ECLI:NL:RBROT:2012:BX6248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/3668
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure tegen AFM

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om wijziging van een eerder getroffen voorlopige voorziening. De zaak betreft een last onder dwangsom die door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan Ferratum is opgelegd wegens het niet voldoen aan een informatievordering. AFM had Ferratum gelast om binnen tien werkdagen bepaalde informatie te verstrekken, met een dwangsom van € 4.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 80.000,00. Ferratum had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om wijziging van de voorlopige voorziening die op 2 augustus 2012 was getroffen, waarin de voorzieningenrechter had geoordeeld dat de besluitvorming van AFM voorlopig in rechte stand zou kunnen houden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek van Ferratum kennelijk ongegrond is. Hij heeft geoordeeld dat de stelling van Ferratum dat er geen krediet meer wordt aangeboden geen relevant novum is en dat de vordering tot het verstrekken van inlichtingen en gegevens noodzakelijk is voor AFM om te kunnen vaststellen of Ferratum heeft gehandeld in strijd met de Wet op het financieel toezicht (Wft). De voorzieningenrechter heeft ook de eerdere uitspraak van 2 augustus 2012 in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een andere voorlopige voorziening.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om wijziging van de voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is in aanwezigheid van de griffier, mr.dr R. Stijnen, genomen en afschrift is verzonden aan de betrokken partijen, waaronder Ferratum Netherlands B.V. te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3668
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2012 op het verzoek om wijziging van een uitspraak inzake voorlopige voorziening van
Ferratum Netherlands B.V. (Ferratum), te Amsterdam, verzoekster,
gemachtigde: mr. M.P.G.M. Gorgels,
in de zaak tussen
Ferratum,
en
Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM), verweerster.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft AFM Ferratum gelast binnen tien werkdagen na dagtekening van dit besluit nader omschreven informatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 4.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat niet aan de last is voldaan, tot een maximum van € 80.000,00. AFM heeft voorts beslist dat de lastoplegging op grond van het bepaalde in artikel 1:99, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) openbaar zal worden gemaakt wanneer een dwangsom wordt verbeurd.
Tegen dit besluit heeft Ferratum bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 2 augustus 2012 (zaaknummer AWB 12/2230) heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de besluitvorming van AFM naar zijn voorlopig oordeel inhoudelijk in rechte stand zal kunnen houden, maar heeft hij een louter op het voorkomen van het onmiddellijk verbeuren van de dwangsom gerichte beperkte voorlopige voorziening getroffen, in die zin dat het bestreden besluit is geschorst zodanig dat de schorsing afloopt drie werkdagen na verzending van de uitspraak.
Ferratum heeft de voorzieningenrechter verzocht om wijziging van de bij uitspraak van 2 augustus 2012 getroffen voorlopige voorziening. Zij verzoekt de begunstigingstermijn ten minste te schorsen totdat door AFM op bezwaar is beslist.
Overwegingen
1. Gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder partijen voorafgaand uit te nodigen voor een zitting. Op grond van het volgende is de voorzieningenrechter namelijk van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.
2. Op grond van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
3. Voor inwilliging van een verzoek om wijziging van een getroffen voorlopige voorziening of tot het treffen van een voorziening nadat een eerder verzoek daartoe is afgewezen bestaat slechts aanleiding indien er sprake is van:
- feiten die de voorzieningenrechter ten tijde van diens uitspraak niet bekend waren en die, indien zij wel bekend waren geweest, er toe zouden hebben geleid dat geen, dan wel een andere voorlopige voorziening zou zijn getroffen; dan wel
- gewijzigde omstandigheden op grond waarvan thans geen, dan wel een andere voorlopige voorziening moet worden getroffen.
4. Het bestreden besluit betrof een door middel van een last afgedwongen vordering van inlichtingen en gegevens aan de hand waarvan AFM alsnog zou kunnen vaststellen of (en in welke mate) Ferratum heeft gehandeld in strijd met artikel 2:60, eerste lid, van de Wft. De voorzieningenrechter heeft in zijn voornoemde uitspraak geoordeeld dat AFM op goede gronden informatie heeft gevorderd, dat zij in redelijkheid een last heeft kunnen opleggen en dat er geen gronden zijn voor het afzien van publicatie van de last. De stelling van Ferratum dat geen krediet meer wordt verstrekt danwel nimmer is verstrekt kan daar niet aan afdoen. De vordering tot het verstrekken van inlichtingen en gegevens is er immers op gericht dat AFM zelf kan vaststellen of Ferratum het verbod van artikel 2:60, eerste lid, van de Wft al dan niet heeft overtreden. Hetgeen Ferratum verder heeft opgemerkt over het ex nunc karakter van de heroverweging kan – wat daar verder van zij – niet afdoen aan het voorgaande. Het herhaalde beroep dat Ferratum doet op haar zwijgrecht kan reeds niet worden gevolgd omdat de voorzieningenrechter deze grond al heeft verworpen in de uitspraak van 2 augustus 2012. De stelling van Ferratum ten slotte dat de verlenging van de begunstigingstermijn met drie dagen onredelijk kort is en dat die er slechts toe strekte dat zij haar activiteiten zou staken kan evenmin slagen. Ten eerste zag deze termijn wel degelijk op het alsnog verstrekken van de gevorderde informatie en ten tweede heeft Ferratum geen begin van onderbouwing gegeven dat zij in overmacht verkeerde om binnen de geboden termijn aan de vordering te voldoen. Hetgeen Ferratum heeft aangevoerd levert derhalve geen nieuw gebleken feiten of gewijzigde omstandigheden op die aanleiding kunnen vormen tot een verdergaande voorlopige voorziening dan is getroffen in de uitspraak van 2 augustus 2012.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om wijziging van de bij uitspraak van 2 augustus 2012 getroffen voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.dr R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.