ECLI:NL:RBROT:2012:BX4919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/3248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor evenementenvergunning Jazzfestival Hillegersberg 2012

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de evenementenvergunning voor het Jazzfestival Hillegersberg 2012. Verzoeker, een inwoner van Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen de vergunning die op 12 juli 2012 was verleend aan de vergunninghoudster, Stichting Jazzfestival Hillegersberg. Verzoeker stelde dat de vergunning niet voldeed aan de eisen om overlast te voorkomen, en dat de maatregelen die waren getroffen onvoldoende waren om de overlast te beperken. De voorzieningenrechter erkende dat verzoeker overlast zou ondervinden, maar oordeelde dat het belang van verzoeker niet opwoog tegen de belangen van de vergunninghoudster en de lange traditie van het festival. De voorzieningenrechter wees erop dat het festival al tientallen jaren plaatsvindt en dat er maatregelen waren genomen om de overlast te beperken, zoals het aanpassen van de geluidsinstallaties en het programmeren van optredens om overlap te minimaliseren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangenafweging door de gemeente redelijk was en dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij evenementenvergunningen en de rol van de voorzieningenrechter in het toetsen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3248
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2012 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te Rotterdam, verzoeker,
en
de loco-burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Jazzfestival Hillegersberg, te Rotterdam, vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. J.P.R.C. de Jonge.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster op grond van artikel 2.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2008 (APV) een evenementenvergunning verleend voor het Jazzfestival Hillegersberg 2012.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Voorts heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2012. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde,
[voorzitter], voorzitter, en [geluidsspecialist].
Overwegingen
1. Sinds 1984 organiseert vergunninghoudster in Rotterdam Hillegersberg een jazzfestival.
Naar aanleiding van het in 2011 georganiseerde jazzfestival heeft verzoeker bij deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek klachten van overlast gemeld. Tevens heeft verzoeker bij de Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam vragen gesteld over het evenement.
Bij brief van 1 september 2011 is door de deelgemeente gereageerd op de door verzoeker ingediende klachten. Bij brief van 20 oktober 2011 is door de Direct Veiligheid antwoord gegeven op de door verzoeker gestelde vragen. In vervolg hierop is verzoeker uitgenodigd voor een werkbespreking van Directie Veiligheid omtrent het jazzfestival 2012 op 25 april 2012. Verzoeker heeft aan deze uitnodiging gevolg gegeven.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder voorwaarden een evenementen- vergunning verleend voor Jazzfestival Hillegersberg 2012 op 24, 25 en 26 augustus 2012 op de locaties Weissenbruchlaan ter hoogte van café Facet, Weissenbruchlaan grasveld voor restaurant Gaucho’s, Freericksplaats en Bergse Dorpsstraat op het plein naast café van Eijck. Tevens is een ontheffing verleend van artikel 3, eerste lid, van de Zondagswet om gedurende de tijd na 13:00 uur gerucht te verwekken dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van de geluidsbron hoorbaar is.
3. Verzoeker stelt dat de gemaakte afspraken tussen de officiële instanties en vergunninghoudster, zoals deze zijn vastgelegd in het bestreden besluit, geen uitkomst bieden voor de jarenlange klachten over onder meer geluidsoverlast. Op het punt van de sanitaire voorzieningen zijn de regels zelfs versoepeld. Verzoeker wil dat er niet tegelijkertijd verschillende orkesten mogen spelen, dat het geluidsniveau zodanig wordt aangepast dat de omwonenden in hun woning gesprekken kunnen voeren en televisie kunnen kijken. Verder wil verzoeker dat stadswachten worden ingezet ter voorkoming dat bezoekers een sanitaire stop maken buiten de daarvoor geëigende plaatsen.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
Artikel 2.2.1 van de APV luidt als volgt:
“1. Het is verboden zonder evenementenvergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. De evenementenvergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid;
e. de bescherming van een krachtens de Gemeentewet ingestelde markt.
