ECLI:NL:RBROT:2012:BX1240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/101341-02
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van der Bijl-de Jong
  • A. de Vreede
  • J. Wijnholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en zorgen over beleid van het Ministerie van Justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een man die ter beschikking was gesteld na een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, ondanks de zorgen over het beleid van het Ministerie van Justitie, dat bij elke overtreding van de regels door een ter beschikking gestelde, ongeacht de ernst, het verlof voor een jaar intrekt. Dit beleid heeft verstrekkende gevolgen voor de resocialisatie van ter beschikking gestelden, die al vergevorderd zijn in hun behandeling. De rechtbank benadrukt dat zonder een verlofkader het resocialisatieproces stil komt te liggen, wat onwenselijk is voor de betrokkenen.

De rechtbank heeft de vordering tot verlenging behandeld in een openbare raadkamer, waarbij de officier van justitie, de ter beschikking gestelde en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De deskundige M.W.J. de Haas heeft het verlengingsadvies toegelicht, waarin werd gesteld dat de ter beschikking gestelde lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er een hoog recidiverisico is wanneer de externe begeleiding wegvalt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de geestesgesteldheid van de ter beschikking gestelde nog steeds een risico vormt voor de veiligheid van anderen, wat de verlenging van de maatregel rechtvaardigt.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de ter beschikking gestelde moet leren omgaan met zijn impulsiviteit en middelengebruik, en dat hij momenteel wacht op behandeling voor copingvaardigheden. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de hoop dat dit zal leiden tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in de toekomst. De rechtbank heeft de zorgen over het beleid van het Ministerie van Justitie herhaald en benadrukt dat dit beleid niet in het belang is van de ter beschikking gestelden die zich in een resocialisatiefase bevinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/101341-02
Datum uitspraak: 12 juni 2012
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige openbare raadkamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de terbeschikkingstelling opgelegd aan:
[ter beschikking gestelde], hierna te noemen de ter beschikking gestelde,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum “De Rooyse Wissel ” Wanssumseweg 12a te Oostrum-Venray (hierna: de kliniek),
raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Amsterdam.
PROCEDURE
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 7 mei 2003, is [ter beschikking gestelde] ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van poging tot doodslag en het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Bij beslissing van deze rechtbank van 14 oktober 2011 heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar en de beslissing op de vordering tot verlenging van de verpleging van overheidswege aangehouden, teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken en daarover een rapport uit te brengen.
Bij beslissing d.d. 20 december 2011 is de aan de ter beschikking gestelde opgelegde verpleging van overheidswege verlengd met één jaar.
Op 26 april 2012 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 26 april 2012, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de ter beschikking gestelde verblijft van 3 april 2012 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde over de periode van 2 april 2011 tot en met 31 mei 2012.
Het advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met één jaar.
In openbare raadkamer van 12 juni 2012 is de vordering behandeld. De officier van justitie, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en de deskundige M.W.J. de Haas, als klinisch psycholoog en psychotherapeut verbonden aan de kliniek, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling in openbare raadkamer geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met één jaar. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Ten aanzien van de vordering tot verlenging van het bevel tot verpleging van overheidswege heeft de verdediging verzocht om de zaak aan te houden en de reclassering opnieuw opdracht te geven een maatregelrapport op te maken om te kijken of zij thans wel mogelijkheden zien de ter beschikking gestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging te begeleiden.
BEOORDELING
Het verlengingsadvies houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De ter beschikking gestelde is een zwakbegaafde man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met afhankelijkheid van alcohol en drugs. Vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de cognitieve beperkingen is er een hang naar directe behoeftebevrediging en zijn er gebrekkig functionerende gewetensfuncties, een geringe frustratietolerantie en een - vooral onder invloed van alcohol - toenemend tekortschietende impuls- en agressieregulatie.
De verlofmachtiging van de ter beschikking gestelde is door het Ministerie van Justitie op 30 september 2011, op basis van schending van de verlofvoorwaarden en het ongeoorloofd afwezig zijn, geheel ingetrokken. Pas eind september 2012 kan de kliniek weer een aanvraag tot verlof indienen. Het behandelplan van de ter beschikking gestelde is op
16 februari 2012 geëvalueerd, waarbij behandeldoelen en interventies zijn uitgezet. Het accent ligt op het verder vormgeven van de behandeling gericht op de risicofactoren, risicomanagement, dagbesteding, aangaan van netwerkondersteuning, abstinentie van middelengebruik, impulsiviteit en medicatie, zodat ernaar toegewerkt wordt om eind september 2012 zo ver te zijn dat een hernieuwd verlofkader kan worden aangevraagd.
De ter beschikking gestelde zal op de langere termijn kunnen functioneren in een begeleide woonvorm. Hij zal moeten afzien van elke vorm van drank- en drugsgebruik.
Zolang de externe structuur en begeleiding aanwezig is, kan de ter beschikking gestelde zijn agressie opbouw voldoende reguleren. Er blijft echter onverminderd sprake van een groot risico op herhaling van het delict wanneer het TBS kader wegvalt, gezien de beperkingen van de ter beschikking gestelde, de begeleidingsbehoefte, met name wat betreft relatiepatronen, het middelengebruik en de agressieregulatie, en gezien het feit dat hij geen steunend en/of structurerend netwerk heeft. Gelet op het recidivegevaar, de nog te bewerken vermindering van de risicofactoren, het niet participeren van de ter beschikking gestelde binnen enig verlofkader en de prille start van sommige behandelmodules adviseert de kliniek de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Het is van belang om in de toekomst externe begeleiding, controle en externe structuur blijvend aanwezig te laten zijn om het recidiverisico acceptabel te houden en bij terugval in te kunnen grijpen. De kliniek heeft de reclassering verzocht om voor de volgende verlengingszitting in 2013, indien alle behandelvorderingen voorspoedig verlopen, een maatregelrapport op te stellen.
