ECLI:NL:RBROT:2012:BW8048

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/3674
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de werkloosheidsuitkering na tijdelijke detachering en de gevolgen voor de verwijtbaarheid van werkloosheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, X, en verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, over de toekenning van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres had een uitkering aangevraagd na het beëindigen van haar dienstverband, dat volgde op de detachering van haar echtgenoot. Verweerder weigerde de uitkering, stellende dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden door haar ontslag na de detachering van haar echtgenoot. Eiseres was van mening dat de omstandigheden van de detachering, die een aanzienlijke tijd zou duren, zodanig waren dat het voor haar niet redelijk was om haar dienstverband voort te zetten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, met name artikel 24 van de WW, in acht genomen. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van verweerder te strikt was en dat de wens van betrokkenen om samen te wonen, in combinatie met de praktische onmogelijkheid om dagelijks tussen de twee locaties te reizen, zwaarwegende redenen vormden om de verwijtbaarheid van de werkloosheid te betwisten. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van sociale redenen bij de beoordeling van werkloosheid en de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beslissing is op dezelfde dag bekendgemaakt. Eiseres heeft recht op een nieuwe beoordeling van haar aanvraag, waarbij de rechtbank de sociale context van de situatie in acht neemt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3674
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2012 in de zaak tussen
X, te B, eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: .
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres per 1 november 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen.
Bij besluit van 5 juli 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2012. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. In artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW is bepaald dat de werknemer voorkomt dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is de werknemer verwijt¬baar werkloos geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
2. Het bestreden besluit is gebaseerd op de grond dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden door na de detachering van haar echtgenoot naar de Maasvlakte ontslag te nemen van haar werk in Enschede. Volgens verweerder is er geen sprake van een verhuizing – in dit geval: van H. naar B. – als gevolg van een baanwisseling van de partner zoals bedoeld in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) van 6 december 2000 (LJN AB0575), aangezien sprake is van een tijdelijke detachering, de woning in H. is aangehouden en eiseres ingeschreven is gebleven in H..
3. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat verweerder aldus een te strikte uitleg geeft aan genoemde uitspraak van de Raad. De expliciete ratio van die uitspraak is immers (mede) gelegen in de te respecteren wens van betrokkenen om de samenwoning te handhaven. De uitspraak staat, in navolging van de daarin geciteerde opvatting van het kabinet, dan ook in de sleutel van “dwingende redenen van sociale aard – waartoe wij mede rekenen het intact houden van het gezinsverband”. Nu in de onderhavige situatie sprake is van een detachering voor een aanzienlijke tijd – van medio 2010 tot in elk geval medio 2013 en mogelijk tot in 2014 – en niet is betwist dat dagelijks heen en weer reizen tussen B. en H. redelijkerwijs onmogelijk is, waren daarom naar het oordeel van de rechtbank ook in de onderhavige situatie aan de voortzetting van het dienstverband zodanige bezwaren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijze niet van eiseres gevergd kon worden. De omstandigheden dat eiseres in H. ingeschreven is blijven staan en daar in de weekeinden met haar echtgenoot verblijft, doen hier niet aan af. Verweerder heeft zich derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden als bedoeld in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de Werkloosheidswet.
4. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit, onder gegrondverklaring van het beroep, vernietigd dient te worden. Met het oog op door verweerder nog te maken berekeningen zal de rechtbank, zoals besproken ter zitting, niet zelf in de zaak voorzien, maar bepalen dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar neemt, met inachtneming van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar beslist, met inachtneming van deze uitspraak,
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van C.E. Delvaux, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.