ECLI:NL:RBROT:2012:BW8062

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388115 - HA ZA 11-1974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de vraag aan de orde of het verzet van gedaagde 1 tegen een eerder verstekvonnis tijdig is ingesteld. Het verstekvonnis, gewezen op 22 maart 2006, werd aan gedaagde 1 betekend op 16 maart 2011. Gedaagde 1 stelt dat hij op 27 augustus 2011 een executoriaal beslag heeft ontvangen, maar de rechtbank concludeert dat deze betekening niet het verstekvonnis betreft, maar een executoriaal beslag dat eerder is gelegd. De rechtbank oordeelt dat gedaagde 1 te laat in verzet is gekomen, aangezien de termijn van acht weken voor het indienen van verzet verstreken was op het moment dat het verzetschrift op 28 september 2011 werd ontvangen.

De rechtbank wijst erop dat de vermelding van de verkeerde gerechtelijke instantie in het exploot van 26 augustus 2011 als een kennelijke schrijffout moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat gedaagde 1 niet ontvankelijk is in zijn verzet, omdat hij niet tijdig heeft gereageerd op het verstekvonnis. Daarnaast wordt vastgesteld dat de besloten vennootschap Bomaro, die ook als gedaagde is genoemd, geen verzet heeft ingesteld, omdat er geen gronden zijn aangedragen die betrekking hebben op Bomaro.