De deskundige heeft tijdens de behandeling in openbare raadkamer het verlengingsadvies toegelicht en heeft daarbij verklaard dat het behandelplan in augustus 2012 zal worden geëvalueerd; dan wordt gekeken naar de vorderingen die de ter beschikking gestelde heeft gemaakt. Als hij positieve vorderingen heeft gemaakt kan de kliniek begin september 2012 een verlofaanvraag indienen. De kliniek wil dan proberen in één keer een begeleid, onbegeleid en transmuraal verlofkader aan te vragen. Dat zal naar verwachting binnen ongeveer vier weken kunnen worden toegekend. De reclassering wil pas in beeld komen wanneer er onbegeleid verlof is toegekend. De ter beschikking gestelde moet laten zien dat het goed gaat: hij is al 9 keer terugvallen. Maar als het goed gaat kan hij met de reclassering gaan werken in het onbegeleid verlof kader. Als dat ook goed gaat kan hij in het kader van transmuraal verlof over naar een RIBW instelling. Dat moet geleidelijk worden opgebouwd. Als alles goed loopt, zou op een volgende zitting een voorwaardelijke beëindiging aan de orde kunnen zijn. Gelet op de duur van de behandeling wordt niet gekozen voor proefverlof. Binnen de klinische setting met veel structuur, begeleiding, geen alcohol en geen relaties, gaat het redelijk. In het transmuraal verlof moet er echter een beter risicomanagement plan zijn om te voorkomen dat hij weer terugvalt. De ter beschikking gestelde moet leren om eerder aan de bel te trekken. De ter beschikking gestelde volgt momenteel systeemtherapie om te leren omgaan met relaties en hoe hij de beëindiging van relaties op kan vangen. Daarnaast is het van belang dat hij copingvaardigheden ontwikkelt, hij moet afspraken na kunnen komen, met impulsiviteit kunnen omgaan en de zucht naar middelen moet zoveel mogelijk beperkt worden. Hij staat nummer 1 op de wachtlijst voor de module Middelen & coping en ook nummer 1 op de wachtlijst voor psychotherapie.
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsvrouw heeft om aanhouding verzocht van de vordering tot verlenging van het bevel tot verpleging van overheidswege en de reclassering opnieuw de opdracht te geven een maatregelrapport op te maken om te kijken of zij thans wel mogelijkheden zien de ter beschikking gestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging te begeleiden.
De reclassering heeft in haar reclasseringsadvies d.d. 16 december 2011 reeds te kennen gegeven dat bij een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging eerst plaatsing binnen een klinische setting nodig wordt geacht. Nu de IFZ daar geen indicatie voor heeft afgegeven is dit niet mogelijk. In de factoren die de reclassering aan haar advies ten grondslag heeft gelegd is sindsdien weinig verandering opgetreden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de reclassering wederom naar haar standpunt met betrekking tot een voorwaardelijke beëindiging te vragen, omdat niet te verwachten valt dat hierin verandering is opgetreden. Het verzoek tot aanhouding wordt dan ook afgewezen.
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er onverminderd sprake is van een hoog recidiverisico wanneer de structuur en begeleiding wegvalt. Gelet op het voorgaande wordt aangenomen dat de geestesgesteldheid van de ter beschikking gestelde, die (mede) aanleiding en oorzaak vormde voor de delicten, nog in zodanige mate aanwezig is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist met één jaar. Het komende jaar is met name bedoeld om, bij voldoende positieve ontwikkelingen, toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging dan wel naar proefverlof.
Hoewel de duur van de terbeschikkingstelling na verlenging een periode van vier jaar verder te boven gaat, is verlenging niettemin mogelijk nu de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met één jaar zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank merkt ambtshalve nog het volgende op.
In het vonnis van 7 mei 2003 is overwogen dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd voor ‘de bewezen verklaarde delicten’. Aangezien het bewezen verklaarde ‘opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten’, geen misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dit vergrijp ook niet afzonderlijk in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht (zoals dat destijds luidde) is genoemd, kon de maatregel voor dit feit niet worden opgelegd. Nu de maatregel evenwel zonder meer voor de bewezen verklaarde poging tot doodslag kon worden opgelegd, wordt geen aanleiding gezien om tot een andere beslissing te komen dan hierboven is verwoord.
Voorts wenst de rechtbank nog op te merken dat het haar grote zorgen baart dat bij iedere overtreding die een ter beschikking gestelde maakt, hoe klein en van welke aard of ernst dan ook, het verlof standaard door het Ministerie van Justitie voor de duur van één jaar wordt ingetrokken. Nog afgezien van de vraag of dit proportioneel kan worden genoemd, heeft dit vérstrekkende consequenties voor de ter beschikking gestelden die zich in een resocialisatiefase bevinden. Zonder verlofkader komt het hele resocialisatieproces immers stil te liggen en worden in dat verband vele stappen teruggezet. De rechtbank is van oordeel dat dit, zeker in het geval van de onderhavige ter beschikking gestelde, die immers al een eind met zijn resocialisatie op weg was, een zeer onwenselijke situatie op kan leveren.
BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de aan de ter beschikking gestelde opgelegde terbeschikkingstelling met verpleging met één jaar.
Deze beschikking is gegeven door
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. De Vreede en Wijnholt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Beukema griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem.