ECLI:NL:RBROT:2012:BX1302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/690288-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling judoschoolhouder voor seksueel misbruik van minderjarige jongens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een judoschoolhouder, die werd beschuldigd van jarenlang seksueel misbruik van vier minderjarige jongens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte werd schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen en seksueel binnendringen in de vorm van tongzoenen, maar werd vrijgesproken van verkrachting en aanranding wegens onvoldoende bewijs van dwang. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een machtspositie bevond ten opzichte van de slachtoffers, die zich in een kwetsbare situatie bevonden door hun afhankelijkheid van de verdachte als judoleraar en coach. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor bepaalde feiten die in het buitenland zouden zijn gepleegd, omdat niet was aangetoond dat deze feiten ook daar strafbaar waren. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 7.500,- per slachtoffer. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een training voor zedendelinquenten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/690288-11
Datum uitspraak: 11 juli 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
[straatnaam en huisnummer], [postcode en woonplaats],
raadsman mr. C.M.P. Jongsma, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de twee onder hetzelfde parketnummer uitgebrachte dagvaardingen.
Op de terechtzitting van 27 juni 2012 is de eerst uitgebrachte dagvaarding overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE IN DE VERVOLGING
Op de beide dagvaardingen staan feiten die door de verdachte niet alleen in Nederland zouden zijn gepleegd maar ook in het buitenland en wel in: Frankrijk, Spanje, Duitsland, Italië, België, Groot-Brittannië en Thailand.
Ingevolge artikel 5 Wetboek van Strafrecht was - behoudens ten aanzien van enkele apart genoemde wetsartikelen - tot 1 oktober 2002 de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakte aan een strafbaar feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf werd beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan was, straf was gesteld.
Met ingang van 1 oktober 2002 is aan dit artikel toegevoegd, dat de Nederlandse strafwet ook toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 242 tot en met 250a van het Wetboek van Strafrecht voorzover gepleegd ten aanzien van een minderjarige.
Dit betekent, dat voor vervolging van de misdrijven op de tenlastelegging voorkomend onder de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7 in deze zaak tot 1 oktober 2002 het vereiste van de dubbele strafbaarheid gold.
Voor feit 5 en de feiten op de parallelle dagvaarding geldt voor de gehele tenlastegelegde periode dat sprake moet zijn van dubbele strafbaarheid nu het hier gaat om feiten gepleegd tegen een meerderjarige.
De rechtbank heeft de officier van justitie voorafgaand aan de zitting verzocht om de verstrekking van de relevante buitenlandse strafbepalingen voorzien van een duidelijke aanduiding van de datum inwerkingtreding.
Aan dat verzoek is deels tegemoetgekomen nu de officier van justitie wetsbepalingen heeft overgelegd met betrekking tot Italië, Frankrijk, Duitsland en Thailand zij het met name voor wat betreft de feiten verkrachting (artikel 242 Sr) en aanranding (artikel 246 Sr), maar niet voor de tevens op de dagvaarding voorkomende feiten seksueel binnendringen bij iemand tussen de 12 en de 16 jaar (artikel 245 Sr), ontucht met iemand onder de 16 (artikel 247 Sr) en ontucht met een aan zijn zorg/opleiding/waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (artikel 249 Sr).
Tijdens het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken dat er vóór 1 oktober 2002 sprake is van dubbele strafbaarheid ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen die in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Italië, België en Groot-Brittannië zouden zijn gepleegd jegens minderjarigen. De rechtbank meent dat - gelet op veranderende opvattingen met betrekking tot de strafvervolging van ontuchtige handelingen begaan met dan wel tegenover minderjarigen ook in Nederland in de afgelopen decennia - het géén feit van algemene bekendheid kan worden geacht dat de handelingen zoals tenlastegelegd vóór 1 oktober 2002 in genoemde landen strafbaar zijn geweest.
Het openbaar ministerie dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen onder de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7, voorzover gepleegd vóór 1 oktober 2002 in deze landen.
Het openbaar ministerie dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard, zoals daartoe ook door de officier van justitie was gerekwireerd, ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen op de parallelle dagvaarding voorzover gepleegd in Thailand nu uit de overgelegde strafbepalingen blijkt dat deze seksuele gedragingen daar niet strafbaar zijn, zodat niet wordt voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Blom heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7 primair en het in de parallelle dagvaarding primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak.
MOTIVERING VRIJSPRAAK FEIT 5 EN FEITEN PARALLELLE DAGVAARDING
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten die onder 5 en op de parallelle dagvaarding primair ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake was van ‘door een feitelijkheid dwingen’ nu de aangevers [aangever 1 en aangever 2] in een afhankelijkheidsrelatie tot de verdachte verkeerden en door hem jarenlang gemanipuleerd en geïntimideerd werden.
Ook oefende de verdachte psychische druk op de aangevers uit waardoor zij gelet op de bestaande vertrouwensband en de quasi vader-zoon relatie niet in staat waren weerstand te bieden aan de seksuele handelingen door de verdachte hoewel zij dat zelf absoluut niet op prijs stelden.
Met betrekking tot aangever [aangever 2] heeft zij voorts gesteld dat hij gedurende zijn hele pubertijd door verdachte is misbruikt en dat zich daardoor een patroon had ontwikkeld van psychische druk en manipulatie waar [aangever 2] zich ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd onmogelijk meer aan kon onttrekken. Hij hield van de verdachte als van een vader en hij was op veel fronten volledig afhankelijk van de verdachte. Bovendien heeft de verdachte [aangever 2] gedreigd met het plegen van zelfmoord.
Bij aangever [aangever 1] was er aldus de officier van justitie eveneens sprake van een langzame opbouw van manipulatie en psychische druk, met dien verstande dat bij hem het seksueel misbruik pas na zijn 18de is aangevangen en dat er geen sprake is geweest van seksueel binnendringen. Maar ook hij was, door de wijze van bejegening van verdachte en de ontstane scheve verhoudingen in de 10 jaar voordat hij meerderjarig werd, niet in staat om weerstand te bieden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten die onder 5 en op de parallelle dagvaarding ten laste zijn gelegd. De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De beschuldigingen die door de aangevers zijn geuit staan immers telkens op zich en worden door geen ander bewijsmiddel in het dossier ondersteund. Zodoende wordt niet voldaan aan de eis van dubbele bevestiging van de bewezenverklaring.
