ECLI:NL:RBROT:2012:BX6308

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
407455 / HA RK 12-640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • P.H. Veling
  • H. van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot geluidsopnamen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, die in voorlopige hechtenis zat. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomenheid zouden koesteren, omdat zij hadden geweigerd om voorafgaand aan de pro forma-zitting op 16 augustus 2012 de geluidsopnamen te beluisteren die relevant waren voor de beoordeling van de ernstige bezwaren tegen de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de rechters de geluidsband niet hadden beluisterd, niet voldoende was om te concluderen dat zij niet onpartijdig waren. De rechters hadden ervoor gekozen om te wachten op een verbeterde versie van het proces-verbaal dat op basis van de geluidsopnamen zou worden opgemaakt, wat niet onbegrijpelijk was gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van de verzoeker en de rechters zorgvuldig gewogen. De verzoeker had aangevoerd dat de geluidsopnamen cruciaal waren voor zijn verdediging en dat de rechters hierdoor niet in staat waren om een eerlijke beslissing te nemen over de voortduring van zijn voorlopige hechtenis. De rechters hebben echter aangegeven dat zij voldoende informatie hadden om een beslissing te nemen op basis van de beschikbare stukken en dat de beslissing om de geluidsopnamen niet te beluisteren niet voortkwam uit vooringenomenheid.

De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechters niet onpartijdig waren. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard en afgewezen. Deze beslissing werd genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, waarbij de rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 24 augustus 2012
Zaaknummer: 407455
Rekestnummer: HA RK 12-640
Parketnummer: 10/730144-12
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans in voorlopige hechtenis in [naam P.I.],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [namen gewraakte rechters], rechters in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 16 augustus 2012 is door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, welke kamer werd gevormd door de rechters, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met het hierboven genoemde parketnummer.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechters gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, zijn raadsman, de rechters, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 23 augustus 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, alsmede de officier van justitie mr. M.C. Loman.
De rechters zijn - met voorafgaand bericht van verhindering - niet ter zitting verschenen.
De raadsman van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
In de beleving van verzoeker is er bij de rechters sprake van een schijn van vooringenomenheid. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er zeer veel twijfel bestaat over de juistheid van de uitwerking door verbalisant [X] van de geluidsopnamen die in het hotel zijn gemaakt van gesprekken tussen de verdachten (waaronder verzoeker) en de vrouw die aangifte deed van verkrachting door de verdachten. Deze twijfel wordt versterkt doordat de rechter-commissaris deze geluidsfragmenten heeft beluisterd en hierover uitlatingen heeft gedaan in die zin, dat zij daarin een aanmoediging hoorde door de aangeefster in de richting van de latere verdachten. De rechter-commissaris heeft haar uitlating niet opgenomen in haar proces-verbaal van bevindingen en was daar - op daartoe strekkend verzoek van de verdediging - ook niet alsnog bereid.
2.1.2
Omtrent de geluidsopnamen heeft het Openbaar Ministerie in de raadkamer gevangenhouding en in hoger beroep bij het Gerechtshof gesteld dat de verklaring van de aangeefster door de geluidsopnamen wordt ondersteund. Echter niet alles van de geluidsfragmenten is te verstaan en op de geluidsfragmenten zijn passages te horen die juist ontlastend zijn voor verzoeker.
2.1.3
Eén dag voor de zitting van 16 augustus 2012 is een aanvullend proces-verbaal in het griffievakje van de raadsman van verzoeker gedeponeerd, dat de raadsman in de ochtenduren van de dag van de zitting heeft aangetroffen. In dat aanvullend proces-verbaal bevindt zich onder meer een proces-verbaal van bevindingen omtrent de geluidsfragmenten. Verbalisant [Y] heeft één en ander uitgeluisterd, maar heeft slechts één passage van de geluidsfragmenten in één A4-tje opgenomen. Dit betreft alleen een passage die belastend is voor verzoeker.
2.1.4
De geluidsfragmenten spelen een grote rol bij de beoordeling van de ernstige bezwaren jegens verzoeker en de rechters moeten hiervan kennis nemen. De raadsman van verzoeker heeft de rechters voorafgaande aan de zitting schriftelijk verzocht om van de geluidsfragmenten kennis te nemen, maar dit is geweigerd door de rechters. De interpretatie van verzoeker van de reactie van de rechters van 10 augustus 2012 is dat de rechters zich hebben gebaseerd op het tijdsargument, nu het uitluisteren zo'n twee uur in beslag zou nemen. Dat is niet juist. De raadsman heeft de opname zelf beluisterd en dit kostte slechts een half uur.
Daarnaast is het beluisteren van de geluidsfragmenten volgens de rechters prematuur. Dit is echter niet het geval, nu het proces-verbaal van bevindingen omtrent het beluisteren van de geluidsfragmenten door verbalisant [X] onderdeel uitmaakt van het dossier.
