmiddelen moeten aanschaffen en de investeringen die zij in dat kader hebben gedaan kunnen eerst na verloop van tijd worden terugverdiend. Dat de gemeente de gehandicaptenhulpmiddelen gedurende de overeenkomst huurt van de opdrachtnemer en aan het einde van de overeenkomst het gehandicaptenhulpmiddelenbestand zal kopen voor een bedrag van twee huurtermijnen, doet daar niet aan af. Ook dan bestaat het risico dat de opdrachtgever gehandicaptenhulpmiddelen moet verkopen die nog niet zijn afgeschreven. Het hanteren van een langere looptijd om te verwachten investeringen door marktpartijen rendabel te maken, is door de Europese Commissie bovendien aangemerkt als gerechtvaardigd argument voor een langere looptijd van een overeenkomst.
Daar komt nog bij dat de gemeente de duur van de overeenkomst uitdrukkelijk aan de orde heeft gesteld in de aan de aanbesteding voorafgaande marktconsultatie. Zoals de gemeente onbetwist heeft aangevoerd, hebben alle deelnemers aan deze marktconsultatie, ook MHG, aangegeven dat een langere looptijd dan 4 jaar de voorkeur verdient. Bezwaar achteraf kan dan ook niet tot heraanbesteding leiden.
Aan haar bezwaar tegen "het contracteren van twee ondernemers" heeft MHG alleen artikel 32 lid 9 BAO ten grondslag gelegd, welke grondslag, gelet op het onder ad a geoordeelde, aan de vordering is komen te ontvallen. Niet is gebleken dat de gemeente aanbestedingsrechtelijke beginselen heeft geschonden door de opdracht onder te verdelen in twee percelen op de manier zoals zij dat heeft gedaan. Dat de nummer twee het risico loopt "dat haar automatisch het andere deel van de stad wordt toegewezen", zoals MHG nog heeft aangevoerd, is een risico dat de inschrijver door in te schrijven accepteert.
Niet valt in te zien waarom de verplichting om het huidige gehandicaptenhulpmiddelenbestand van de gemeente aan te kopen voor een bedrag van 2,5 miljoen euro buitenproportioneel of onredelijk zou zijn. MHG heeft niet onderbouwd waarom dit bedrag niet in redelijke verhouding zou staan tot de aard en omvang van de opdracht. Van discriminatie is evenmin sprake, aangezien de eis geldt voor alle inschrijvers en de gemeente in paragraaf 1.3.9 van het beschrijvend document een gunstige betalingsregeling heeft aangeboden, die erop neerkomt dat inschrijvers het bedrag van 2,5 miljoen euro kunnen lenen, althans betalen in 72 maandtermijnen, tegen een rentevergoeding van 2%. De gemeente is daarmee inschrijvers die over onvoldoende liquiditeit beschikken tegemoetgekomen en heeft er voor gezorgd dat een ieder die redelijkerwijs in staat is om de opdracht naar behoren uit te voeren, mee kan dingen.
De gemeente handelt evenmin in strijd met de beginselen van non-discriminatie, transparantie en proportionaliteit door geen taxatierapport over te leggen. Immers heeft de gemeente als bijlage 12 bij het beschrijvend document een overzicht van de over te nemen gehandicaptenhulpmiddelen gevoegd waarop het aantal hulpmiddelen per soort is aangegeven, alsmede het merk, type en bouwjaar. MHG had, wanneer zij twijfelde aan de overnamewaarde die de gemeente heeft vastgesteld, op basis van deze lijst zelf een inschatting kunnen maken - dan wel een taxatie laten maken - van de waarde. MHG moet in staat worden geacht om een dergelijke inschatting te kunnen (laten) maken, gelet op de omstandigheid dat zij (een van) de huidige contractspartij(en) is van de gemeente ten aanzien van gehandicaptenhulpmiddelen en dus over kennis moet beschikken van betreffende inkoopprijzen.
Bij de beoordeling of de voorwaarde dat inschrijvers 10% van het risico dragen van vermissing of onjuiste opgave van materieel door de gemeente in een redelijke verhouding staat tot de opdracht kan van belang zijn of het risico is neergelegd bij de partij die dat risico het best kan beheersen, of het risico voorzienbaar en verzekerbaar is, of de bepaling gebruikelijk is en of het een afwijking betreft van het wettelijke stelsel. MHG heeft in dit kader enkel gesteld dat het risico abnormaal groot is, doch heeft dit verder niet onderbouwd. MHG heeft dit risico overigens geaccepteerd door haar onvoorwaardelijke inschrijving. Gelet op het voorgaande en mede in het licht dat de inschrijvers dit risico hebben kunnen verdisconteren in hun inschrijfprijs en MHG ook in dit verband weer in staat moet worden geacht om het risico in te schatten, nu zij de huidige contractspartij is, passeert de voorzieningenrechter de stelling van MHG dat de gemeente een buitenproportionele en onredelijke eis heeft gesteld aan de inschrijvers door 10% van voornoemd risico bij de opdrachtnemer te leggen.
Wat voor voornoemd risico geldt, geldt mutatis mutandis ook voor het risico dat aan het einde van de overeenkomst de opdrachtnemer minder terugkrijgt voor de gehandicaptenhulpmiddelen dan wat ze waard zijn. Ook dit risico, welk risico MHG heeft geaccepteerd door in te schrijven, kan MHG inschatten en verdisconteren. Van disproportionaliteit of onredelijkheid van de eis is derhalve geen sprake.
MHG heeft tot slot nog aangevoerd dat de gemeente zich niet houdt aan de door haarzelf beschreven beoordelingssystematiek. Zou dit inderdaad het geval zijn geweest, dan zou dit hooguit kunnen leiden tot een gebod tot herbeoordeling, maar niet tot heraanbesteding. Nu MHG ter zitting echter expliciet heeft verklaard dat zij geen herbeoordeling wenst, zal de voorzieningenrechter dit bezwaar van MHG niet verder bespreken.
Slotsom op grond van het voorgaande is dat de gemeente geen algemene beginselen van het aanbestedingsrecht heeft geschonden. Alle bezwaren die volgens MHG aan de aanbesteding kleven zijn weerlegd. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
MHG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de rente daarover worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 575,-
- salaris advocaat 816,-
Totaal € 1.391,-
De kosten aan de zijde van Meyra worden begroot op:
- griffierecht € 575,-
- salaris advocaat 816,-
Totaal € 1.391,-
De kosten aan de zijde van Welzorg worden begroot op:
- griffierecht € 575,-
- salaris advocaat 816,-
Totaal € 1.391,-
De kosten aan de zijde van [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] worden begroot op:
- griffierecht € 575,-
- salaris advocaat 816,-
Totaal € 1.391,-
De door de gemeente, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] gevorderde veroordeling in de nakosten en de rente daarover ligt eveneens voor toewijzing gereed.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt MHG in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente, Meyra, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] tot op heden begroot op ieder € 1.391,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag ten aanzien van de gemeente, Meyra en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling en ten aanzien van Welzorg met ingang van zeven dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt MHG jegens de gemeente, Welzorg en [tussenkomende partij 3] en [tussenkomende partij 4] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MHG niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Bouchla, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
615/106