Bovendien blijkt uit de verklaringen van beide aangevers telkens niet dat sprake was van enige vorm van dwang van de zijde van de verdachte, aldus de raadsman.
Beoordeling
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van de in de artikelen 242 (verkrachting) en 246 (feitelijke aanranding van de eerbaarheid) bedoelde dwang, volgt dat slechts sprake kan zijn van ‘door een feitelijkheid dwingen’ indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn wil heeft geduld en geen weerstand kon bieden.
Daarvoor is nodig dat uit het bewijsmateriaal volgt dat de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat hij zich daardoor niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten, dan wel dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het voor hem zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de kant van de verdachte.
Feit 5 feitelijke aanranding van de eerbaarheid [aangever 1]
Anders dan door de officier van justitie is aangevoerd blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet zonder meer dat de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of [aangever 1] in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat hij zich daardoor niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten en/of
in een (psychisch) zodanige situatie verkeerde dat hij geen weerstand heeft kunnen bieden aan de verdachte. Ook is geen sprake geweest van een situatie waarin de ontuchtige handelingen van de verdachte jegens [aangever 1] zo onverhoeds plaatsvonden dat tijdig verzet daardoor voorkomen werd zodat in die onverhoedsheid de dwang is gegeven.
Integendeel in zijn verklaring bij de politie van 17 september 2011 blijkt juist dat als [aangever 1] en de verdachte samen in bed lagen tijdens een buitenlandse reis met de judowedstrijdgroep [aangever 1] het toeliet als de verdachte zijn hand in [aangever 1 zijn] broek deed en zijn piemel pakte ‘Ik liet het wel toe, gewoon om er van af te zijn’. De verdachte stopte als [aangever 1] zijn arm wegduwde, hij zich van de verdachte afdraaide of door te zeggen dat hij ([aangever 1]) wilde slapen omdat ze de volgende ochtend weer vroeg op moesten.
En over het omarmen door de verdachte en het vervolgens door hem vastpakken/betasten van [aangever 1 zijn] blote billen heeft hij in zijn aangifte verklaard dat hij het toen niet erg vond omdat het vertrouwd voelde bij de verdachte.
Onder de hierboven geschetste omstandigheden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is geweest van opzettelijk door de verdachte veroorzaakte dwang dat [aangever 1] zich daartegen niet heeft kunnen verzetten of geen weerstand heeft kunnen bieden.
De verdachte zal dan ook van deze feiten worden vrijgesproken.
Parallelle dagvaarding verkrachting (primair) en feitelijke aanranding van de eerbaarheid (subsidiair) van [aangever 2]
Anders dan door de officier van justitie is aangevoerd blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet zonder meer dat de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of [aangever 2] in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat hij zich daardoor niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten.
Evenmin is vast komen te staan dat de verdachte [aangever 2] heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte (bedreigende) situatie, dat het voor [aangever 2] zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de kant van de verdachte. Ook is geen sprake geweest van een situatie waarin de ontuchtige handelingen van de verdachte jegens [aangever 2] zo onverhoeds plaatsvonden dat tijdig verzet daardoor voorkomen werd zodat in die onverhoedsheid de dwang is gegeven.
Zo heeft [aangever 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat toen hij voor de eerste keer gepijpt werd door de verdachte, hij gezegd heeft dat hij dat niet wilde. De verdachte is toen wel gestopt. Verder heeft de aangever verklaard dat hij wilde dat het goed bleef gaan tussen de verdachte en hem, in die zin dat de verdachte niet vervelend tegen hem zou gaan doen.
Voorts heeft [aangever 2] verklaard dat de verdachte, vanaf het moment dat [aangever 2] op zichzelf woonde wekelijks bij hem thuis kwam. De verdachte belde dan ’s ochtends dat hij er bijna was en dan deed de aangever de deur van het nachtslot zodat de verdachte (met zijn eigen sleutel) naar binnen kon. [Aangever 2] ging dan terug in bed waarna de verdachte er bij kwam liggen. De seksuele handelingen die vervolgens werden verricht, deed en onderging de aangever naar eigen zeggen voor de verdachte. Het knuffelen met de verdachte vond de aangever wel fijn, dit gaf hem een gevoel van geborgenheid.
Hoewel uit de verklaringen van de aangever kan worden afgeleid dat hij bepaalde seksuele handelingen die de verdachte volgens de aangever bij hem heeft verricht met tegenzin onderging, kan hieruit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet worden afgeleid dat sprake is geweest van dwang.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de voor het vervullen van de in de paralleldagvaarding onder primair en subsidiair opgenomen ten laste gelegd feiten benodigde dwang niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 01 september 2001 tot en met 19 november 2003 in Nederland meermalen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [aangever 3] (geboren op [1987]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen,
- zoenen op de mond van die [aangever 3] en tongzoenen van die [aangever 3] en
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 3]
2.
hij, werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]), in de periode van 01 september 2001 tot en met 19 november 2005 in Nederland en in Frankrijk meermalen, met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 3] ([1987]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen
- zoenen op de mond van die [aangever 3] en tongzoenen van die [aangever 3] en
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 3] en
- aftrekken van die [aangever 3] en
- vastpakken van de hand van die [aangever 3] en/of (vervolgens) leggen van de hand van die [aangever 3] op zijn, verdachtes blote penis;
3.
hij, werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]), in de periode van 13 mei 2002 tot en met 12 mei 2008 in Nederland, meermalen, met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 4] (geboren op [1990]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen,
- zoenen op de mond van die [aangever 4] en/of proberen te tongzoenen en
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 4] en
- knijpen in de (onbedekte) billen van die [aangever 4] en
- (vast)pakken van de hand van die [aangever 4] en/of (vervolgens) leggen van die hand op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis;
4.
