ECLI:NL:RBROT:2012:BX6303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406030 / HA RK 12-561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • P.H. Veling
  • H. van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met Belgische stukken

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsvrouw van de verzoeker. De verzoeker, die preventief gedetineerd was, had de rechters gewraakt op basis van de afwijzing van verzoeken om Belgische stukken in het dossier te voegen en om verbalisant [X] te horen. De raadsvrouw stelde dat deze afwijzingen de schijn van vooringenomenheid wekten, omdat de rechtbank niet openstond voor verder onderzoek naar de start van het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de verzoeken geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De beslissing van de rechtbank was helder en goed gemotiveerd, en de vrees van de verzoeker voor partijdigheid was niet objectief gerechtvaardigd. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de raadsvrouw niet voldoende waren om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig waren. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd dan ook bevestigd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 31 augustus 2012
Zaaknummer: 406030
Rekestnummer: HA RK 12-561
Parketnummer: 10/811012-12
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in [naam P.I.],
verzoeker,
raadsvrouw mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag
strekkende tot wraking van [namen gewraakte rechters], rechters in de rechtbank Rotterdam, sector Strafrecht (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 18 juli 2012 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met parketnummer 10/811012-12.
Bij fax d.d. 19 juli 2012 heeft de raadsvrouw van verzoeker de rechters van de meervoudige kamer gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek d.d. 19 juli 2012;
- alle relevante stukken uit het strafdossier met parketnummer 10/811012-12.
Verzoeker, zijn raadsvrouw, de rechters, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 20 augustus 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, diens raadsvrouw en de officier van justitie mr. H.H.A. Bijl. De rechters zijn - met voorafgaand bericht van verhindering - niet ter zitting verschenen. Omdat verzoeker de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, doch wel de Franse taal, was tevens aanwezig een tolk in die taal, mevrouw [naam tolk].
De raadsvrouw heeft aan de hand van een pleitnota haar standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
De raadsvrouw van verzoeker heeft overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities het wrakingsverzoek toegelicht. De pleitnotities zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Verkort en zakelijk weergegeven heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De start van het onderzoek door de Nederlandse justitiële autoriteiten roept belangrijke vragen op en de verdediging heeft het recht inzichtelijk te krijgen hoe die start is geweest. Door het afwijzen van verzoeken aangaande de start van het onderzoek - waarbij het criterium verdedigingsbelang is en het verzoeken ingevolge het artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering dan wel artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering betreffen, is de rechtbank vooruitgelopen op de inhoud van de door de verlangde getuige af te leggen verklaring alsmede op de inhoud van de stukken waarvan voeging in het dossier is verzocht., Dat heeft bij de verdediging de vrees doen ontstaan dat de rechters niet meer openstonden voor enig onderzoek ter zake en dat het in een later stadium van het onderzoek ter zitting nogmaals aandringen op dat nadere onderzoek in dat opzicht geen zin meer zou hebben. De rechtbank heeft derhalve de schijn gewekt geen belang te hechten aan de uitkomsten van een nog uit te voeren onderzoek, verificatie en transparantheid van het dossier door de verzoeken af te wijzen, terwijl die verzoeken gemotiveerd in het licht van het verdedigingscriterium zijn gedaan. Hiermee heeft de rechtbank de objectief gerechtvaardigde schijn gewekt vooringenomenheid te koesteren jegens verzoeker.
De verdediging verzoekt derhalve het verzoek tot wraking toe te wijzen.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust. Zij hebben hun gezamenlijke standpunt bij e-mail d.d. 13 augustus 2012 aan de griffier verwoord. Hun standpunt luidt -verkort en zakelijk weergegeven- als volgt.
Zoals verwoord in het proces-verbaal van de zitting van 18 juli 2012, heeft de rechtbank haar beslissing (tot afwijzing van de verzoeken) gemotiveerd door te verwijzen naar het internationale vertrouwensbeginsel, waaruit voortvloeit dat op basis van uit het buitenland verkregen CIE informatie en andere buitenlandse criminele informatie in Nederland een opsporingsonderzoek kan worden gestart.
Eerst wanneer er bijzondere omstandigheden zijn, zoals aanwijzingen dat de uit het buitenland verkregen informatie niet op rechtmatige wijze is vergaard, kan er aanleiding zijn voor nader onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank zijn feiten of omstandigheden dat hiervan mogelijk sprake is geweest, niet althans onvoldoende gesteld of gebleken.
De wijze waarop de rechters het verzoek tot het horen van een getuige en toevoeging bij de processtukken van een Belgisch dossier hebben beoordeeld, levert dan ook geen zwaarwegende aanwijzing op dat de rechters niet onpartijdig zijn of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Niet valt in te zien dat de rechters door het nemen van deze beslissingen de schijn van partijdigheid hebben gewekt.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt, dat ook al zou de beslissing die de rechters genomen hebben omtrent het verzoek tot het horen van een getuige en toevoeging van het Belgische dossier niet juist zijn, die enkele omstandigheid onvoldoende is om te spreken van een zozeer onbegrijpelijke beslissing dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven, dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
2.3.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
De rol van de officier van justitie bij een wrakingszitting is buitengewoon beperkt, ik ben immers geen partij in dezen. Ik verzoek de wrakingskamer het verzoek van de raadsvrouw af te wijzen. Ik ondersteun de beslissing van de rechtbank van 18 juli 2012. Mijns inziens is er in geen enkel opzicht sprake van vooringenomenheid en partijdigheid.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. De enkele omstandigheid dat de rechtbank de verzoeken van de raadsvrouw om de Belgische stukken in het dossier te voegen en verbalisant [naam] te horen heeft afgewezen vormt geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De beslissing is helder en goed gemotiveerd en zeker niet onbegrijpelijk in vorenbedoelde zin.
3.5
Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek ongegrond is en dient te worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [namen gewraakte rechters].
Deze beslissing is gegeven op 31 augustus 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. Versloot, griffier.