3. Met het oog op de in het tweede lid genoemde belangen en de bij de aanvraag om vergunning verstrekte gegevens kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften verbinden ter regulering van het evenement, die onder meer betrekking kunnen hebben op:
a. de plaats en het tijdstip van het evenement;
b. de benodigde technische voorzieningen;
c. de verdere inrichting;
d. de benodigde openbare aankondigingen over hoe het evenement per openbaar vervoer kan worden bezocht.
4. De aanvraag om een evenementenvergunning vermeldt:
a. de plaats waar het evenement wordt gehouden,
b. de datum en het tijdstip waarop het evenement wordt gehouden,
c. een opgave van het verwachte aantal deelnemers en toeschouwers,
d. de mogelijke risico's voor verstoring van de openbare orde en veiligheid, en
e. de maatregelen die de organisator zelf zal nemen om wanordelijkheden zoveel mogelijk te voorkomen.
5. Risicoverhogende feiten of omstandigheden waarvan eerst na de aanvraag is gebleken, dienen door de organisator onverwijld aan de burgemeester te worden gemeld.
6. Dit artikel is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.”
5. Vooropgesteld wordt dat verweerder zich bij zijn besluitvorming inzake het verlenen van een evenementenvergunning dient te richten naar de belangen, genoemd in artikel 2.2.1 van de APV. Daarbij dient verweerder te voldoen aan de eisen die aan behoorlijke besluitvorming worden gesteld, zoals onder meer bepaald in artikel 3:2 van de Awb, waarin is gesteld dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen, en artikel 3:4, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt. Daarbij is van belang dat ingevolge het bepaalde in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
6. De door verzoeker geuite grieven betreffen voornamelijk de (uitkomst van de) door verweerder verrichte belangenafweging, meer in het bijzonder dat er geen rekening is gehouden met de klachten van verzoeker over gelijktijdig op verschillenden podia spelende musici, het geluidsniveau van de muziek en de overlast van zogenaamde wildplassers.
7. Het is niet aan de voorzieningenrechter de betrokken belangen zelf af te wegen of zijn oordeel in de plaats te stellen van het oordeel van verweerder. Zij dient zich bij de beoordeling van de belangenafweging in een geval als het onderhavige terughoudend op te stellen en slechts te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
8. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter het volgende gebleken.
8.1 Aan verzoekers klacht over op verschillende podia gelijktijdig spelende musici is in zoverre tegemoet gekomen dat verweerder in de vergunning de nadere voorwaarde heeft opgenomen dat op podium 1 en podium 2 na een optreden tenminste 45 minuten geen nieuw optreden plaatsvindt. Het is de bedoeling de concerten alternerend te programmeren. Hierbij dient te worden aangetekend dat met deze voorwaarde de overlap van optredens niet volledig is weggenomen, omdat, zoals ter zitting aan de orde is geweest, in de programmering optredens op de genoemde podia zijn opgenomen die langer dan 45 minuten duren. De programmering van de optredens zal wel zodanig zijn dat overlap zo veel mogelijk wordt beperkt, aldus vergunninghoudster. Waar in het programma 2012 is opgenomen dat optredens op podium 1 en podium 2 op hetzelfde tijdstip zullen beginnen, zal de programmering nog worden aangepast, aldus vergunninghoudster. Daarnaast heeft vergunninghoudster ter zitting aangegeven dat na onderzoek door geluidsdeskundigen een oplossing voor verdere reductie van geluidsoverlast is gevonden door de boxen voor de lage tonen (onder 100 Hertz) op een andere locatie bij podium 1 en 2 te plaatsen. Hierdoor wordt het uitwaaieren van de lage tonen tegen de woningen op de Weissenbruchlaan sterk gereduceerd, juist voor de soort tonen die in de praktijk de meeste hinder veroorzaakt. Vergunninghoudster verwijst hiervoor naar een ter zitting overgelegd rapport “Jazzfestival Hillegersberg. Simulaties reductie geluidsdruk podium 1 op woonhuizen Weissenbruchlaan, van 8 augustus 2012. Ter zitting heeft vergunninghoudster toegelicht dat een dergelijk rapport over geluidsdruk ook voor podium 2 is opgesteld.
