ECLI:NL:RBROT:2012:BX6192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1337771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure met voormalige vennoten van een VOF

In deze zaak heeft de opposante verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 24 februari 2012 door de kantonrechter te Rotterdam is uitgesproken. De opposante was veroordeeld om een bedrag van € 11.586,55 te betalen aan de V.O.F., vermeerderd met wettelijke rente. De opposante heeft echter niet de oorspronkelijke eisende partij, de V.O.F., gedagvaard, maar de voormalige vennoten van de V.O.F. De vraag die centraal staat is of de opposante ontvankelijk is in haar vordering, gezien het feit dat de V.O.F. ten tijde van de dagvaarding niet meer bestond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de V.O.F. op het moment van de dagvaarding nog niet was ontbonden, aangezien de ontbinding pas op 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden. De V.O.F. blijft rechtens bestaan voor de afwikkeling van lopende processen, wat betekent dat de opposante de V.O.F. in verzet had moeten dagvaarden in plaats van de voormalige vennoten. De rechtbank concludeert dat de opposante niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet de juiste partij heeft gedagvaard. De kosten van de procedure worden aan de opposante opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

De uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van partijen in civiele procedures, vooral in gevallen waar vennootschappen en hun vennoten betrokken zijn. De rechtbank wijst erop dat de vennoten in privé niet in het geding betrokken zijn zolang de V.O.F. als eisende partij optreedt. Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
Vonnis
in de zaak van
[opposante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
opposante,
gemachtigde: mr. W.J. Robbe (ARAG-Nederland, Algemene Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.) te Leusden,
tegen
1. [geopposeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
gemachtigde: mr. J. Visser te Dordrecht,
2. [geopposeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
gemachtigde: mr. J. Visser te Dordrecht.
Partijen worden hierna ieder afzonderlijk “[opposante]”, “[geopposeerde sub 1]” respectievelijk “[geopposeerde sub 2]” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Overeenkomstig de inleidende dagvaarding van 30 december 2011, met producties, heeft [V.O.F. X] (hierna: “de V.O.F.”) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [opposante] te veroordelen aan haar te betalen de somma van € 11.586,55, te vermeerderen met rente en kosten zoals geformuleerd in de dagvaarding.
1.2 Bij verstekvonnis van 24 februari 2012 heeft de kantonrechter te Rotterdam, in de zaak met nummer 1310445 \ CV EXPL 12-1524, [opposante] veroordeeld om aan de V.O.F. tegen kwijting te betalen € 11.586,55, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 10.986,55 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [opposante] in de kosten van de procedure.
1.3 Bij exploten van 29 maart 2012, met producties, waarmee [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] als voormalige vennoten van de V.O.F. zijn gedagvaard, heeft [opposante] gevorderd bij vonnis dat zij zal worden ontheven van de veroordeling, tegen [opposante] uitgesproken bij voormeld verstekvonnis, met niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de oorspronkelijke eis en met veroordeling van [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] in de kosten van het verzet.
1.4 Ter rolle van 14 juni 2012 hebben [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] een conclusie van antwoord in oppositie, met een productie, genomen.
1.5 Ter rolle van 12 juli 2012 heeft [opposante] een conclusie van repliek in oppositie, met een productie, genomen.
1.6 De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.
2. De stellingen van partijen
2.1 Het meest verstrekkende verweer van [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] houdt in dat het verstekvonnis op naam van de V.O.F. staat en dat [opposante] de verzetdagvaarding dan ook had moeten uitbrengen op naam van de V.O.F. Verder had de betekening moeten plaatsvinden aan een van de vereffenaars conform artikel 51 lid 1 tweede zin Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Immers, de V.O.F. is op 1 januari 2012 ontbonden en bestond ten tijde van het uitbrengen van de verzetdagvaarding nog wel degelijk, zij het in liquidatie. De V.O.F. blijft rechtens bestaan voor zover er met betrekking tot haar nog verbintenissen bestaan.
De vermelding in het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat de V.O.F. was ontbonden per 1 januari 2011 was onjuist en is inmiddels gecorrigeerd, aldus [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2].