hij, werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]), in de periode van 17 januari 2001 tot en met 17 januari 2005 in Nederland, en/of Frankrijk en/of Spanje, meermalen, met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 5] (geboren [1987]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen,
- leggen van zijn, verdachtes, hand op de (blote) buik en/of de schaamstreek van die [aangever 5] en
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de (onder)broek van die [aangever 5] en/of (vervolgens) vastpakken en/of betasten van de (blote) billen van die [aangever 5] en
- vastpakken van de hand van die [aangever 5] en (vervolgens) brengen van die hand in zijn, verdachtes, boxershort, althans onderbroek, en op/bij zijn, verdachtes, schaamstreek;
6.
hij, in de periode van 30 oktober 1994 tot en met 29 oktober 1998 in Nederland en meermalen, (telkens) met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [aangever 2] (geboren op [1982]), (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen,
- zoenen op de mond van die [aangever 2] en tongzoenen van die [aangever 2] en
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de penis en/of billen en/of buik, althans het lichaam, van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis;
7.
hij, werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]), in de periode van 30 oktober 1994 tot en met 29 oktober 2000 in Nederland en meermalen, (telkens) met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 2] (geboren [1982]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen,
- zoenen op de mond van die [aangever 2] en tongzoenen van die [aangever 2] en
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de penis en/of billen en/of buik, althans het lichaam, van die [aangever 2] en
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud van de wettige bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Waardering van het bewijs
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader.
Ook in deze zaak is dit het geval, dat maakt dat extra zorgvuldig naar de potentiële bewijsconstructie moet worden gekeken.
De verdachte heeft weliswaar bij de politie verklaard dat hij met kinderen beneden de 18 jaar kroelde en knuffelde, dat deze kinderen bij hem op schoot zaten en dat hij deze kinderen soms in de bil kneep en hen ook wel eens terwijl hij achter hen stond ‘kraakte’.
Maar de verdachte ontkent alle de hem ten laste gelegde feiten en heeft naar voren gebracht dat de hem belastende verklaringen allemaal het gevolg zijn van een soort complot dat tegen hem wordt gesmeed in de nasleep van een zakelijk conflict dat hij had/heeft met [aangever 2] als voormalig mede-aandeelhouder in de sportschool. [aangever 2] en zijn vrienden (de andere aangevers) hebben deze verzonnen belastende verklaringen afgelegd om hem dwars te zitten.
De verdediging heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De beschuldigingen die door de aangevers zijn geuit staan op zich en worden door geen ander bewijsmiddel in het dossier ondersteund. Zodoende is geen sprake van de eis van dubbele bevestiging van de tenlastelegging. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de aangiftes op elkaar zijn afgestemd vanwege het zakelijke conflict dat aangever [aangever 2] heeft met de verdachte.
Nu geen enkel tenlastegelegd feit zelfstandig kan worden bewezen, acht de verdediging het niet opportuun het wettig bewijs te creëren door middel van het gebruik maken van schakelbewijs zoals door de officier van justitie voorgesteld. Bovendien verklaren de verschillende slachtoffers weliswaar allen over het onzedelijk betasten door de verdachte, doch dit gebeurde bij allen op verschillende plekken, bij verschillende gelegenheden en op verschillende momenten, zodat niet van een bepaalde ‘modus operandi’ kan worden gesproken.
De verdediging wordt in dit standpunt niet gevolgd, hetgeen hieronder gemotiveerd zal worden uiteengezet.
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
Op 5 augustus 2011 is er op de sportschool [naam sportschool] sprake geweest van een uitbarsting in een bestaand zakelijk conflict tussen de (latere) aangever [aangever 2] en de verdachte over de afwikkeling van de terugtrekking uit het bedrijf. [aangever 2] heeft toen op een gegeven moment tegen de verdachte uitgeroepen dat hij een vuile pedofiel was. Dit was onder andere in aanwezigheid van (latere aangever) [aangever 3] die zich op dat moment realiseerde dat hij dus kennelijk niet de enige was die in het verleden door de verdachte was misbruikt.
[aangever 2] en [aangever 3] hebben elkaar hierover toen het eerst gesproken en hebben later een aantal andere jongens benaderd waarvan zij het indertijd opvallend vonden dat zij zonder duidelijke reden bij de sportclub waren weggegaan.
Een aantal van die jongens heeft vervolgens, evenals [aangever 3] en [aangever 2], aangifte tegen de verdachte gedaan bij de politie.
Hoewel er tussen de aangevers weliswaar contact is geweest nadat de zaak in augustus 2011 is gaan rollen, zijn voor bewuste onderlinge afstemming van de verklaringen van de aangevers geen aanwijzingen aangetroffen.
Hierbij acht de rechtbank het met de officier van justitie van belang dat ook uit de verklaringen van getuigen, waaronder met name die van oud-judoschool leerlingen [oud-leerling 1, oud-leerling 2, oud-leerling 3 en oud-leerling 4 eenzelfde modus operandi van de verdachte naar voren komt van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze getuigen hebben de sportschool al (veel) langer geleden verlaten en zijn op geen enkele manier te linken aan het zakelijke conflict dat zich tussen de verdachte en met name [aangever 2] heeft voorgedaan.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat de verklaringen van de aangevers onbruikbaar en onbetrouwbaar zijn. De rechtbank acht de verklaringen van de aangevers zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris voldoende gedetailleerd, coherent en consistent en daarom geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Dat er relatief lange periodes zijn verstreken tussen het moment waarop de feiten zijn gepleegd en het moment waarop daarover bij de politie is verklaard of aangifte van is gedaan, maakt dit niet anders.