2.1.5
Verzoeker zit nu reeds drie maanden in voorlopige hechtenis en het is zijn recht dat de rechters kennis hebben van het hele dossier; zeker als de verdediging de rechters verzoekt om bestudering van één zeer belangrijk onderdeel van het dossier.
Verzoeker heeft het gevoel dat hij op dit moment geen eerlijk proces krijgt, omdat de rechters voor een goede beoordeling van de ernstige bezwaren en de voorlopige hechtenis de geluidsfragmenten zouden moeten beluisteren en dit desverzocht hebben geweigerd. Dit gevoel wordt voor verzoeker nog versterkt door de omstandigheid dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 augustus 2012 aan het slot - na de mededeling van de voorzitter dat de behandeling ter zitting wordt geschorst en dat de wrakingsverzoeken zo spoedig mogelijk zullen worden behandeld door een wrakingskamer - nog een aantal mededelingen bevat, die in werkelijkheid niet zijn gedaan.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en voeren daarbij - zakelijk weergegeven - het volgende aan:
2.2.1
Met verwijzing naar het proces verbaal van de zitting van 16 augustus 2012 geven de rechters de rechtbank in overweging het verzoek ongegrond te verklaren.
Door de raadsman is aangevoerd dat de rechters de objectief gerechtvaardigde schijn hebben gewekt jegens verzoeker vooringenomenheid te koesteren. De rechters zouden immers de schijn hebben gewekt geen belang te hechten aan het zelf beluisteren van de geluidsopnamen die in het hotel zijn gemaakt van gesprekken tussen de verdachten (waaronder verzoeker) en aangeefster, waardoor de rechters niet/onvoldoende in staat zijn om de ernst van de bezwaren tegen verzoeker (en daarmee het al dan niet voortduren van zijn voorlopige hechtenis) te beoordelen.
2.2.2
De verdachten (waaronder verzoeker) worden ervan verdacht :
1) tezamen en in vereniging in de nacht van 15 op 16 april 2012 aangeefster [naam] (geb. [geboortedatum]) te hebben verkracht en
2) ontucht met dit 13-jarige meisje te hebben gepleegd.
Bij de voorgeleiding op 9 mei 2012 heeft de rechter-commissaris alleen de bewaring bevolen voor het tweede feit, omdat er voor feit 1) onvoldoende ernstige bezwaren zouden zijn. Na appel van het Openbaar Ministerie heeft de raadkamer van de rechtbank op 22 mei 2012 alsnog ook de voorlopige hechtenis voor feit 1 bevolen.
2.2.3
Behalve de verklaring van aangeefster over hetgeen zich die nacht in het hotel zou hebben afgespeeld, bevindt zich in het dossier onder andere ook een proces-verbaal van bevindingen met de uitwerking van geluidsopnamen die in het hotel zijn gemaakt.
Op 28 juni 2012 is aangeefster in het kader van een mini-instructie door de rechter-commissaris gehoord in bijzijn van de raadsman en de officier van justitie. Dit verhoor is niet goed verlopen en kon niet worden afgemaakt. Daaruit blijkt ook dat de rechter-commissaris de geluidsopnamen voor het verhoor zelf had beluisterd.
2.2.4
Na het afgebroken verhoor op 28 juni 2012 heeft de rechter-commissaris de raadsman en de officier van justitie meegedeeld dat zij de rechtbank zou verzoeken voor de pro forma-zitting ook zelf deze opnamen te beluisteren. De advocaat van verzoeker verzocht per fax van 4 augustus 2012 ook om het beluisteren van de opnamen voor de zitting.
Naar aanleiding van laatstgenoemde mail en fax van de raadsman nam de gewraakte voorzitter telefonisch contact op met de officier van justitie om te vragen waar de band met de opname zich bevond en te verzoeken deze op 15 augustus 2012 - de dag voor de zitting en de enige datum waarop de betreffende strafkamer compleet zou zijn om de opnamen te beluisteren - beschikbaar te stellen. De officier van justitie deelde toen mee dat de opname van slechte kwaliteit was en vaak slecht verstaanbaar, maar dat gewerkt werd aan technische verbetering van de opname en dat op korte termijn een proces-verbaal met de nieuwe uitwerking van de opname beschikbaar zou komen. Gelet op deze omstandigheid heeft de gewraakte voorzitter de raadsman van verzoeker per fax van 10 augustus 2012 bericht dat de rechtbank het beluisteren van de oude opnamen (van slechte kwaliteit) prematuur vond.
2.2.5
Op 13 augustus 2012 zond de raadsman opnieuw een fax en herhaalde zijn verzoek met als argumentatie dat de rechtbank anders niet goed in staat zou zijn de ernstige bezwaren (en daarmee de al dan niet continuering van de voorlopige hechtenis) te beoordelen. Tevens verzocht de raadsman om van het beluisteren een proces-verbaal van bevindingen op te maken en dat - zo mogelijk - voor de zitting beschikbaar te stellen. De rechtbank deelde per fax van 14 augustus 2012 mee geen aanleiding te zien op haar standpunt terug te komen.
2.2.6
Een dag voor de zitting ontving de rechtbank een aanvullend proces-verbaal, opgemaakt op 13 augustus 2012, waarin onder meer een proces-verbaal van bevindingen met een aantal fragmenten die op verzoek van officier van justitie uit de technisch bewerkte opnamen was gelicht. De raadsman ontving dit proces-verbaal pas vlak voor de zitting. Ter zitting deelde de officier van justitie mee dat de volledige uitwerking binnen 14 dagen beschikbaar zou komen.
2.2.7
Door de raadsman werd de rechters op de pro forma-zitting van 16 augustus 2012 gevraagd zich in de raadkamer terug te trekken om alsnog de (oude dan wel nieuwe) opnamen te gaan beluisteren, omdat de rechtbank anders niet in staat zou zijn het al dan niet aanwezig zijn van voldoende ernstige bezwaren (voor feit 1) en daarmee het al dan niet continueren van de voorlopige hechtenis te beoordelen.
Na beraad is de verdediging meegedeeld dat de rechters dit niet zouden doen, omdat - afgezien van het feit dat de technisch verbeterde versie van de opnamen en de uitwerking daarvan fysiek nog niet voor handen waren - zij zich op basis van de voorhanden stukken voldoende geïnformeerd achtte om de bezwaren te kunnen beoordelen. Daarop zijn de rechters gewraakt.
2.2.8
De wijze waarop de rechters het verzoek tot het onmiddellijk in raadkamer beluisteren van opnamen hebben beoordeeld levert geen zwaarwegende aanwijzing op dat de rechters niet onpartijdig zijn of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Niet valt in te zien dat de rechters door het nemen van deze beslissing de schijn van partijdigheid hebben gewekt.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat ook al zou de beslissing die de rechters genomen hebben omtrent bovengenoemd verzoek niet juist zijn, die enkele omstandigheid onvoldoende is om te spreken van een zozeer onbegrijpelijke beslissing dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven, dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven, althans dat de door verzoekers daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
2.3
De officier van justitie is van mening dat de afwijzing door de rechters van het verzoek van de verdediging om de geluidsfragmenten voorafgaande aan, of tijdens de pro forma-zitting van 16 augustus 2012 uit te luisteren, geen feit of omstandigheid vormt waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor zover de verdediging meent dat de rechters een beslissing wilden gaan nemen over de vraag of de voorlopige hechtenis van verzoeker moet voortduren (en of daarvoor voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn) terwijl de rechters onvoldoende zijn voorgelicht met betrekking tot de stand van het onderzoek, met name omdat het lezen van het proces-verbaal van [X] daartoe onvoldoende zou zijn en het uitluisteren van de geluidsfragmenten noodzakelijk is, kan het Openbaar Ministerie zich daarin niet vinden. Op basis van het voorliggende dossier konden de rechters deugdelijk beslissen over de voorlopige hechtenis van verzoeker. Uit niets blijkt dat niet meer kan worden uitgegaan van het proces-verbaal van [X]. De officier van justitie betwist dat zij in een telefoongesprek heeft gezegd dat de geluidsopname slecht zou zijn. Het is wel zo dat er gewerkt is aan het verbeteren van de opname, dat er een nieuwe versie van de opname is en dat er door een andere verbalisant dan [X] of [Y] wordt gewerkt aan het uitwerken van die nieuwe versie in een nieuw proces-verbaal, dat op afzienbare termijn beschikbaar komt.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van de rechters op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
Het enkele feit dat de rechters geweigerd hebben voorafgaande aan- of tijdens de pro forma-zitting van 16 augustus 2012 de geluidsband te beluisteren is niet een beslissing als hiervoor bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is op zich niet onbegrijpelijk dat de rechters er de voorkeur aan hebben gegeven het op korte termijn gereed komen van een proces-verbaal, opgemaakt op basis van een verbeterde versie van de geluidsband, te willen afwachten, ook niet in het stadium van het onderzoek waarin dat proces-verbaal nog niet gereed is, maar de rechters reeds wel hebben te beslissen over de vraag of er voldoende ernstige bezwaren jegens verzoeker bestaan voor het laten voortduren van zijn voorlopige hechtenis. Hetgeen de raadsman van verzoeker met betrekking tot de weergave van de geluidsband heeft aangevoerd maakt wel aannemelijk dat nader onderzoek met betrekking tot die weergave noodzakelijk was doch brengt niet met zich dat de rechtbank gesteld voor de vraag of de voorlopige hechtenis moest of kon voortduren zich niet meer kon baseren op de ter zitting bekende onderzoeksresultaten. De omstandigheid dat de rechter-commissaris - die geen kennis had van het vervaardigen of gereed komen van een verbeterde versie van de geluidsopname, die vervolgens nog uitgewerkt moest worden in een proces-verbaal - bij de rechters had aanbevolen kennis te nemen van de geluidsband, maakt het voorgaande niet anders.
3.7
Op grond van het voorgaande is de wraking ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [namen gewraakte rechters].
Deze beslissing is gegeven op 24 augustus 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.