2.2 [opposante] heeft aangevoerd dat op het moment van het uitbrengen van de verzetdagvaarding uit het handelsregister bleek dat de V.O.F. per 1 januari 2011 (datum registratie 3 januari 2012) zou zijn uitgeschreven en dat de onderneming met ingang van
1 januari 2011 zou zijn voortgezet als eenmanszaak door [geoppo[geopposeerde sub 1]. Op grond van de (kennelijk thans onjuiste) gegevens uit het handelsregister heeft [opposante] aangenomen dat de V.O.F. niet meer bestond en heeft zij om die reden besloten de voormalige vennoten van de V.O.F. te dagvaarden. In dat kader wijst [opposante] erop dat eventuele fouten in het handelsregister ingevolge artikel 25 Handelsregisterwet niet tegen derden kunnen worden tegengeworpen.
Voorts merkt [opposante] op dat, mochten wel de juiste gegevens bekend zijn geweest, de V.O.F. in liquidatie zou zijn gedagvaard, maar dat ook in dat geval deze dagvaarding dan weliswaar aan de voormalige vennoten zou zijn betekend in hun hoedanigheid als vereffenaars. Het valt dan ook moeilijk in te zien dat er verwarring zou kunnen zijn over wie in rechte is betrokken.
Daarbij komt dat in de inleidende dagvaarding, die toch 2 dagen vóór de ontbinding is uitgebracht, geen melding wordt maakt van de op handen zijnde ontbinding en dat het verstekvonnis op 12 maart 2012 aan [opposante] is betekend op verzoek van de V.O.F. zonder de vermelding van liquidatie. Aldus heeft de V.O.F. door na haar ontbinding geen melding te maken van haar liquidatie bijgedragen aan het voortbestaan van het misverstand, zodat een beroep op de niet-ontvankelijkheid van [opposante] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, aldus [opposante].
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of het juridisch zuiver is dat [opposante] [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] in verzet heeft gedagvaard in plaats van de V.O.F.
3.2 De wet gaat uit van het beginsel dat een eenmaal tussen bepaalde partijen aangevangen rechtsgeding tussen dezelfde partijen moet worden voortgezet, ook in volgende instanties (HR 17 maart 1961, NJ 1961/310). Dit houdt onder meer in dat, ook wanneer alle rechten en verplichtingen van de vennootschap onder firma, die in eerste aanleg (eisende) partij was, op een eenmanszaak zijn overgegaan, hoger beroep of, zoals in dit geval, verzet moet worden ingesteld door de vennootschap onder firma bij exploot op te roepen. Daar komt bij dat uit artikel 32 lid 1 Wetboek van Koophandel alsmede bestendige jurisprudentie voortvloeit dat na de ontbinding van een vennootschap onder firma de bijzondere rechtstoestand van het afgescheiden vermogen blijft voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van de zaken van de vennootschap nodig is, waaronder de afwikkeling van lopende processen (HR 27 juni 1975, NJ 1976/128). Daarnaast geldt dat een tegen een vennootschap onder firma verkregen vonnis niet tegen de vennoten in privé kan worden geëxecuteerd doch uitsluitend op het vennootschappelijk vermogen. Redengevend hiervoor is dat de vennoten zich in een geding tegen de vennootschap niet kunnen bedienen van de verweermiddelen die hen persoonlijk betreffen (HR 9 mei 1969, NJ 1969/307).
3.3 Vastgesteld kan worden dat de V.O.F. ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 30 december 2011 nog niet was ontbonden, nu de ontbinding feitelijk op
1 januari 2012 heeft plaatsgevonden. De V.O.F., die gedurende de procedure is ontbonden, blijft dan ook – in ieder geval – tot de afwikkeling van de procedure voortbestaan en kan als zodanig in rechte blijven optreden en worden betrokken. Nu in casu uitsluitend de V.O.F. als eisende partij optrad, waren de vennoten in privé niet in het geding betrokken en had
[opposante] de V.O.F. in verzet moeten dagvaarden in plaats van de voormalige vennoten in privé. Dit betekent dat [opposante] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering in de verzetprocedure.
3.4 Hetgeen partijen voorts nog hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.5 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [opposante] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [opposante] niet ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt [opposante] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geoppo[geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] vastgesteld op € 300,00 aan salaris voor hun gemachtigde;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.