Gebruik van schakelbewijs
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er op basis van schakelbewijs voldoende bewijs is om tot een veroordeling van verdachte te komen inzake de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft voor het bewijs van de verschillende bewezen verklaarde feiten niet alleen de specifiek voor dat feit in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen verklaringen gebruikt van de aangevers. Tevens zullen de bewijsmiddelen meer specifiek genoemd voor de andere feiten telkens ter versterking worden gebruikt voor de bewijsconstructie en aldus als schakelbewijs tot het bewijs bijdragen. Immers op die wijze wordt overtuigend inzichtelijk dat verdachte stelselmatig op dezelfde manier verscheidene jonge jongens seksueel heeft benaderd en misbruikt. Uit die verschillende verklaringen komt als modus operandi naar voren dat op het moment dat de verdachte zich onbespied weet – voornamelijk op de sportschool, maar ook tijdens buitenlandse reizen - hij telkens kroelt en knuffelt met de betreffende minderjarige jongens tussen de 12 en 18 jaar en dat daarbij sprake is/kan zijn van betasten/ wrijven over hun buik en schaamstreek en/of billen zowel over hun kleding als onder hun kleding of het vastpakken van de penis of aftrekken van de jongens. Ook gebeurde het dat hun hand werd gepakt en over verdachte’s - al dan niet met kleding bedekte - penis werd gelegd. Verdachte heeft de sommige jongens ook gezoend op de mond of getongzoend.
Deelvrijspraken ten laste gelegde atypische handelingen in feit 1, feit 2, feit 6 en feit 7
De aangevers [aangever 3] en [aangever 2] hebben daarnaast in hun aangiften melding gemaakt van vormen van seksueel misbruik die niet terugkomen in de hierboven omschreven modus operandi zoals die is afgeleid uit de verklaringen van de (andere) aangevers/getuigen. Die handelingen moeten daarom als atypisch worden beschouwd. Niet één van de andere aangevers heeft verklaard dat zij door de verdachte werden gedwongen hem te pijpen, ook zijn er geen anderen die hebben verklaard over het maken van ‘rijdende bewegingen’ door de verdachte met de penis tussen de benen van het slachtoffer zoals aangever [aangever 3] heeft verklaard. Evenmin heeft één van de andere aangevers of getuigen verklaard dat zij door de verdachte zijn gepijpt, zoals aangever [aangever 2] heeft verklaard.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de verklaringen van de andere aangevers daarom niet kunnen bijdragen aan het bewijs voor deze zogenaamde atypische handelingen waarvan [aangever 3] en [aangever 2] aangifte hebben gedaan. Nu deze aangiften met betrekking tot die handelingen op zichzelf staan en niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund, wordt verdachte van deze handelingen vrijgesproken.
De inzake aangever [aangever 3] ten laste gelegde handelingen met betrekking tot het door hem pijpen en aftrekken van de verdachte worden niet wettig en overtuigend bewezen geacht, nu deze handelingen onvoldoende als gelijksoortige handelingen kunnen worden aangemerkt die passen binnen de door de verdachte gehanteerde modus operandi zoals deze uit de voor het bewijs gebruikte verklaringen van de andere aangevers/getuigen naar voren komt.
Overige deelvrijspraken ten aanzien van de feiten 6 en 7 (primair)
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 6 en 7 primair ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever [aangever 2] heeft afgetrokken toen deze minderjarig was, dit nu [aangever 2] daar niet over verklaart.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het pijpen van aangever [aangever 2] door de verdachte niet bewezen kan worden geacht, nu de aangever zelf bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat dit eerst plaatsvond toen hij 18 of 19 jaar oud was. Evenmin kan gelet op [aangever 2] zijn eigen andersluidende verklaring bij de rechter-commissaris worden bewezen hetgeen bij de feiten 6 en 7 onder het laatste gedachtestreepje is opgenomen namelijk dat de verdachte in de genoemde tijdsperiode met zijn hand vloeibare zeep in de anus en/of het lichaam van aangever heeft ingebracht.
De verdachte zal daarom van deze handelingen eveneens worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van onder 1 en 6 telkens:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (meermalen gepleegd).
Ten aanzien van onder 2 primair, 3 primair, 4 primair en 7 primair telkens:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (meermalen gepleegd).
De feiten zijn strafbaar.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (feiten 1 en 6) is achtereenvolgens laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 oktober 2000 en 1 oktober 2002, derhalve in de loop van de periode waarin het onder 1 bewezenverklaarde is begaan en nadat het onder 6 bewezenverklaarde is begaan.
Deze wijziging berust evenwel niet op een gewijzigd inzicht van de wetgever nopens de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, zodat het recht wordt toegepast dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde. Tot de wijziging van 1 oktober 2002 kon vervolging op grond van dit artikel slechts plaatsvinden op klacht. De rechtbank leidt uit de aangifte van [aangever 3] en [aangever 2] af dat zij een klacht hebben willen indienen, zodat daarmee aan die voorwaarde is voldaan.
Artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is achtereenvolgens laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 december 1997 en 1 januari 1999, derhalve in de loop van de periode waarin het onder 7 primair bewezenverklaarde is begaan.
Deze wijziging berust evenmin op een gewijzigd inzicht van de wetgever nopens de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, zodat het recht wordt toegepast dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als judoleraar/coach, begeleider en eigenaar van de (judo)sportschool jarenlang schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van minderjarige jongens die bij hem trainden dan wel werkzaam waren. Bij twee van deze jongens - die toen nog geen 16 jaar oud waren - heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan binnendringen in het lichaam in de vorm van tongzoenen.
Voor al deze jongens vormde de judoschool een centraal onderdeel van hun leven waar zij zowel door de weeks als in het weekend vele uren doorbrachten.
De verdachte had daarin een spilfunctie en genoot aanzien bij de jongens, die vanwege hun leeftijd (puberteit en adolescentie), veelal moeilijke thuissituatie en hun afhankelijke relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden. De verdachte heeft in die positie misbruik gemaakt van de natuurlijke behoefte van deze jongens aan genegenheid en om lief en speciaal gevonden te worden. Hij heeft zich bewust als vaderfiguur opgesteld en daarmee het vertrouwen van deze jonge jongens gewonnen.
Door het overwicht van de verdachte en de door hem uitgeoefende emotionele druk hadden de slachtoffers het gevoel zich niet te kunnen onttrekken aan het seksueel grensoverschrijdende gedrag van de verdachte.
De verdachte heeft aldus het door de slachtoffers (en hun ouder(s)) in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en daarmee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers.
Dat de verdachte ongetwijfeld ook vele goede en aardige dingen voor deze jongens heeft gedaan en georganiseerd kan dat op geen enkele manier compenseren.
De verdachte heeft kennelijk louter oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lust behoeftes zonder zich te bekommeren om de schadelijke gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat dit in casu het geval is blijkt niet alleen uit de aangiftes maar ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van de slachtoffers [aangever 3], [aangever 2] en [aangever 4] en de bijlagen bij de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partij.
Op dergelijke feiten kan daarom niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Behalve met de aard en ernst van de gepleegde feiten, wordt ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 juni 2012 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapporten van de gezondheidszorgpsycholoog drs. T. ’t Hoen van 15 februari 2012 en van de psychiater P.K.J. Ronhaar van 17 februari 2012 die zijn opgemaakt naar aanleiding van het NIFP-indicatieadvies van 27 oktober 2011. De psychiater heeft de verdachte geschetst als een man die veel succes met zijn sportschool heeft gehad, hetgeen zijn zelfbeeld voedde. In de omgang met de jongens van de sportschool vond hij een gezinsconstellatie waarin hij een in zijn ogen onmisbare vaderrol had. Grenzen tussen het zakelijke en privé vervaagden daarbij soms. Hij wilde en kon bij sommige van zijn ‘zonen’ goedmaken wat hij voor een deel zelf gemist had. Het gaf hem aanzien en bewondering. Beide deskundigen zien bij de verdachte wel narcistische trekken maar zien geen verband tussen de persoonlijkheidskenmerken van de verdachte en de ten laste gelegde feiten. Er is evenmin sprake van een pathologisch afwijkende seksuele voorkeur zoals met name pedofilie.
Het recidiverisico (na afname van risicotaxatie instrument SVR-20) wordt ook als gering ingeschat. De verdachte kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd en voor specifieke zorg of behandeling in een gedwongen justitieel kader wordt geen aanleiding gezien.
De conclusie met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid wordt door de rechtbank overgenomen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het Leger des Heils reclasseringsadvies van de hand van R. van den Brink van 30 maart 2012. Gerapporteerd wordt dat de verdachte over het algemeen over voldoende stabiele leefgebieden beschikt, nu hij een eigen huis, een stabiel inkomen en werk heeft, geen schulden heeft en lange tijd getrouwd is. Gelet op de ontkennende houding en het ontbreken van justitiële voorgeschiedenis wordt een goede inschatting van het recidiverisico niet mogelijk geacht. De reclassering schat bij een veroordeling in dat er wel een relatie is tussen het delict en de leefgebieden werk/dagbesteding, gedrag en vaardigheden en (partner) relatie/seksualiteit. Alhoewel de verdachte het hem ten laste gelegde ontkent worden toch mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding gezien mede nu hij heeft aangegeven bereid te zijn hulpverlening in te schakelen bij het leren scheiden van zakelijke en persoonlijke situaties. Bij veroordeling wordt de oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd, met daarbij als bijzondere voorwaarden in het kader van reclasseringstoezicht waarbij er onder andere zicht op zou moeten worden gehouden dat de verdachte geen functie beoefent waarbij hij in aanraking komt met jongeren tussen de 12 en 18 jaar, een meldingsgebod en het (na een positieve intake) volgen van een training zedendelinquenten bij een forensische polikliniek.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten, anderzijds om hem ertoe te bewegen de daaraan te koppelen bijzondere voorwaarden, zoals hierna te noemen, na te leven.
De rechtbank neemt het strafadvies van de reclassering over met uitzondering van de voorgestelde op te leggen bijzondere voorwaarde dat de verdachte geen contact met jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud mag hebben. Dit zou voor de verdachte, als eigenaar van een judo- en sportschool, neerkomen op een beroepsverbod. De rechtbank ziet daarvoor geen reden, mede gelet op de door de deskundigen als laag ingeschatte recidivekans,
De opgelegde straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
Dit is ingegeven door het feit dat de rechtbank de verdachte van het onder feit 5 en van het in de parallelle dagvaarding ten laste gelegde heeft vrijgesproken en ten aanzien van de overige feiten minder bewezen heeft verklaard dan ten laste is gelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VOORLOPIGE HECHTENIS
Bij uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 5 april 2012 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij uitspraak.
De rechtbank ziet hier onvoldoende aanleiding toe. De bewezenverklaarde feiten hebben zich reeds enkele jaren geleden voorgedaan. Niet gebleken is dat de verdachte zich sinds die tijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Ook heeft hij zich blijkens het voortgangsverslag van de reclassering van 14 juni 2012 aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing wordt daarom afgewezen.
VORDERING BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
De benadeelde partijen hebben vorderingen ingesteld tot vergoeding van materiële, immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand, zoals die hieronder zijn weergegeven.
Op de zitting heeft de advocaat van de benadeelde partijen, mr. K. Lammers-Roselaar, de vorderingen toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat bij de slachtoffers vanwege het seksueel misbruik angst, schaamte en grote psychische problemen in de vorm van een posttraumatische stress-stoornis zijn ontstaan en dat zij daarvoor allen een vorm van behandeling (hebben) ondergaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing in aanmerking komen. De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten, verzocht de vorderingen af te wijzen (de rechtbank begrijpt: de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren).
Vordering [aangever 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 3], wonende te [woonplaats], terzake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade (kosten voor Essence-trainingen in 2009 en 2010) tot een bedrag van € 2.000,00 en immateriële schade tot een bedrag van € 15.000,00, bij wijze van voorschot.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid in elk geval worden vastgesteld op € 7.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel van de vordering geldt dat een nader onderzoek naar de gegrondheid van de omvang van de gevorderde schade en de beantwoording van causaliteitsvragen een onevenredige belasting zou opleveren van dit strafgeding.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering daarom niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
De beantwoording van de vraag of de kostenpost voor de door de benadeelde partij gevolgde Essence-trainingen - volgens de website gericht op het door de deelnemers ontdekken van hun verborgen talenten en het laten ervaren van hun innerlijke kracht - voldoende rechtstreeks verband houdt met de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbare feiten en daarom voor vergoeding in aanmerking komt, vergt nader onderzoek.
Dat zou een onevenredige belasting opleveren van dit strafgeding.
De benadeelde partij zal voor dit gedeelte van de vordering daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een aanmerkelijk deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Dit biedt een extra waarborg voor de betalingsverplichting. Het belang van de benadeelde partij is er bovendien mee gediend dat zij niet zelf met het innen van de toegewezen schadevergoeding wordt belast.
Vordering [aangever 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 4], wonende te [woonplaats], terzake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00, bij wijze van voorschot.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel van de vordering geldt dat een nader onderzoek naar de gegrondheid van de omvang van de gevorderde schade en de beantwoording van causaliteitsvragen een onevenredige belasting zou opleveren van dit strafgeding.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering daarom niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Dit biedt een extra waarborg voor de betalingsverplichting. Het belang van de benadeelde partij is er bovendien mee gediend dat zij niet zelf met het innen van de toegewezen schadevergoeding wordt belast.
Vordering [aangever 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 2], wonende te [woonplaats], terzake van de onder 6 en 7 en de in de parallelle dagvaarding ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,00, bij wijze van voorschot.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 6 en 7 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 7.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel van de vordering voor zover dat betrekking heeft op de onder 6 en 7 primair bewezen verklaarde strafbare feiten geldt dat een nader onderzoek naar de gegrondheid van de omvang van de gevorderde schade en de beantwoording van causaliteitsvragen een onevenredige belasting zou opleveren van dit strafgeding.
De benadeelde partij zal voor dat overige deel van de vordering daarom niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de in de parallelle dagvaarding ten laste gelegde feiten wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard nu de verdachte van die feiten zal worden vrijgesproken.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een aanmerkelijk gedeelte zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Dit biedt een extra waarborg voor de betalingsverplichting. Het belang van de benadeelde partij is er bovendien mee gediend dat deze niet zelf met het innen van de toegewezen schadevergoeding wordt belast.
Vordering [aangever 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 1], wonende te [woonplaats], terzake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,00, bij wijze van voorschot en vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 775,00.
Immateriële schade
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem onder 5 ten laste gelegde, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Proceskosten
De benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 245 (oud), 245, 249 (oud) en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging voorzover het gaat om tenlastegelegde handelingen gepleegd in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Italië, België en Groot-Brittannië vóór 1 oktober 2002;
verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van hetgeen op de parallelle dagvaarding staat vermeld niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging voorzover het gaat om tenlastegelegde handelingen gepleegd in Thailand;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5 en de in de parallelle dagvaarding primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 en 7 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 (zesendertig maanden);
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren en stelt de volgende algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich - na een positieve intake - onder ambulante behandeling stellen van een forensische polikliniek voor het volgen van een training zedendelinquenten;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe tot een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [aangever 3], wonende te [woonplaats] te betalen;
verklaart de benadeelde partij voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij voornoemd tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] toe tot een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [aangever 4], wonende te [woonplaats] te betalen;
verklaart de benadeelde partij voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij voornoemd tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [aangever 2], wonende te [woonplaats] te betalen;
verklaart de benadeelde partij voornoemd voor het overige voor zover dat betrekking heeft op de onder 6 en 7 primair bewezen verklaarde strafbare feiten niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart de benadeelde partij voornoemd voor het overige voor zover dat betrekking heeft op de in de parallelle dagvaarding ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk in de vordering.
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij voornoemd tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T.B. Trotman, voorzitter,
en mrs. R.F. de Knoop en R. de Vreede, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Snel-van den Hout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2012.
Bijlage I bij vonnis van 11 juli 2012
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 01 september 2001 tot en met 19 november 2003
te Rotterdam en/of Baarn, althans in Nederland en/of in Frankrijk meermalen, althans eenmaal,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [aangever 3] (geboren op [1987]), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 3] en/of tongzoenen van die [aangever 3]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 3]
en/of
- vastpakken van het hoofd van die [aangever 3] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van dat hoofd naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- zich door die [aangever 3] laten pijpen;
[Artikel 245 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij,
werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of
als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]),
in of omstreeks de periode van 01 september 2001 tot en met 19 november 2005
te Rotterdam en/of in Baarn, althans in Nederland en/of in Frankrijk meermalen, althans eenmaal,
met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn hulp en/of zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 3] (geboren
[1987]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 3] en/of tongzoenen van die [aangever 3]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 3]
en/of
- aftrekken van die [aangever 3] en/of
- vastpakken van het hoofd van die [aangever 3] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van dat hoofd naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- zich door die [aangever 3] laten pijpen en/of
- brengen en/of houden/vastklemmen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis tussen de benen
van die [aangever 3] en/of (vervolgens) heen-en-weer-gaande bewegingen maken
met zijn, verdachtes, penis en/of;
- vastpakken van de hand van die [aangever 3] en/of (vervolgens) leggen van de hand van die [aangever 3] op zijn, verdachtes blote penis en/of zijn, verdachtes penis laten aftrekken door die [aangever 3];
[Artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
in of omstreeks de periode van 01 september 2001 tot en met 20 november 2003
te Rotterdam en/of Baarn, althans in Nederland en/of in Frankrijk meermalen, althans eenmaal,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [aangever 3]
(geboren op [1987]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 3] en/of tongzoenen van die [aangever 3]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 3]
en/of
- aftrekken van die [aangever 3] en/of
- vastpakken van het hoofd van die [aangever 3] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van dat hoofd naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- zich door die [aangever 3] laten pijpen en/of
- brengen en/of houden/vastklemmen van zijn, verdachtes, penis tussen de benen
van die [aangever 3] en/of (vervolgens) heen-en-weer-gaande bewegingen maken
met zijn, verdachtes, penis;
[Artikel 247 Wetboek van Strafrecht]
3.
