ECLI:NL:RBROT:2012:BX6192
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- W.F. Lubberink
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure met voormalige vennoten van een VOF
In deze zaak heeft de opposante verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 24 februari 2012 door de kantonrechter te Rotterdam is uitgesproken. De opposante was veroordeeld om een bedrag van € 11.586,55 te betalen aan de V.O.F., vermeerderd met wettelijke rente. De opposante heeft echter niet de oorspronkelijke eisende partij, de V.O.F., gedagvaard, maar de voormalige vennoten van de V.O.F. De vraag die centraal staat is of de opposante ontvankelijk is in haar vordering, gezien het feit dat de V.O.F. ten tijde van de dagvaarding niet meer bestond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de V.O.F. op het moment van de dagvaarding nog niet was ontbonden, aangezien de ontbinding pas op 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden. De V.O.F. blijft rechtens bestaan voor de afwikkeling van lopende processen, wat betekent dat de opposante de V.O.F. in verzet had moeten dagvaarden in plaats van de voormalige vennoten. De rechtbank concludeert dat de opposante niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet de juiste partij heeft gedagvaard. De kosten van de procedure worden aan de opposante opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.
De uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van partijen in civiele procedures, vooral in gevallen waar vennootschappen en hun vennoten betrokken zijn. De rechtbank wijst erop dat de vennoten in privé niet in het geding betrokken zijn zolang de V.O.F. als eisende partij optreedt. Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.