ECLI:NL:RBROT:2012:BW8048
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de werkloosheidsuitkering na tijdelijke detachering en de gevolgen voor de verwijtbaarheid van werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, X, en verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, over de toekenning van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres had een uitkering aangevraagd na het beëindigen van haar dienstverband, dat volgde op de detachering van haar echtgenoot. Verweerder weigerde de uitkering, stellende dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden door haar ontslag na de detachering van haar echtgenoot. Eiseres was van mening dat de omstandigheden van de detachering, die een aanzienlijke tijd zou duren, zodanig waren dat het voor haar niet redelijk was om haar dienstverband voort te zetten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, met name artikel 24 van de WW, in acht genomen. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van verweerder te strikt was en dat de wens van betrokkenen om samen te wonen, in combinatie met de praktische onmogelijkheid om dagelijks tussen de twee locaties te reizen, zwaarwegende redenen vormden om de verwijtbaarheid van de werkloosheid te betwisten. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van sociale redenen bij de beoordeling van werkloosheid en de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beslissing is op dezelfde dag bekendgemaakt. Eiseres heeft recht op een nieuwe beoordeling van haar aanvraag, waarbij de rechtbank de sociale context van de situatie in acht neemt.