hij,
werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of
als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]),
in of omstreeks de periode van 13 mei 2002 tot en met 12 mei 2008 te Rotterdam
en/of Baarn, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn hulp en/of zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 4] (geboren op
[1990]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 4] en/of proberen te tongzoenen en/of tongzoenen van die
[aangever 4] en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 4]
en/of
- knijpen in de (onbedekte) billen van die [aangever 4] en/of
- (vast)pakken van de hand van die [aangever 4] en/of (vervolgens) leggen van die
hand op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis;
[Artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
in of omstreeks de periode van 13 mei 2002 tot en met 13 mei 2006 te Rotterdam
en/of Baarn, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [aangever 4] (geboren
op [1990]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 4] en/of proberen te tongzoenen en/of tongzoenen van die
[aangever 4] en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of het kruis van die [aangever 4]
en/of
- knijpen in de (onbedekte) billen van die [aangever 4] en/of
- (vast)pakken van de hand van die [aangever 4] en/of (vervolgens) leggen van die
hand op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis;
[Artikel 247 Wetboek van Strafrecht]
4.
hij,
werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of
als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]),
in of omstreeks de periode van 17 januari 2001 tot en met 17 januari 2005 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of Frankrijk en/of Spanje,
meermalen, althans eenmaal,
met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn hulp en/of zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 5] (geboren
[1987]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen van die [aangever 5] en/of
- leggen van zijn, verdachtes, hand op de (blote) buik en/of de schaamstreek
van die [aangever 5] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de (onder)broek van die [aangever 5]
en/of (vervolgens) vastpakken en/of betasten van de (blote) billen van die
[aangever 5] en/of
- vastpakken van de hand van die [aangever 5] en/of (vervolgens) brengen van die
hand in zijn, verdachtes, boxershort, althans onderbroek, en/of op/bij zijn,
verdachtes, schaamstreek;
[Artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
in of omstreeks de periode van 17 januari 2001 tot en met 17 januari 2003 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of Frankrijk en/of Spanje,
meermalen, althans eenmaal,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [aangever 5]
(geboren op [1987]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen van die [aangever 5] en/of
- leggen van zijn, verdachtes, hand op de (blote) buik en/of de schaamstreek
van die [aangever 5] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de (onder)broek van die [aangever 5]
en/of (vervolgens) vastpakken en/of betasten van de (blote) billen van die
[aangever 5] en/of
- vastpakken van de hand van die [aangever 5] en/of (vervolgens) brengen van die
hand in zijn, verdachtes, boxershort, althans onderbroek, en/of op/bij zijn,
verdachtes, schaamstreek;
[Artikel 247 Wetboek van Strafrecht]
5.
hij,
in of omstreeks de periode van 01 maart 2002 tot en met 01 juni 2009 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of Bremen, althans in Duitsland, en/of
Venetië, althans in Italië, meermalen, althans eenmaal,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [aangever 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het:
- wrijven over de blote buik van die [aangever 1] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [aangever 1] en/of
(vervolgens) leggen van die hand op de (blote) penis van die [aangever 1] en/of
vastpakken van de (blote) penis van die [aangever 1] en/of
- zoenen op de mond van die [aangever 1] en/of
- vastpakken van de hand van die [aangever 1] en/of (vervolgens) brengen van die
hand in zijn, verdachtes, boxershort, althans onderbroek, en/of leggen van
die hand op zijn, verdachtes, blote penis en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de (onder)broek van die [aangever 1]
en/of (vervolgens) vastpakken en/of betasten van de (blote) billen van die
[aangever 1],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het:
-(telkens) onverhoeds
= wrijven over de blote buik van die [aangever 1] en/of
= brengen van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [aangever 1]
en/of (vervolgens) leggen van die hand op de (blote) penis van die De
Wekker en/of vastpakken van de (blote) penis van die [aangever 1] en/of
= zoenen op de mond van die [aangever 1] en/of
= vastpakken van de hand van die [aangever 1] en/of (vervolgens) brengen van
die hand in zijn, verdachtes, boxershort, althans onderbroek, en/of
leggen van die hand op zijn, verdachtes, blote penis en/of
= brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de (onder)broek van die [aangever 1] en/of (vervolgens) vastpakken en/of betasten van de (blote) billen
van die [aangever 1],
en/of
- die [aangever 1] de woorden toevoegen: "Je bent speciaal" en/of "Dit is ons
geheimpje" en/of "Hé, we gaan nog niet slapen" en/of "Je moet niet eenkennig
zijn" en/of "We houden toch van elkaar", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- verrichten van voornoemde seksuele handelingen, ondanks dat die [aangever 1] aangaf het niet te willen en/of hem, verdachte, wegduwde en/of
- brengen van die [aangever 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of onderwerpen van die [aangever 1] aan zijn, verdachtes, wil en/of manipuleren van de wil van die [aangever 1] en/of intimideren van die [aangever 1] en/of uitoefenen van psychische druk op die [aangever 1]
- hebben van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [aangever 1] (gezien het leeftijdsverschil en de relatie vaderfiguur/judoleraar/eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]) ten opzichte van kind/judoleerling/werknemer)
en aldus voor die [aangever 1] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
[Artikel 246 Wetboek van Strafrecht]
6.
hij,
in of omstreeks de periode van 30 oktober 1994 tot en met 29 oktober 1998 te
Rotterdam en/of Oosterhout, in elk geval in Nederland, en/of Spanje en/of
Frankrijk en/of Italië en/of België en/of Berlijn (Duitsland) en/of Londen
(Groot-Brittanië), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, te weten met [aangever 2] (geboren op [1982]),
(telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 2] en/of tongzoenen van die [aangever 2]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of anus en/of buik, althans het
lichaam, van die [aangever 2] en/of
- aftrekken van die [aangever 2] en/of
- pijpen van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- (met zijn, verdachtes, hand) inbrengen van (vloeibare) zeep in de anus,
althans het lichaam, van die [aangever 2];
[Artikel 245 Wetboek van Strafrecht]
7.