Met betrekking tot de geluidsterkte is de voorzieningenrechter verder gebleken dat is afgesproken dat tijdens het festival geluidsmetingen zullen worden verricht door de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR). Verzoeker heeft hiervoor zijn balkon beschikbaar gesteld. Indien daartoe aanleiding bestaat kunnen, bij overschrijding van de in de vergunning gestelde maximale geluidsnormen, direct handhavingsmaatregelen worden genomen door de daartoe bevoegde instantie(s). Verder heeft vergunninghoudster verklaard dat, om tegemoet te komen aan de klachten over geluidsoverlast, de looproute van de wandelende musici is aangepast, zodanig dat deze niet meer langs de flat van verzoeker komen. Verder zijn door verweerder - teneinde (geluids)overlast te beperken - in de vergunning de festivaltijden met een half uur ingekort ten opzichte van 2011.
8.2 Met betrekking tot de sanitaire voorzieningen is ter zitting naar voren gekomen dat verweerder in de vergunning weliswaar - in tegenstelling tot de vergunning voor 2011 - geen minimumaantal aan te plaatsen voorzieningen heeft opgenomen, maar dat de feitelijk door vergunningshoudster te plaatsen sanitaire voorzieningen ten opzichte van 2011 in aantal niet zijn gewijzigd. Op het festivalterrein zullen meer sanitaire voorzieningen aanwezig zijn dan het aantal dat in de evenementenvergunning 2011 als minimum was opgenomen. Van een verslechtering van de situatie, zoals verzoeker betoogt, is daarom geen sprake. Daarnaast heeft vergunninghoudster ter zitting toegezegd dat het ten tijde van het festival ter plaatse aanwezige beveiligingpersoneel de instructie zal krijgen om alert te zijn op wildplassers. Vergunningshoudster heeft daarbij opgemerkt dat tijdens het festival op het festivalterrein gedurende 24 uur per dag beveiliging rondloopt, maar dat deze in de nachtelijke uren uit twee personen bestaat, zodat het voor hen niet doenlijk is om na 23:00 uur speciale aandacht te besteden aan eventuele wildplassers. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat hetgeen buiten de vergunde uren plaatsvindt rondom het festivalterrein, niet zonder meer kan worden toegerekend aan vergunninghoudster. Verzoekers voorstel om de gemeentelijke stadswacht gedurende de nachten van het festival extra te laten controleren, valt buiten de beoordeling van dit geschil.
9. De voorzieningenrechter onderkent dat verzoeker - ook na de feitelijke extra maatregelen die vergunninghoudster heeft getroffen om overlast te beperken - overlast zal ondervinden als gevolg van het evenement. De voorzieningenrechter acht echter het belang van verzoeker bij het voorkomen van deze overlast niet doorslaggevend. Daarbij neemt zij in aanmerking dat het evenement in 2011 is geëvalueerd en dat er als gevolg van deze evaluatie aan de evenementenvergunning voor 2012 nadere voorwaarden zijn verbonden die beogen het geluid meer aanvaardbaar te maken. Met door vergunninghoudster ter zitting aangegeven feitelijke maatregelen die daarnaast getroffen zullen worden, zal de overlast verder kunnen worden beperkt. De voorzieningenrechter neemt verder in overweging dat het Jazzfestival Hillegersberg reeds tientallen jaren plaatsvindt, tienduizenden bezoekers trekt, en relatief kort duurt. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat verweerder de bij de vergunningverlening betrokken belangen op redelijke wijze heeft afgewogen en in redelijkheid tot vergunningverlening heeft mogen overgaan.
10. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.