De rechtbank veroordeelt gedaagde 1 in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 23 mei 2012 en bevestigt de noodzaak voor partijen om tijdig te reageren op gerechtelijke uitspraken om hun rechten te waarborgen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 388115 / HA ZA 11-1974
Vonnis in verzet van 23 mei 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te Barendrecht,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J.G.M. Roijers,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Aruba,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOMARO ZUIG- EN BLAASTECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. J. Oerlemans.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en Bomaro genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 22 maart 2006 tussen [eiser] en [gedaagde 1] en Bomaro bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 255027 / HA ZA 06-383
- een “verzetschrift” per fax door de rechtbank ontvangen op 28 september 2011
- de rolbeslissing d.d. 12 oktober
- een oproepingsexploot d.d. 1 november 2011
- de conclusie van antwoord in oppositie
- de conclusie van repliek in oppositie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vordering
2.1. [eiser] vordert [gedaagde 1] en Bomaro hoofdelijk te veroordelen tot betaling van
€ 15.649, 95 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag en tot betaling van buitengerechtelijke kosten.
2.2. [eiser] stelt daartoe in de maanden oktober tot en met december 2004 op verzoek en in opdracht van Bomaro werkzaamheden te hebben verricht. Uit hoofde daarvan heeft [eiser] een vordering op Bomaro die Bomaro onbetaald gelaten heeft. In een overleg over de vordering tussen [eiser] en [gedaagde 1], hebben partijen overeenstemming bereikt over een hoofdelijke aansprakelijkstelling van [gedaagde 1] voor de schuld van Bomaro aan [eiser].
3. Het verweer
3.1. Het verweer strekt tot vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vordering van [eiser].
3.2. [gedaagde 1] stelt zich, onder meer, op het standpunt dat hij binnen de wettelijke termijn verzet heeft ingesteld. Het verstekvonnis is voor het eerst op 27 augustus 2011 aan hem betekend. Eerdere betekening heeft noch aan hem noch aan zijn vader plaatsgevonden. [gedaagde 1] geeft in dit verband aan dat hij zich op verjaring beroept.
4. De beoordeling
4.1. Het in deze zaak ingediende verzetschrift is ingediend namens [gedaagde 1] en bevat slechts gronden die [gedaagde 1] betreffen. Naar aanleiding van dat verzetschrift is alléén [gedaagde 1] in de gelegenheid gesteld de voortzetting van de procedure bij exploot aan [eiser] aan te zeggen. Nergens blijkt uit dat en op welke gronden Bomaro tegen het verstekvonnis heeft willen opkomen. De conclusie van repliek in oppositie bevestigt, in reactie op het verweer van [eiser] ter zake, ook dat alleen [gedaagde 1] tegen het verstekvonnis opkomt. In die situatie moet de vermelding van Bomaro in het oproepingsexploot, waarin staat dat het wordt uitgebracht op verzoek van zowel [gedaagde 1] als Bomaro, als een kennelijke verschrijving worden gezien. Ten overvloede zij daar nog aan toegevoegd dat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat met ingang van 9 maart 20120 is geregistreerd dat Bomaro als ontbonden rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn.
Gelet op dit alles zal de rechtbank verstaan dat Bomaro geen verzet heeft ingesteld.
4.2. Van het door [gedaagde 1] ingestelde verzet moet worden beoordeeld of het tijdig is ingesteld. [eiser] beroept zich in dit verband op het bepaalde in de artikelen 143 en 144 Rv. Hij voegt daar aan toe dat sinds 22 januari 2007, de datum waarop een aan [gedaagde 1] toebehorend woonhuis executoriaal is verkocht, vier, althans acht, weken zijn verstreken zodat het verzet te laat is ingesteld. [gedaagde 1] geeft aan dat hij zich op verjaring zal beroepen, maar werkt dit niet verder uit, zodat de rechtbank aan die enkele mededeling voorbij gaat.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] te laat in verzet gekomen is. [gedaagde 1] stelt zowel in zijn verzetschrift als in de conclusie van repliek in oppositie dat het verstekvonnis op 27 augustus 2011 aan hem is betekend. Uit de door hem overgelegde betekeningsstukken blijkt echter dat de betekening die op 27 augustus 2011 aan [gedaagde 1] heeft plaatsgevonden, een executoriaal beslag betreft dat op 26 augustus 2011 gelegd is. In het bijbehorende exploot van inbeslagneming d.d. 26 augustus 2011 wordt vermeld dat de inbeslagneming geschiedt uit kracht van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, op 22 maart 2006 gewezen, waarvan de titel bij exploot van 16 maart 2011 aan [gedaagde 1] is betekend. Het bijgevoegde exploot van 16 maart 2011 vermeldt dat op die datum het verstekvonnis van 22 maart 2006 van de rechtbank Rotterdam aan [gedaagde 1] in persoon is betekend.
Gelet op de omstandigheid dat de deurwaarder optrad namens [eiser], de inhoud van het exploot van 16 maart 2011 (dat verwijst naar het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2006), en het bij laatstgenoemd exploot gevoegde verstekvonnis van 22 maart 2006, moet de vermelding van de verkeerde gerechtelijke instantie in het exploot van 26 augustus 2011 als een kennelijke schrijffout worden aangemerkt.
Nu het verstekvonnis op 16 maart 2011 aan [gedaagde 1] in persoon betekend is, en hij een woonplaats buiten Nederland heeft, geldt een verzettermijn van acht weken. Die termijn was verstreken toen zijn verzetschrift op 28 september 2011 door de rechtbank werd ontvangen.
4.4. De vraag of in dit geval (ook) sprake is van (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van het vonnis in de zin van de artikelen 143 en 144 Rv op grond waarvan [gedaagde 1] niet meer in zijn verzet zou kunnen worden ontvangen, en of die regeling, nu sprake is geweest van betekeningen terwijl van [gedaagde 1] geen woon- of verblijfplaats bekend was, in dit geval in strijd zou komen met het beginsel van hoor en wederhoor van artikel 6 EVRM, behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
4.5. [gedaagde 1] is te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij en wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, te begroten op 1 punt aan salaris voor de advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
Verstaat dat Bomaro geen verzet tegen het verstekvonnis van 22 maart 2006 heeft gedaan.
Verklaart [gedaagde 1] niet ontvankelijk in zijn verzet.
Veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van dit verzet aan de zijde van [eiser] gevallen en begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.
2009/427