uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2012 tussen
[naam], te Nieuw-Weerdinge, eiser,
gemachtigde: mr. M.H. Wormmeester,
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Agentschap Telecom, verweerder,
gemachtigde: mr. J.I.M. van der Vange en mr. M. Smit.
Bij besluit van 28 juni 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten aan eiser een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom op te leggen.
Bij besluit van 24 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2012. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
1. Op 9 november 2010 heeft verweerder aan eiser de "Voorlichtingsbrief nieuw beleid illegale uitzendingen" gezonden. In deze brief heeft verweerder geconstateerd dat eiser beschikte over een antenne-installatie die bij uitstek geschikt is voor (illegale) uitzendingen in de FM-omroepband. Verder heeft verweerder erop gewezen dat bij het constateren van een illegale uitzending handhavend zal worden opgetreden.
2. Uit een op 17 mei 2011 opgemaakt rapport van bevindingen komt naar voren dat inspecteurs van de hoofdafdeling Toezicht van verweerder op 10 april 2011 middels een in de dienstauto aanwezige radio-ontvanger een kennelijk clandestiene zender op een frequentie van 87,5 megahertz in de FM-omroepband hebben beluisterd. Via deze zender werd muziek en soms spraak uitgezonden. Radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en een ter plaatse ingesteld onderzoek wezen uit dat de door onderhavige zender uitgezonden radiocommunicatiesignalen werden uitgestraald vanaf een antenne-installatie. Deze antenne-installatie stond opgesteld op het perceel [adres]. Uit onderzoek bleek dat het perceel in eigendom toebehoort aan eiser.
3. Bij brief van 1 juni 2011 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom. Op deze brief heeft eiser niet gereageerd. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Daarbij heeft verweerder een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.500,-. Voorts heeft verweerder eiser gesommeerd dat hij geen radiozendapparaten gebruikt of laat gebruiken, aanlegt of laat aanleggen, of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft zonder de vereiste vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. Indien hij niet aan deze last voldoet verbeurt hij, per geconstateerde overtreding per dag, een dwangsom van € 2.250,-, met een maximum van € 33.750,-.
4. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij niets illegaals heeft gedaan. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat in het aanvullend rapport van bevindingen van 21 september 2011 is vermeld dat is aangebeld op het adres [adres], zijnde het perceel waarop zich de onderhavige antenne-installatie bevond, en dat is gesproken met een man. Deze man vertelde dat hij te laat de zender had uitgeschakeld en dat hij pech had gehad. Eiser stelt echter dat hij niet op het adres [adres] woonachtig is. De gevonden antenne-installatie is dus een andere dan die van eiser. Nu niet kan worden vastgesteld dat eiser uitgezonden heeft, is ten onrechte aan hem een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opgelegd.
5. Op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) is voor gebruik van frequentieruimte een vergunning vereist.
In artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) is bepaald dat het aanleggen, het geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben, of het gebruik van radiozendapparaten slechts is toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte is verleend.
In artikel 15.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Tw is bepaald dat met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast zijn de bij besluit van verweerder aangewezen ambtenaren, voor zover het betreft de bepalingen die betrekking hebben op het gebruik van frequentieruimte.
In artikel 15.2, eerste lid, van de Tw is bepaald dat verweerder bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen, gesteld bij of krachtens de in artikel 15.1, eerste lid, bedoelde bepalingen.
In artikel 15.4, eerste lid, van de Tw is bepaald dat verweerder een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste € 450.000,- ter zake van overtreding van de bij of krachtens de in artikel 15.1, eerste lid, bedoelde regels, alsmede van artikel 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van bevindingen, dat gebaseerd is op radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en visuele waarnemingen, toereikend is om met voldoende zekerheid vast te stellen dat het gepeilde radiocommunicatiesignaal, zoals omschreven in het rapport van bevindingen, afkomstig is van de antennemast van eisers perceel. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking de nadere aanvulling op het rapport van bevindingen waarin nader is uitgelegd hoe de antenne-installatie is gelokaliseerd, en de nadere uitleg in het verweerschrift over de werkwijze bij het uitvoeren van radiopeilingen en de nauwkeurigheid van de vaststelling van de geconstateerde overtreding.
7. Ten aanzien van eisers stelling dat op het verkeerde adres is aangebeld, en dat niet zijn antenne-installatie maar die van een ander is aangetroffen, overweegt de rechtbank dat verweerder navraag heeft gedaan bij inspecteur [naam] die het aanvullend rapport van bevindingen heeft opgemaakt. De heer [naam] heeft nogmaals naar de zaak gekeken, en geconstateerd dat er sprake is van een verschrijving. Bedoeld is niet het adres [adres] maar het adres [adres]. Dit houdt verband met een verwisseling van beide straatnamen in Google maps. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat in het op 30 maart 2011 opgemaakte rapport van bevindingen het betreffende adres wel juist is vermeld. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van verweerder.
8. Ten aanzien van eisers stelling dat hij niets illegaals heeft gedaan, overweegt de rechtbank dat geconstateerd is dat vanaf het perceel van eiser gebruik is gemaakt van frequentieruimte zonder de daarvoor vereiste vergunning. Nu eiser het in zijn macht had deze overtreding te verhinderen, is hem op goede gronden de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom opgelegd.
9. Eisers beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.