hij,
werkzaam als judoleraar en/of als begeleider van de judoselectiegroep en/of als coach en/of
als eigenaar van (een) sportschool ([naam sportschool]),
in of omstreeks de periode van 30 oktober 1990 tot en met 29 oktober 2000 te
Rotterdam en/of Oosterhout, in elk geval in Nederland, en/of Spanje en/of
Frankrijk en/of Italië en/of België en/of Berlijn (Duitsland) en/of Londen
(Groot-Brittanië), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand, die zich als judoleerling en/of werknemer aan zijn hulp en/of zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid had toevertrouwd, te weten met [aangever 2] (geboren
[1982]) ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 2] en/of tongzoenen van die [aangever 2]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of anus en/of buik, althans het
lichaam, van die [aangever 2] en/of
- aftrekken van die [aangever 2] en/of
- pijpen van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- (met zijn, verdachtes, hand) inbrengen van (vloeibare) zeep in de anus,
althans het lichaam, van die [aangever 2];
[Artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
in of omstreeks de periode van 30 oktober 1990 tot en met 29 oktober 1998 te
Rotterdam en/of Oosterhout, in elk geval in Nederland, en/of Spanje en/of
Frankrijk en/of Italië en/of België en/of Berlijn (Duitsland) en/of Londen
(Groot-Brittanië), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [aangever 2]
(geboren op [1982]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal,
- zoenen op de mond van die [aangever 2] en/of tongzoenen van die [aangever 2]
en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of anus en/of buik, althans het
lichaam, van die [aangever 2] en/of
- aftrekken van die [aangever 2] en/of
- pijpen van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
- (met zijn, verdachtes, hand) inbrengen van (vloeibare) zeep in de anus,
althans het lichaam, van die [aangever 2];
[Artikel 247 Wetboek van Strafrecht]
TEKST TENLASTELEGGING PARALLELLE DAGVAARDING
hij,
in of omstreeks de periode van 30 oktober 2000 tot en met 05 augustus 2011 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Italië en/of Thailand en/of
Frankrijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[aangever 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam,
namelijk het:
- zoenen en/of tongzoenen van die [aangever 2] en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of anus en/of buik, althans het
lichaam, van die [aangever 2] en/of
- aftrekken van die [aangever 2] en/of
- pijpen van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of de bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk
leeftijdsverschil tussen verdachte en die [aangever 2],
- onverhoeds
= die [aangever 2] heeft gezoend en/of getongzoend en/of
= (met) zijn, verdachtes, hand(en) op/over de (onbedekte) penis en/of billen
en/of anus en/of buik, althans het lichaam, van die [aangever 2] heeft gebracht
en/of gehouden en/of gewreven en/of
= die [aangever 2] heeft afgetrokken en/of
= die [aangever 2] heeft gepijpt en/of
= een hand van die [aangever 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die hand
naar/tegen zijn, verdachtes, penis heeft gebracht en/of geduwd en/of gehouden
en/of
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht, ondanks dat die [aangever 2]
aangaf het niet te willen en/of dat die [aangever 2] hem, verdachte, wegduwde
en/of
- die [aangever 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft
gebracht en/of met het (psychische) overwicht, dat hij, verdachte op die
[aangever 2] had verworven, die [aangever 2] aan zijn, verdachtes, wil heeft
onderworpen en/of de wil van die [aangever 2] heeft gemanipuleerd en/of die
[aangever 2] heeft geïntimideerd en/of psychische druk op die [aangever 2] heeft
uitgeoefend en/of als vaderfiguur / judoleraar / werkgever / zakelijk
compagnon van die [aangever 2] een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht over die [aangever 2] heeft gehad en/of
- in het bijzijn van die [aangever 2] heeft gedreigd met zelfmoord en/of (aldus)
een zware druk op hem heeft gelegd
en/of (aldus) voor die [aangever 2] een (psychisch) bedreigende situatie heeft
doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
in of omstreeks de periode van 30 oktober 2000 tot en met 05 augustus 2011 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Italië en/of Thailand en/of
Frankrijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [aangever 2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het:
- zoenen van die [aangever 2] en/of
- brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of
over de (onbedekte) penis en/of billen en/of anus en/of buik, althans het
lichaam, van die [aangever 2] en/of
- aftrekken van die [aangever 2] en/of
- pijpen van die [aangever 2] en/of
- vastpakken van een hand van die [aangever 2] en/of (vervolgens) brengen en/of
duwen en/of houden van die hand naar/tegen zijn, verdachtes, penis,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of de bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk
leeftijdsverschil tussen verdachte en die [aangever 2],
- onverhoeds
= die [aangever 2] heeft gezoend en/of
= (met) zijn, verdachtes, hand(en) op/over de (onbedekte) penis en/of billen
en/of anus en/of buik, althans het lichaam, van die [aangever 2] heeft gebracht
en/of gehouden en/of gewreven en/of
= die [aangever 2] heeft afgetrokken en/of
= die [aangever 2] heeft gepijpt en/of
= een hand van die [aangever 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die hand
naar/tegen zijn, verdachtes, penis heeft gebracht en/of geduwd en/of gehouden
en/of
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht, ondanks dat die [aangever 2]
aangaf het niet te willen en/of dat die [aangever 2] hem, verdachte, wegduwde
en/of
- die [aangever 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft
gebracht en/of met het (psychische) overwicht, dat hij, verdachte op die
[aangever 2] had verworven, die [aangever 2] aan zijn, verdachtes, wil heeft
onderworpen en/of de wil van die [aangever 2] heeft gemanipuleerd en/of die
[aangever 2] heeft geïntimideerd en/of psychische druk op die [aangever 2] heeft
uitgeoefend en/of als vaderfiguur / judoleraar / werkgever / zakelijk
compagnon van die [aangever 2] een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht over die [aangever 2] heeft gehad en/of
- in het bijzijn van die [aangever 2] heeft gedreigd met zelfmoord en/of (aldus)
een zware druk op hem heeft gelegd
en/of (aldus) voor die [aangever 2] een (psychisch) bedreigende situatie heeft
doen ontstaan;
[Artikel 246 Wetboek van Strafrecht]